Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 22


 

Openbaring 22:1,2 


En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van Goden van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vruchtgevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren.

Voor het laatst wordt de gemeente aan Johannes in een visioen getoond. Het beeld is nu niet meer een tempel, maar een paradijs. Gods Woord begon met een aards paradijs en eindigt met een hemelse lusthof.

Op het tempelplein ziet Johannes nu geen tempel, maar de hof van Eden. Hier wordt de gemeente dus als een tuin voorgesteld. Paulus was ook eenmaal in geestverrukking in dit paradijs en hij zag daar onuitsprekelijke dingen. Het accent valt nu op de laatste functie van de gemeente in de voltooiing van het nieuwe Jeruzalem. In het vorige gezicht werd de gemeente uitgebeeld door het stralende licht waarbij de volken wandelden. Nu valt de aandacht op de gemeente als het geboomte des levens.

Er staat letterlijk "het hout" des levens. Hier kunnen één of meer bomen mee worden bedoeld, maar de uitdrukking "aan weerszijden" doet denken aan een verzamelnaam, dus aan "geboomte". Dit komt dan overeen met het visioen in Ezechiël 47:12, waar staat: "Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel".

De priester-profeet had deze tempel niet beschreven, omdat hij) eenmaal op aarde zou worden gebouwd, maar opdat het volk des Heren wáár het zich ook bevond, zich voortdurend met dit model zou bezighouden, teneinde de geestelijke betekenis en de geestelijke realiteit ervan tot zijn eigendom te maken. Juist omdat deze tempel nimmer op aarde zou worden gebouwd, werden de gelovigen gedwongen tot het bedenken van de dingen die bovenwaren. Zij moesten "nameten" of "naspeuren op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen, doelde" (1 Petr. 1:10).

De nieuwtestamentische christenen behoren op dezelfde wijze Christus te zien als de hogepriester der toekomende goederen, en de schaduwachtige zaken van een tempel, die op de aarde nimmer zou gezien worden, te transponeren naar de hemelse gewesten. Het geboomte des levens draagt rijpe vruchten en deze dienen tot geestelijk voedsel der volken en hun bladeren tot artsenij. Het geboomte des levens komt overeen met de boom des levens die in het paradijs Gods is" (2:7).

De gemeente van overwinnaars is immers gelijkvormig aan het beeld van de Zoon. Haar leden zijn aan Hem gelijk (1 Joh. 3:2). De vruchten wijzen op het eeuwig evangelie dat door hen ook nog op de nieuwe aarde wordt verkondigd en de bladeren op de ontplooiing van de geestelijke begaafdheden, waardoor allen die beschadigd ingingen, volkomen zullen herstellen.

Een voorname plaats in de hof neemt de stroom van levend water in, een beeld van de Heilige Geest die uitgaat van de Vader en de Zoon. Dit wordt voorgesteld door het ontspringen van deze rivier uit de troon van. God en het Lam. Het is levenverwekkend, helder water dat de hof besproeit en deze tot groei en wasdom brengt. De Heilige Geest voedt en bekrachtigt de gemeente, zodat deze een gezond en krachtig geboomte is. Voor iedere zoon van God geldt: "Want hij is als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn vrucht geeft op zij n tijd, welks loof niet verwelkt; al wat hij onderneemt, gelukt". (Ps. 1:3).

Alle bomen zijn het gehele jaar groen en alle dragen voortdurend vrucht, wat in het beeld voorgesteld wordt door niet eenmaal per jaar, maar eenmaal per maand, dus twaalf keer per jaar, vrucht voort te brengen.

 

Openbaring 22:3,4 


En niets vervloekt zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn.

In het hemels paradijs is geen slang, want deze hof ligt binnen de poorten van het nieuwe Jeruzalem. Naar de voorspelling van Zacharia 14:11 zal er geen ban meer in deze stad zijn. Vervloeken betekent: overleveren aan de machten en invloeden van het rijk der duisternis. In dit paradijs is niets meer dat aan de duivel toebehoort of aan boze geesten herinnert. Alleen God zal er zijn en het Lam, dat is Christus met zijn gemeente. Want ook zij zitten in dezelfde troon als het Lam, zoals gezegd werd: "Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon" (3:21).

Het eigenlijke heiligdom van de stad is de troon van God. Hier is Hij zichtbaar tegenwoordig onder zijn uitverkorenen. De dienaars zijn de rechtvaardigen uit de volken. Zij zijn met God en het Lam door een band van eeuwige liefde en verering verbonden. De naam van God is op hun voorhoofden als teken, dat zij Hem voor eeuwig toebehoren. In het oude verbond kon niemand Gods aangezicht zien en leven, maar nu zijn zij in eeuwigheid als geestelijke mensen in zeer nauw contact met Hem, zijn aangezicht aanschouwende, wat de hoogste graad van zaligheid betekent.

 

Openbaring 22:5 


En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen tot in alle eeuwigheden.

Opnieuw wordt gezegd dat de tijd van de duisternis voorgoed voorbij is. De eindeloze eeuwen zijn aangebroken, waarin God alles in allen is. De rechtvaardige volken zijn hersteld en in bezit genomen door de Geest van God, want er staat: "God de Heer zal over hen lichten". De volken zullen dan van buitenaf niets meer nodig hebben om licht en leven te bezitten. Iedere rechtvaardige zal als koning heersen over de werken van Gods handen. De uitdrukking" tot in alle eeuwigheden" staat ook in hoofdstuk 20:10, waar vermeld wordt dat het beest en de valse profeet dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden.

Er is geen vernietiging in de geestelijke wereld en geen alverzoening. Er is een eindeloos wel en een eeuwig wee. Eindelijk is de voltooide mens Gods te voorschijn gekomen, een geestelijk mens, een koning en heerser over de werken van Gods handen. Het Woord Gods dat uitging, overwinnende en om te overwinnen heeft zijn loop voleindigd om het herstelplan volledig uit te voeren. De uitverkorenen zijn zelfs meer dan overwinnaars geworden, want ze zijn nu mederegeerders op de troon van God. Eenmaal sprak de Schepper: "Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis".

God zocht dus klaarblijkelijk medewerkers met wie en door wie Hij zijn plan ten uitvoer kon brengen. De eerste Adam was alleen medewerker van God in zoverre hij mensen voortbracht. Maar van "naar ons beeld en als onze gelijkenis" kwam niet veel terecht. Op zijn best kwamen er goede, natuurlijke mensen naar het beeld van Adam, die niet al te zeer bezet gebied werden en die nog "van nature dingen deden, die de wet gebiedt" (Rom. 2:14).

Opnieuw schiep God één mens, de laatste Adam. Hij deed dit door Maria heen. Tot haar werd gezegd: "Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis". Maria werd in deze zaak een vrijwillige medearbeidster. Zij sprak immers: "Mij geschiede naar uw (overwinnend) woord". Jezus was het beeld van God. Tevens was Hij in de gestalte van een mens. God was evenwel niet klaar met één mens die door ontwikkeling het doel had bereikt. Hij sprak immers in den beginne over "mensen".

De ene mens zou de mensheid uit de macht van de satan loskopen, teneinde de mogelijkheid te scheppen dat er vele zonen tot heerlijkheid zouden worden gebracht, Er zou bloed moeten vloeien als losprijs, opdat vervuld zou worden: "Wanneer Hij Zichzelf ten schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nakomelingen zien" (Jes. 53:10).

Tot dit Lam dat geslacht was, de volmaakte Zoon van God en Zoon des mensen, die in het raadsplan van de Schepper reeds de overwinning behaald had, sprak God: "Laat Ons mensen maken die naar het beeld van God en naar uw beeld zijn geschapen". Nadat Christus de mens vrijgekocht had, begon het herstel aller dingen. De Vader geeft dit in handen van de Zoon, want "het Lam is waardig de boekrol te openen", waarin over de wederoprichting aller dingen staat geschreven.

Dit programma draagt de Vader over aan de Zoon als uitvoerder, en deze wacht op de leden van zijn Lichaam, de gemeente, als mede-arbeiders. Wanneer wij ons opstellen en machten gaan weerstaan en uitwerpen, vangt ook door ons het herstelproces aan en kan de beschadigde schepping geheeld worden. De zuchtende schepping ziet uit naar deze geopenbaarde zonen Gods.

Ook het opstaan tot een nieuw leven en het toetreden als medewerker van de nieuwe mens gebeuren op vrijwillige basis. Ook bij ons moet de gezindheid zijn: "Ons geschiede naar uw overwinnend woord". Maria stelde zich vrijwillig beschikbaar voor de werking van de Heilige Geest teneinde een Zoon voort te brengen, die Gods Zoon zou genaamd worden. Het offer van Jezus was vrijwillig en onze keuze is ook vrijwillig. Niemand kan een mens dwingen om tot een geestelijk wezen te worden omgevormd, dus tot een zoon van God.

God sprak: "Laat ons mensen maken". Deze mensen ontstaan, indien wij het evangelie van het Koninkrijk der hemelen prediken en dit woord in geloof wordt aangenomen en het in de inwendige mens gaat doen wat Hem behaagt en waartoe Hij het heeft gezonden.

In Openbaring 12 lezen wij dat er een vrouw is, de ware gemeente, die een mannelijk wezen baart, beeld van de zonen Gods. Op de uitspraak: "Laat ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis" heeft ook deze medewerkster dus haar inzet gegeven. Ook zij spreekt: "Mij geschiede naar uw zegevierend woord". Johannes heeft ons doen zien, dat het Lam stond op de berg Sion, omringd door de honderdvierenveertigduizend, die gekocht zijn uit de mensen als eerstelingen voor God en het Lam.

In hun mond is geen leugen gevonden en ze zijn onberispelijk. Ze zijn dit geworden na hun herstel door een ontwikkelingsproces. Dit symbolische aantal zal in staat worden gesteld om in het vrederijk en op een nieuwe aarde de herschepping tot volkomenheid te brengen.

Er zijn vele miljarden mensen nodig om de rijkdom van de menselijke geest te openbaren. Daarom moest de mens zich vermenigvuldigen. Maar er is ook een ontelbare schare nodig om de Geest Gods een plaats te geven. Dan kan de Allerhoogste die woning in hen heeft gemaakt, Zich ten volle kwijt aan de mensheid. Deze moet zich daartoe niet alleen vermenigvuldigd hebben, maar ook tot ontzaglijke hoogte in de geestelijke wereld zijn gestegen om dit mogelijk te maken. Duizenden en duizenden jaren zullen voorbijgaan voordat God alles in allen is.

Welk een opdracht hebben deze koningen, met wie Johannes zijn visioenen over de herschepping besluit. Nadat zijn herstelplan in hen, met hen en door hen beëindigd is, blijven zij in alle aeonen koningen om de gedachten van de eeuwig creatieve Schepper over te nemen en uit te voeren. Wat een toekomst, wat een heerlijkheid, wat een onvoorstelbaar geluk wacht allen die volharden tot het einde.

 

Openbaring 22:6 


En Hij zeide tot mij. Deze woorden zijn getrouw en waarachtig en de Here, de God van de geesten der profeten, heeft zijn engel gezonden om zijn knechten te tonen hetgeen weldra geschieden moet.

Het slot der Openbaring sluit aan bij het begin. Hij die eerst tot Johannes gesproken had, wendt Zich opnieuw op dezelfde manier tot zijn dienstknecht. De spreker is Jezus Christus, die tussen de gouden kandelaren wandelt. Hij is als Woord Gods getrouw en waarachtig en dit geldt ook voor de visioenen die Johannes op zijn bevel neerschreef. "De Here, de God van de geesten der profeten" is Jezus zelf. Hij is de God der profeten, zoals Mozes voor zijn broeder tot een god was, want er staat: "Hij zal voor u tot het volk spreken en zo zal hij u tot een mond zijn en gij zult hem tot god zijn" (Ex. 4:16).

De gedachten van Jezus worden in de geest der profeten gelegd en deze spreken zijn woorden in de wereld, want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie" (19:10).

Dit spreken is het bewijs dat Jezus leeft en zijn volk inspireert en leidt.

Opnieuw wordt gesproken over de engel van Jezus. Wij schreven hierover bij hoofdstuk 10:1. Deze engel wordt uitgezonden ten dienste van de dienaars van Jezus. Hij moet de toekomende dingen tonen, want deze zullen weldra geschieden. Wij denken bijvoorbeeld aan de vier apocalyptische ruiters uit hoofdstuk 6, die de ontwikkeling van de gemeente en haar strijd in de voorbij gegane eeuwen voorstellen. Reeds ten tijde van de apostel gingen zij uit.

 

Openbaring 22:7-9 


En zie, Ik kom spoedig. Zalig hij die de woorden der profetie van dit boek bewaart! En ik, Johannes, ben het die deze dingen boorde en zag. En toen ik ze gehoord en gezien had, wierp ik mij neder voor de voeten van de engel, die ze mij toonde, om te aanbidden. Maar hij zeide tot mij. Doe dat niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, de profeten, en van hen, die de woorden van dit boek bewaren; aanbid God!

Herhaaldelijk wordt betuigd, dat Jezus spoedig komt (12 en 20). Ook Jacobus zegt: "De komst des Heren is nabij" (5:8). Maar de Heer vertoeft, totdat de vroege en de spade regen gevallen is. Wanneer wij overtuigd zijn, dat wij in de tijd van de late regen leven, kan de komst des Heren niet ver meer zijn. Voor ons menselijk denken is 2000 jaar lang, maar God rekent met eeuwigheden en bij Hem zijn duizend jaar als één dag.

De woorden van de profetie in de Openbaring zijn die van Jezus. Hij sprak: "Indien Iemand mijn woord bewaard heeft, hij zal de dood in eeuwigheid niet aanschouwen" (Joh. 8:51). Een waar kind van God heeft dus eeuwig leven en is nu reeds zalig.

Wat Johannes gezien had, was zo machtig, dat het hem geheel overweldigd had. Hij staat in het geloof van de waarachtigheid dezer dingen en is er als apostel zeker van. Het is als het ware de ondertekening met zijn naam: "En ik, Johannes". Johannes weet dat zijn fantasie hem geen parten speelde, maar dat zijn innerlijke mens in de hemel opgetrokken was geweest. In het begin viel Johannes als dood aan de voeten van zijn Heer. Dat was geoorloofd; hij werd toen niet terechtgewezen, maar Jezus legde de rechterhand, de kracht van de Heilige Geest, op hem en sprak hem toe.

Nu valt hij" aan de voeten van de engel met de bedoeling te aanbidden. Deze aanvaardt geen hulde, maar stelt zich op één lijn met de apostel als dienaar van God en met diens broeders, de profeten, die de woorden Gods ook spreken, evenals de engel. Van de engelen is geschreven, dat zij het woord Gods volvoeren "luisterend naar de klank van zijn woord" (Ps. 103:20), dus dat zij evenals de profeten door de Heer geïnspireerd worden.

De engel is ook de mededienstknecht van hen die de woorden Gods die in de Openbaring geschreven zijn, bewaren, dat wil zeggen: deze woorden opnemen en" zich ernaar richten. Slechts God mag aangebeden worden, want Hij zal alles in allen zijn. Zij n voltooid plan is ter ere van zijn naam en tot vergroting van zijn heerlijkheid. Toen de gemeente de volkomenheid bereikt had en als overwinnaar gereed stond de schepping te herstellen werd gezegd: "Dit zijn de waarachtige woorden van God" (19:9).

Daarna wierp Johannes in diepe bewondering voor het plan Gods zich aan de voeten van de engel om te aanbidden. Ook toen werd dit afgewezen. Nu is er evenwel een nog veel groter heil geopenbaard, want niet alleen de gemeente is gereedgekomen, maar het gehele nieuwe Jeruzalem heeft de volheid van de Geest bereikt. Ook deze profetische toezeggingen zijn getrouw en worden vervuld. De rechtvaardigen van het oude en nieuwe verbond zijn nu allen volkomen. Welk een vooruitzicht en heil voor allen die God in waarheid dienen!

Daarom klinkt bij de openbaring van de gemeente: "Aanbid God!" (19:10) en bij de voltooiing van het gehele Godsrijk, waar oud en nieuw verbond tezamen gevoegd worden, evenzo: "Aanbid God!" Dan is er één herder en één kudde. "Want uit Hem en door Hem en tot Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen" (Rom. 11:36).

 

Openbaring 22:10 


En hij zeide tot mij: "Verzegelde woorden van de profetie van dit boek niet, want de tijd is nabij.

Opnieuw spreekt Jezus tot Johannes. Of dit gaat door middel van zijn engel, of dat hier sprake is van directe inspiratie door de Heilige Geest, wordt niet vermeld. Bovendien weten wij zeer weinig van de taak der heilige engelen inzake profetie en gezichten. Zo schonk God eenmaal de wet aan Israël. In het Nieuwe Testament wordt vermeld, dat dit geschiedde door bemiddeling van engelen. (Hand. 7:3 8 en Hebr. 2:2).

Wie door de Heilige Geest spreekt, ontvangt de woorden Gods niet van buitenaf, maar van binnen uit. "Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart" (Rom. 10:8).

Wanneer een engel spreekt, komt de boodschap van buitenaf tot de mens.

In hoofdstuk 1:3 was gezegd: "Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij". Daarom mogen de profetieën niet verzegeld worden, dat wil zeggen dat zij gelezen en verstaan moeten kunnen worden door de gemeente van Jezus Christus. Want de tijd dat zij in vervulling gaan, is niet ver meer.

Reeds in de dagen van Johannes begon het woord Gods uit te gaan" overwinnende en om te overwinnen" en moest al geschreven worden dat de geest van de antichrist, dat is die van de dwaling, reeds in de wereld was. (Joh. 4:3,6).

De profetieën mogen niet worden geheim gehouden of slechts aan een elite toevertrouwd, maar ter kennis van alle gemeenten worden gebracht, opdat de gelovigen er leiding, kracht en troost uit zouden kunnen putten.

 

Openbaring 22:11 


Wie onrecht doet, hij doet nog meer onrecht; wie vuil is, hij worde nog vuiler; wie rechtvaardig is, hij bewijze nog meer rechtvaardigheid; wie heilig is, bij worde nog meer geheiligd.

Hoe meer het einde nadert, des te feller de tegenstelling wordt tussen het goede en het kwade. Het oordeel of de scheiding wordt steeds groter. In het einde wordt duidelijk zichtbaar wie van God is en wie de boze toebehoort. Dan is het verschil tussen tarwe en onkruid aanwijsbaar. Ook de profeten van het oude verbond spraken over de verdieping van deze kloof. Joël profeteerde over de uitstorting van Gods Geest aan de ene zijde, en van bloed, vuur en rookwalm aan de andere zijde.

Jesaja sprak over dit uiteengaan der geesten: "Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Here opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden". (Jes. 60:1,2).

De beslissing die ieder christen door een vrij wilsbesluit genomen heeft, komt in de eindtijd tot volledige uitwerking. Het zaad dat gestrooid is, hetzij tarwe of onkruid, komt tot volle rijpheid, opdat de rechter zijn oordeel kan vellen.

Hier zegt de profetie op welke wijze dit proces zich in leder mens persoonlijk voltrekken zal. Wie onrecht doet, wie niet handelt naar de wetten van God, zal op dat pad voortgaan en zich hoe langer hoe verder van het recht en van de wet Gods verwijderen. Zijn einde is de wetteloosheid. Wie vuil is, dus besmet door de machten der duisternis, zal van kwaad tot erger vervallen en de boze geesten zullen zich steeds meer in hem en door hem openbaren.

Wie rechtvaardig is, dat wil zeggen gereinigd door het bloed van het Lam Gods door het geloof, zal hoe langer hoe meer rechtvaardige werken tonen. Hij zal voortgaan op de weg der gerechtigheid. Wie heilig is, dus afgezonderd van het kwaad en geheeld of genezen, zal steeds meer door de inwoning van de Heilige Geest losgemaakt worden van de beïnvloeding der onreine geesten en opwassen naar het beeld van Jezus Christus, het heilig model.

 

Openbaring 22:12 


Zie Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naar dat zijn werk is.

Wederom zegt de Heer dat Hij spoedig komt en Hij zal dan vergezeld zijn van de wolken, of de gemeente. De voltooide gemeente is zijn loon, zoals er staat: "Om zijn moeitevol lijden zal hij het zien tot verzadiging toe "of." De Here Here zal komen met kracht en zijn arm (de Heilige Geest) zal heerschappij oefenen; zie, zijn loon is bij Hem en zijn vergelding gaat voor Hem uit" (Jes. 53:11 en 40:10).

In het oude verbond was Israël Gods erfdeel. In het nieuwe verbond is het Israël Gods, de gemeente, Gods erfdeel, en Christus heeft dit erfdeel verworven als loon op de arbeid van zijn ziel. Hij heeft dit erfdeel in de wereld voor God gekocht met zijn bloed. Voorzijn moeitevol lijden heeft de Vader loon uitgekeerd, zoals er staat: "Ik heb uw naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt" (Joh. 17:6).

Jezus nam het kruis op om vele zonen tot heerlijkheid te brengen. Dit was de vreugde welke vóór Hem lag" (Hebr. 12:2).

Ook Jezus zag, evenals Mozes, op de vergelding des loons. Er staat niet, dat ons loon bij Hem is, maar er is sprake van zijn loon! Jezus komt terug met zijn gemeente om de levenden en de doden te oordelen. Met zijn gemeente zit Hij op de troon en een ieder wordt geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven staat (20:12). Vervuld wordt: "Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen?" 1 Cor. 6:2).

 

Openbaring 22:13 


Ik ben de alpha en de omega, de eerste en de laatste, het begin en het einde.

Jezus spreekt aan het begin van de Openbaring en aan het einde, dat Hij de alpha en de omega is, het begin en het einde van alles. Deze betuiging dient als waarmerk van de echtheid van de profetie en van de gezichten die Hij aan Johannes geschonken had. Als het Woord Gods is Hij het begin en het einde van de herschepping. Wanneer in hoofdstuk 1:8 staat, dat de Here God de alpha en de omega is en deze uitspraak hiervoor Jezus geldt, is er een verschil te constateren als tussen Schepper en Herschepper, of van Spreker en Woord.

De Here God is van eeuwigheid het begin en het einde. Jezus Christus is het begin van de nieuwe schepping en wanneer deze voltooid is, zal Hij alles aan de Vader overgeven, opdat Deze alles zij in allen. Natuurlijk was het Woord van eeuwigheid in de schoot van de Vader en daardoor ook actief in de eerste schepping. Als de schepping voltooid is, zal vervuld worden: "Alzo zal mijn woord, dat uit mijn mond uitgaat, ook zijn; het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend" (Jes. 55:11).

 

Openbaring 22:14,15 


Zalig zij, die hun gewaden wassen, opdat zij recht mogen hebben op het geboomte des levens en door de poorten ingaan in de stad. Buiten zijn de honden en de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de afgodendienaars en ieder, die de leugen lief heeft en doet.

Behalve de gemeente is er een tweede categorie. Het zijn de rechtvaardigen van alle tijden, die de volmaaktheid nog niet bereikten. Hun gewaden zijn gewassen, dat wil zeggen dat ze rechtvaardigen zijnen opgeschreven werden in het boek des levens. Daarom hebben zij recht op de bladeren van het geboomte des levens voorgenezing, opdat zij zalig zullen zijn, volkomen behouden en volmaakt. Ze hebben deel aan de heerlijkheid van het nieuwe Jeruzalem.

Buiten de stad is de poel des vuurs. Daar bevinden zich de onrechtvaardigen: de honden of onreinen, in het bijzonder de kwade arbeiders, die het Israël Gods weer terugbrachten tot de Joodse zuurdesem, dus die de kinderen Gods hun vrijheid in Christus ontroofden (Filip. 3:2); de tovenaars, die in gemeenschap met de boze geesten leefden; de hoereerders, die het beeld van Christus en zijn gemeente schonden; de

moordenaars, die een mensenleven voortijdig beëindigden; de afgodendienaars, de hoereerders in de geestelijke wereld; en de leugenaars, die gemeenschap hadden met dwaalgeesten en leringen van boze geesten aanvaardden en er naar handelden. Zij waren geboren uit de vader der leugen, de duivel.

 

Openbaring 22:16 


Ik, Jezus, Heb mijn engel gezonden om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster.

Opnieuw volgt een waarmerk van de echtheid der profetie. Evenals in het begin der Openbaring richt de Heer Zich tot de voorgangers van de gemeenten. Hij zegt dat Hij dit doet door middel van zijn engel. Het woord "betuigen" draagt het karakter van een eedsformule, ten bewijze dat alles wat Johannes zag en hoorde, vast en zeker is. In de volgende uitspraak bepaalt Jezus de plaats die Hij in het heilsplan heeft, als Degene in wie de profetie is geconcentreerd en vervuld. Wanneer Hij zegt: "Ik ben het geslacht van David", of Ik ben de nakomeling van David, komt dit overeen met wat in Galaten 3:16 staat, dat Hij ook het geestelijke zaad van Abraham is en daarom erfgenaam van de beloften.

De troon van David was verbonden met de troon des Heren, zoals er staat: "En Salomo zette zich op de troon des Heren als koning in de plaats van zijn vader David" (1 Kron. 29:23; 28:5).

God was koning over Israël, en niet Saul bezette de troon van Israël in zijn naam, maar David. Het koningschap van Saul wortelde niet in de eeuwigheid, maar dat van David wel. Daarom staat er: "Ik zal zijn koninklijke troon voor immer bevestigen" en: "uw huis en uw koningschap zullen voor immer bestendig zijn voor uw aangezicht, uw troon zal vast staan voor altijd" (2 Sam. 7:13,16).

De wortel van het koningschap van David, waaraan hij zijn recht en zijn kracht ontleende, was het koningschap van God. Daar Christus als Woord van eeuwigheid in God verborgen was, bezette Hij deze troon in de onzienlijke wereld. Als zoon van David is Hij nu koning over het Israël Gods, de gemeente, eerst vanuit de hemel en later op de herschapen aarde.

Jezus noemt Zichzelf de blinkende morgenster, omdat zijn komst een nieuwe dag aankondigde en er een nieuw tijdperk inging.

De glans van Jezus Christus rust op alle zonen Gods en daarom wordt tot de overwinnaars van de strijd in de hemelse gewesten gezegd: "Ik zal hem de morgenster geven", dat is de gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon (2:28). De lang verwachte heilstijd werd aangeduid door Bileam, toen deze sprak: "Een ster gaat op uit Jakob" (Num. 24:17).

 

Openbaring 22:17 


En de Geest en de bruid zeggen: Kom! En wie het hoort: zegge: Kom! En wie dorst heeft, kome, en wie wil, neme het water des levens om niet.

De Geest woont in de gemeente. Door Hem hebben de Vader en de Zoon woning gemaakt. Jezus Christus wordt daarom met de man van de gemeente vergeleken. Voor wie Gods Geest ontvangen heeft, geldt: "Zijn geest met onze geest". De bruid is niet de gemeente, want deze is de vrouw des Lams, maarzij vertegenwoordigt de rechtvaardigen van het nieuwe Jeruzalem, die evenals Abraham naar de komst van Jezus uitzagen. (Joh. 8:56).

Abraham zag deze komst eerst in de geestelijke wereld, en op de nieuwe aarde zal hij met de andere rechtvaardigen Jezus ook in de stoffelijke wereld zien. In de gemeente en in deze rechtvaardigen is één groot verlangen, dat uitgedrukt wordt in het woord: Kom! Degenen die nu nog op de aarde zijn en die deze profetie lezen en horen, worden ook opgewekt om in hetzelfde verlangen te zeggen: Kom! De laatste groep leeft nog in het tijdperk der genade. Wie dorst heeft naar de gerechtigheid mag tot Jezus komen en indien hij dit begeert, kan hij zich verzadigen aan de bronnen des heils, waaruit het water des levens, beeld van de Heilige Geest, opspringt.

 

Openbaring 22:18,19 


Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand daaraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek beschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van bet geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn.

Weerstaat van Jezus, dat Hij betuigt, dus onder ede verklaart, dat hetgeen volgt, waarachtig is en zeker gebeuren zal. Hij waarschuwt ieder die de woorden der profetie der Openbaring hoort, dat hij met deze gezichten en woorden maar niet naar eigen goeddunken handelen kan. Ook deze profetie is niet van eigen uitlegging. Wie bijvoorbeeld deze ontsluiering van de hemelse gewesten op het natuurlijke vlak brengt, voegt er betekenissen aan toe, die God niet bedoelde.

Hij komt dan aan de verkeerde kant van de scheidslijn terecht en niet aan de zijde van hen die het heil Gods ervaren en zijn heerlijkheid leren kennen. Hij komt aan de zijde waarde veroordelingen zijn en waar de plagen geschieden. Door verkeerde toevoegingen komt men tot dwalingen en deze voeren de mens in het Babylon der verwarring.

Wie de woorden der profetie niet serieus neemt, ervan afdoet, ze onverschillig laat liggen, zal ook de gevolgen daarvan ondervinden. Dit laatste bijbelboek geeft immers inzicht in de volle raad Gods en voert de mens in de geestelijke wereld en op de hoge weg. Zonder kennis gaat ook het volk van het nieuwe verbond verloren en wordt het een prooi van de ontbindende machten. Zonder kennis kan men niet tot de volmaaktheid komen, gelijkvormig worden aan het beeld van de Zoon. Dan heeft men geen deel aan het geboomte des levens, dat gelijkvormig is aan de Boom des levens. Dan valt zelfs het deel aan de heilige stad, weg.

Wie in de eindtijd niet de geestelijke weg bewandelt, mist zelfs de zegen van de rechtvaardigen uit het oude verbond. Hij is dan niet bestand tegen de aanrukkende machten der duisternis en hem wordt nog ontnomen wat hij heeft.

 

Openbaring 22:20,21 


Hij die deze dingen getuigt zegt: ja Ik kom spoedig. Amen, kom, Here Jezus! De genade van de Here Jezus zij met allen.

Opnieuw spreekt de Heer. Als een laatste getuigenis zegt Hij nogmaals: 'Ik kom spoedig' en dit wordt voorafgegaan door de bevestiging: "Ja".

Wij geloven dat het "Amen" bij deze woorden van Jezus hoort als een bevestiging dat het waar en zeker zal zijn. "Want hoeveel beloften Gods er ook zijn, in Hem is het: ja; daarom is ook door Hem het: Amen" (2 Cor. 1:20).

Het antwoord van de apostel en van de gemeente is: 'Kom, Here Jezus!' Het is het antwoord naar de wil des Heren, die hen daartoe opwekte in vers 17. Het is een effectieve afsluiting van het boek, dat begint met het profetische getuigenis: "Zie, Hij komt met de wolken". Het is de uitdrukking van een hartstochtelijk verlangen naar de parousie, dit is het tijdperk dat onze Heer Jezus komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen.

Ook de zuchtende schepping ziet met de heilige engelen reikhalzend uit naar dit openbaar worden van de zonen Gods. Dan zal immers de gemeente zonder vlek en rimpel zijn, en met haar Heer heersen van zee tot zee. Dan is de roede van de drijver voorgoed verbroken en zal Zijn heerschappij over de herschepping groot zijn en eindeloos Zijn vrede.

Het laatste woord uit de mond van Jezus is, dat zijn Koninkrijk komt. Het gebed "kom, Here Jezus" doet denken aan de Aramese formule van de eerste christelijke gemeente, namelijk "maranatha". Deze exclamatie bevat een waarschuwing voor allen die onze heer Jezus niet van harte liefhebben, maar zij is ook een gebed dat opstijgt, teneinde de verschijning van de zalige en enige Heerser, de Koning der koningen en de Here der heren, te bespoedigen.

De Openbaring van Jezus Christus aan Johannes is hiermee ten einde, maar in de tempel Gods en in het nieuwe Jeruzalem zullen door de Heilige Geest steeds nieuwe woorden van God worden beluisterd. Nimmer zal zijn spreken ophouden, want Hij zal doorgaan nieuwe geheimenissen te openbaren, ook wanneer Hij door zijn Geest alles in allen is.

De apostel eindigt zijn boek met een afsluitende zegegroet aan allen die deze woorden lezen, verstaan en bewaren. Zoals in de brieven van Paulus neemt deze heilbede de plaats in van een eigenhandige ondertekening door de schrijver. Moge de genade van de Heer Jezus ook met ons allen zijn, dat wil zeggen dat de ganse samenvatting van het geopenbaarde heil of het gehele pakket van zijn gunstbewijzen ons rijk bezit zal zijn.

 
vorige pagina terug volgende pagina