Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 6


 

Openbaring 6:1 


En ik zag, toen het Lam een van de zegels opende, en ik hoorde een van de vier dieren zeggen met een stem als van een donderslag. Kom!

De opening van de zeven zegels is een ontsluiering van de geschiedenis der kerk vanaf de vleeswording des Woords tot het tijdstip, dat Jezus Christus zijn gemeente na het zevende zegel en bij de laatste of zevende bazuin tot Zich neemt. Wat daarna komt, wordt in deze boekrol niet vermeld. Na het zevende zegel breekt het tijdperk aan, waarvan gezegd wordt: "En zij zullen als koningen heersen op de aarde" (5:10).

De hoofdstukken vijf tot en met elf vormen een bij elkander behorend geheel. De hoofdstukken twaalf tot en met negentien behandelen de details van de ware en valse kerk in de eindtijd. Zij vormen als het ware close-ups. Vanaf hoofdstuk twintig tot en met tweeëntwintig wordt getoond, op welke wijze de schepping door de gemeente van Christus hersteld wordt.

Telkens wanneer een nieuw zegel verbroken is, wordt weer een ander aspect in de ontwikkeling der ware kerk getoond en wordt ook gezien wat de tegenstander bewerkt om het plan van God te weerstaan en te doen mislukken. De ganse schepping is bij deze ontwikkeling ten nauwste betrokken, want zij zucht naar de volle openbaring der zonen Gods, dat is de gemeente. Het is daarom dat telkens een van de vier dieren in verlangen naar de verwezenlijking van het doel Gods uitroept: "Kom". Later zien wij in hoofdstuk 22:17, dat ook de Geest en de bruid hetzelfde roepen.

Zij zien uit naar het heil en de heerlijkheid Gods, die geopenbaard zullen worden, hoewel deze manifestatie met strijd en oordeel gepaard gaat.

Het eerste dier kondigt nu met een stem als van een explosie de eerste ruiter aan, naar wiens verschijning de ganse creatuur uitziet. Hij is het begin van de nieuwe schepping en de eersteling van de gemeente, waarvan de Openbaring het ontwikkelingsproces onthult. Hij is de grondlegger van het nieuwe verbond met de mensheid.

 

Openbaring 6:2 


En ik zag, en zie, een wit paard, en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven, en hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen.

Toen onze Here Jezus van zijn discipelen afscheid nam, sprak Hij dat Hem alle macht gegeven was, zowel in de onzienlijke als in de zienlijke wereld. Jezus had gestreden en overwonnen. Hij had tijdens zijn leven op aarde en bij zijn sterven de werken des duivels verbroken, de overheden en machten ten toon gesteld en over hen gezegevierd (Col. 2:15).

Hij had zijn leven gegeven als offer om de gehele wereld met God te verzoenen en de schuld te betalen. Het plan van God tot herstel van de ganse schepping ving met Hem aan, zoals er staat: "De genade en de waarheid zijn door Jezus Christus gekomen" (Joh. 1:17).

In het begin was Hij nog de eenzame ruiter, maar als het Woord Gods zou Hij de wereld doortrekken om vele broeders tot heerlijkheid te leiden. Velen zouden Hem aannemen en gaan volgen. Jezus troostte zijn discipelen dat Hij met hen zijn zou tot aan de voleinding der wereld. Daarom gaf Hij hun op de Pinksterdag zijn Geest. Door deze Geest hadden zij gemeenschap met Jezus en in Hem met God. Zij ontvingen daardoor ook de kracht om de machten der duisternis te overwinnen. Vanaf dat ogenblik ging in vervulling dat Jezus gezeten was aan de rechterhand Gods en dat Hij was komende op de wolken des hemels. Deze wolkenformaties zijn het beeld van de gemeenten, van zijn volk, en zij getuigen van de heerlijkheid en kracht Gods in de onzienlijke wereld.

Johannes ziet een ruiter aan wie een kroon gegeven werd en die uittrekt, overwinnende en om te overwinnen. De boog die hij bezit, wijst erop dat hij een strijder is. Hij is Jezus Christus, gezeten op een witpaard, beeld van de kracht van de Heilige Geest, die als het Woord Gods krijg voert in gerechtigheid. Wanneer dit Woord zegevierend uittrekt, heeft het tweeërlei werking: voor die verloren gaan een doodslucht ten dode, voor die gered worden een levensgeur ten leven. Behalve het tweesnijdend zwaard, voert het Woord Gods met zich een boog, waarmee de pijlen afgeschoten worden, die de vijanden van waarheid en gerechtigheid ten dode toe treffen. De psalmist zegt hiervan: "Rijd voorspoedig uit, voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, uw rechterhand lere u geduchte daden: uw pijlen zijn gescherpt - volken zijn onder u - zij dringen in het hart van des konings vijanden" (Ps. 45:5,6).

Opmerkelijk is, dat de pijlen van Gods boog in de psalmen meestal gericht zijn als kracht der waarheid tegen die van de leugen en laster. Van lasteraars wordt gezegd: "Maar plotseling treft God hen met een pijl" (Ps. 64:8). Van leugenaars: "Werp uw pijlen en breng hen in verwarring" (Ps. 144:6b). Ook ontvangt deze ruiter een (gouden) kroon. Zij is de kroon van het eeuwige leven, die Jezus Zelf draagt en die Hij ook belooft aan degenen die Hem volgen, zoals er staat: "Ik zal u geven de kroon des levens" (2:10).

Het Woord Gods trekt uit om een volk te verzamelen, dat losgemaakt is uit de heerschappij van de duivel. In Openbaring 19:11-16 wordt ons het resultaat van deze tocht getoond: "En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgen Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen" (de rechtvaardige daden der heiligen).

Bij de openbaring van de zonen Gods wordt deze overwinning volkomen. Door deze helden in de hemelse gewesten worden al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd. Dan is ook de oogst der aarde geheel rijp geworden: die van het verderf en die ten leven. Deze ruiterstoet is dan het beeld van hen, die de Zoon van God gelijkvormig geworden zijn. Met Jezus zijn zij overwinnaar. "Het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben. Om zijn moeitevol lijden zal Hij het zien tot verzadiging toe Ges. 53:10,11).

Het slotakkoord in de brieven aan de zeven gemeente is voortdurend:" Wie overwint". Het hoogtepunt van deze zegetocht is: "Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met mijn Vader op zijn troon" (3:21).

Vele schriftuitleggers verwonderen zich over het feit, dat de ruiter op het witte paard zich in zulk een slecht gezelschap bevindt. Na hem trekken de andere apocalyptische ruiters op het rode, het zwarte en het vale paard uit. Maar de exegeten zijn niet de enigen die zich verwonderen moeten. Wanneer onze Here Jezus over de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen sprak, deelde Hij in een gelijkenis mee, dat er onkruid tussen de tarwe gezaaid was. De slaven van de eigenaar zeggen met verbazing: "Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid?" (Matth. 13:27).

Naast de ware kerk ontwikkelt zich ook de afvallige. In de Openbaring ziet Johannes naast het beeld van de ware vrouw des Lams ook de hoer, het grote Babylon. En hij verbaasde zich met grote verbazing (17:6).

Maar al te weinig wordt rekening gehouden met het feit, dat naast de ware gemeente van Jezus Christus in kerken en gemeenschappen, vele leden existeren, die geenszins hun wandel in de hemel hebben, die geen verborgen omgang met God kennen, en volkomen onbekend zijn met de strijd in de hemelse gewesten. Bekering, wedergeboorte, besnijdenis des harten. opstanding tot een nieuw leven, de doop met de Heilige Geest, het spreken in nieuwe tongen, het profeteren, gezichten zien, dromen dromen, het uitdrijven van duivelen, de handoplegging op zieken, wonderen en tekenen, een geheiligd en gereinigd leven, worden in Babylon sporadisch gevonden en dan nog weerstaan.

In Babylon, de grote geestelijke stad, wordt een evangelie gepredikt dat losgemaakt is van de persoon en het werk van Jezus Christus zoals wij Hem uit de evangeliën leren kennen. Babylon is ontstaan, doordat de gemeente haar werkterrein in de hemelse gewesten verlaten heeft en dit verlegde naar de aarde. Babylon is het beeld van de gemeente die uit de hemel op de aarde gevallen is. Pas in de laatste tijden zullen wij een goed inzicht krijgen in het wezen van de afvallige kerk, hoe orthodox en fundamentalistisch zij zich ook noemen mag, omdat dan de gemeente haar plaats in de hemelse gewesten weer gaat innemen. De Joëlsprofetie voorspelt dit. Jezus sprak: "Toen het graan opkwam en vrucht zette, toen kwam ook het onkruid te voorschijn" (Matth. 13:26).

 

Openbaring 6:3,4 


En toen Hij het tweede zegel opende hoorde ik het tweede dier zeggen: Kom! En een tweede, een rossig paard, kwam, en hem, die erop zat, werd gegeven de vrede van de aarde weg te nemen, en dat zij elkander zouden slachten, en hem werd een groot zwaardgegeven.

De paarden die nu komen, zijn niet wit, maar gekleurd en daarmee beelden van de machten der duisternis. Wij bevinden ons immers met de ziener nog steeds in de geestelijke wereld (4:1). Daar ging het eerste paard als Woord Gods uit en volgen ook de andere paarden. Ook dit paard is beeld van een geestelijke macht, maar de rossige kleur wijst op het demonische van dit dier en op bloed.

De ruiter op het witte paard sprak eenmaal: "Vrede laat Ik u, mij n vrede geef Ik u". Waar hij overwint, komen harmonie, blijdschap en gerechtigheid. Het schijnlichaam des Heren heeft de vrede op aarde niet gebracht en heeft hem zelfs niet binnen de eigen muren kunnen bewaren. In de kerk "hebben zij elkander geslacht". De kerkgeschiedenis is die van Babylon. "De vrouw was dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus" (17:6). De rode bladzijden van de geschiedenis der zogenaamde ketters en sektariërs vertellen van de martelaars binnen de christenheid. Dezen hebben binnen Babylon het lijden ter wille van de naam des Heren ervaren. Op de straten van deze zeer grote stad werden allen vervolgd, die godzalig wilden leven in Christus Jezus. De wandel in de hemelse gewesten en het drukken van de voetstappen van Jezus werden en worden gehonoreerd met vervolging en lijden. Zo groot was de angst en de afkeer van het bovennatuurlijke, dat vele duizenden onschuldige "heksen" door rooms-katholieken en protestanten op gruwelijke wijze werden vermoord.

Bekend zijn de wreedheden der inquisitie, de godsdienstoorlogen, de scheuringen, de verbanningen, de excommunicaties, de schavotten en de brandstapels. De ruiter op het rode paard, die niet nader geïdentificeerd wordt, had een groot zwaard, maar dit was niet het zwaard des Geestes, het Woord Gods; het waren de valse leringen waardoor de massa uit de gemeenschap van Jezus Christus getrokken werd. Het waren leningen van mensen, de ceremonieën, het aankweken van kerkbesef ten opzichte van aardse instellingen, de uitspraken van concilies en synoden.

Hoe heeft bijvoorbeeld de leer der uitverkiezing niet haar duizenden verslagen en deze mensen belet de genade en het heil aan te nemen.

Hoeveel tienduizenden zijn alleen al vanwege de bijbelse doop gemarteld, ter dood gebracht en verguisd. Het grootste percentage der martelaars, ook in Nederland, behoort tot de dopers.

Hoewel de overheid haar zwaard nu niet meer aan de kerkelijke autoriteiten leent, worden zij die zich op bijbelse wijze laten onderdompelen, in vele kerken, familie- of dorpsgemeenschappen, nog steeds op allerlei manieren gediscrimineerd en uitgesloten. De ruiter op het witte paard en de andere ruiters trekken tezamen uit. Jezus sprak over het tezamen opgroeien van tarwe en onkruid. Beide moeten tot hun volle ontwikkeling komen, opdat in de tijd van de oogst geen verwarring mogelijk is.

 

Openbaring 6:5,6 


En toen Hij het derde zegel opende hoorde ik het derde dier zeggen: Kom! En ik zag, en zie, een zwart paard, en die erop zat had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde als een stem te midden van de vier dieren zeggen: Een maat tarwe voor een schelling en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe aan de olie en de wijn.

De ruiter op het witte paard schenkt het leven, omdat hij als het Woord van God het brood des levens uitdeelt. De valse kerk doet de scharen van honger omkomen. Vele eeuwen heeft men de bijbel aan de leken onthouden. Er zijn zelfs tijden geweest dat de naam "bijbel" onbekend was of alleen in verband met het Oude Testament gebruikt werd. De eerste bijbel die in de Nederlandse taal gedrukt werd, miste het Nieuwe Testament, het boek der Psalmen en de profetische boeken. Is het wonder dat de christenen in de grootste duisternis leefden?

De reformatie schonk het volk de bijbel weer terug. Het licht kon toen weer schijnen, maar al spoedig kwamen de belijdenisgeschriften, waarmee men moest instemmen en die men moest ondertekenen. Zo ontstond de leer der vaderen, en de doden regelden voortaan de inzichten en de visies der levenden. Doordat men zich steeds aan uitspraken van reformatoren conformeren moest, werd het levende Woord van God steriel gemaakt. Zo verleende men in alle kerken, groepen en bewegingen gezag aan de inzichten van gestorven "heiligen", die voor hun tijd de raad Gods vervulden.

Onze Heer gebruikte evenwel de uitdrukking "spijze te rechter tijd". Wij zetten ons in het geestelijke leven niet tegen onze voorvaderen af; ook discrimineren wij hen niet om hetgeen zij in hun tijd naar het licht dat zij hadden, gezegd of gedaan hebben. Maar wie de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter is, is niet bekwaam rechte voren in het Koninkrijk Gods te trekken. Onze vaderen hebben zich moeten behelpen en hebben geestelijk honger geleden.

Zij waren met geen enkel probleem klaar, en daarom onmachtig hun kinderen een visie te geven aangaande het Koninkrijk der hemelen, zoals dit zich openbaart in vrede, gerechtigheid en blijdschap. Zij moesten mondjesmaat leven: "Een maat tarwe voor een schelling en drie maten gerst voor een schelling". De ruiter op het zwarte paard is de topfunctionaris, de superintendant van de distributie. Hij bepaalt wat het kerkvolk wel of niet geserveerd wordt. Het beeld getuigt immers van hoge prijzen en schaarste in levensmiddelen.

Men sprak van een enkel ervarinkje en teerde op een voorbijgaand ogenblikje van ware gemeenschap met God. Voor het volle evangelie, dat zich in de laatste dagen baan breekt, geldt evenwel de Joëlsbelofte: "De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen" (Joël 2:24).

Toch werden alle eeuwen door aan de olie en aan de wijn geen schade toegebracht. Olie en wijn zijn beelden van de Heilige Geest. Hoewel Gods Woord niet mee kon werken, hield de Geest nog leven in stand. Zoals in het oude Babel aan de Eufraat het volk Gods van het oude verbond nog stand hield, zo leefde ook in het Nieuwtestamentische Babylon de ware gemeente in het verborgene voort. Zo werd door de Heilige Geest het leven nog in stand gehouden.

De geschiedenis der kerk kan men met de groei van een plant vergelijken. Jezus sprak: "Eerst komt de halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar". De halmen de aar bezitten het leven niet in zichzelf, maar geven dit slechts door. De vrucht echter heeft het leven blijvend in zich. Wanneer men de halm afsnijdt, verdort hij. Maar wanneer de vrucht rijp is, verliest hij ieder contact met de moederplant en met de aarde. Men kan de graankorrel zelfstandig bewaren en hij behoudt het leven.

Tot allen die zich in Babylon bevinden, wordt gezegd: "Gaat uit, mijn volk!" Dit wegtrekken ziet niet op een verandering van kerkgenootschap of vergadering, maar op het volkomen loslaten van vleselijke en zichtbare dingen. Het is terugkeren naar Kanaän, naar de hemelse gewesten, naar een wandel die van boven is en niet van beneden.

 

Openbaring 6:7,8 


En toen Hij het vierde zegel opende, hoorde ik de stem van het vierde dierzeggen: Kom! En ik zag, en zie, een vaal paard, en die daarop zat, zijn naam was de dood, en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde om te doden, met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood en door de wilde dieren der aarde.

Babylon is droeve werkelijkheid. Ongeveer 800 miljoen mensen op de wereld dragen de naam "christen". Verreweg de meesten zijn niet wedergeboren en dus geestelijk dood; zij vielen als prooi in de onzienlijke wereld. Zij werden gedood door het zwaard, de valse leringen, en door de honger, het ontbreken van Gods Woord. Het gaat hier dus over dat gedeelte van de mensheid, ongeveer een kwart, dat zich christen noemt en waarin de duistere machten hun dodelijke uitwerking hebben.

Ook noemt Johannes als doodsoorzaken: de zwarte dood en de wilde dieren der aarde. Sommige uitleggers menen hier de letterlijke betekenis dezer woorden te moeten nemen. Zij spreken over toekomstige pestepidemieën en over jakhalzen, leeuwen, slangen en ander wild gedierte. Wij geloven echter niet, dat de wereld aan een rattenziekte (pest) zal ondergaan. Sinds de grote ramp drie eeuwen geleden in Londen, kennen Europa en de beschaafde landen deze ziekte nauwelijks meer. De influenza-epidemieën zijn veelvuldiger en groter geweest. De zogenaamde Spaanse griep was een pandemie (besmettelijke ziekte over de gehele wereld) en maakte miljoenen slachtoffers. Wat de wilde dieren betreft, is het reeds zover gekomen, dat de mens ze juist tegen een volkomen uitroeiing, in reservaten beschermen moet.

Er is echter een zwarte dood die geestelijk is. De bijbel spreekt over een zonde tot de dood, waarmee bedoeld wordt zonde in de geestelijke wereld, zoals dwalingen, zwarte magie en occultisme. Miljoenen vallen door deze zonden in de onzienlijke wereld ten prooi aan de demonen. In Babylon wordt iedere vorm van occultisme gevonden: spiritisme, waarzeggerij, astrologie, magnetisme, telepathie en hypnose. Maar er is ook een aanroepen van heiligen, dat wil zeggen een gemeenschap zoeken met doden; dus een vorm van spiritisme. Dan is er een contact onderhouden met het voorgeslacht door middel van het handhaven van voorvaderlijke instellingen en leringen. Hoe ouder een symbool of belijdenisgeschrift is, hoe meer eerbied ervoor bijgebracht wordt. Evenals bij primitieve volkeren, oefenen de geesten der voorvaderen hun invloed uit, terwijl de mens Gods geleid moet worden door de Heilige Geest.

De wilde dieren zijn in de Schrift steeds het beeld van de onreine geesten. Jezus sprak over slangen en schorpioenen. Babylon is een woonplaats van onrein gevogelte, van jakhalzen en wilde honden (Jes. 13:21,22 en Openb. 18:2). Deze machten jagen de mensen op en drijven hen tot de gruwelijkste misdaden, in eigen leven en ten opzichte van waarachtige kinderen Gods. De kerkgeschiedenis geeft tal van voorbeelden hoe de machten der duisternis mensen gebruikten om miljoenen op de wreedste wijze te folteren en te mishandelen, omdat dezen het waagden van mening te verschillen met de traditionele leeropvattingen, die van de vaderen overgeleverd waren. Wanneer het vijfde zegel geopend wordt, horen wij deze martelaren om des Woords wil en om het getuigenis van Jezus tot God roepen.

De volgorde van de wijze waarop het geestelijke leven geliquideerd wordt, is merkwaardig. Eerst worden de mensen door valse leringen, het zwaard, van de goede weg afgebracht. Zij ontvangen geen waarachtig geestelijk voedsel meer, zodat zij door de honger gekweld worden. Het gevolg hiervan is, dat men om deze geestelijke honger te stillen, iets gaat zoeken bij en verwachten van valse leringen en van het occultisme. Of men nu op genezing hoopt bij een magnetiseur, of de toekomst wil weten door middel van een waarzegger, of naar bijstand van heiligen, of naar heil van de inzichten der voorvaderen uitziet, het gevolg is steeds hetzelfde: de occulte machten van het dodenrijk nemen bezit van de innerlijke mens.

 

Openbaring 6:9-11 


En toen Hij het vijfde zegel opende zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloedniet aan ben, die op de aarde wonen? En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij.

Bij het openen van de eerste vier zegels hoorden wij de vier dieren spreken. Deze vier zegels betroffen de geestelijke wereld met haar uitwerking hier op aarde. De ganse schepping was erbij betrokken, omdat het herstel belet werd door de openbaring van de valse kerk. Deze treedt niet in de voetsporen van de Meester en bekommert zich niet om het plan van God, terwijl zij de openbaring van de ware kerk tegenhoudt door verdrukking en vervolging.

Het vijfde zegel voert ons regelrecht in de onzienlijke wereld naar het altaar. Er wordt hier gesproken over de zielen der martelaars (dus van hun innerlijke mens) die na hun lijden en sterven op aarde, bij Christus zijn. Zij hadden dit leven niet op natuurlijke wijze beëindigd; maar om der wille van het Woord Gods dat zij vasthielden en waarvan zij getuigden, had men hen gedood en werd hun aardse leven bekort. Het beeld is aan de dienst op het brandofferaltaar ontleend. Daarop werden de dieren geslacht en hun bloed, waarin het leven was, werd opgevangen en uitgegoten bij de voet van het altaar (Lev. 4:7).

Het bloed werd dus niet mee verbrand. De valse kerk kon op aarde wel het lichaam doden, doch de zielen der martelaars, hun leven, werd bewaard. Ook Jezus bracht het offer van zijn uitwendig leven. Ook zijn ziel werd uitgegoten in de dood (Jes. 53:12). Daarom herinnert het altaar in de hemel aan Christus als verzoener van de zonde der wereld. De zielen onder het altaar zijn daar verborgen in Hem, tot wiens lichaam zij behoren.

In deze hemelse gewesten hoort Johannes nu die zielen vanwege hun dood tot God roepen om oordeel en wraak over hen die op de aarde wonen. De trouwe knechten wenden zich tot hun Heer en vragen hoe lang Hij de valse kerk die haarverblijfplaats en burgerschap op de aarde heeft en niet in de hemel, nog tolereert en haar laat geworden. Het gaat niet om het feit dat deze "doden" met wraak vervuld zijn, maar zij zien uit naar de komst van het Koninkrijk Gods op aarde en de voltooiing van het plan Gods, waaraan zij zelf een te korte tijd hebben kunnen mede-arbeiden. Maar nog is de tijd niet aangebroken, "dat de Here zijn plaats verlaat om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde (de valse kerk) aan hen te bezoeken" (Jes. 26:21).

De Here vertroost hen evenwel door hun een wit kleed te geven. Dit gewaad zijn de gerechtige werken der heiligen (19:8). Omdat hun leven ontijdig afgesneden werd, hadden zij weinig werken kunnen doen, maar het offer van hun leven wordt beloond met dit witte gewaad, dat geheel voltooid is. De Heer schenkt daarbij de belofte, dat het oordeel wel zou komen, maar dat zij nog een korte tijd zouden moeten wachten. Het getal der martelaars was nog niet vol. Nog meer van de dienstknechten van de grote Heerser of Despoot, en van hun broeders, zouden gedood worden zoals zij. Daarna zou de dag aanbreken, dat "de aarde het op haar vergoten bloed aan het licht zou brengen en haar verslagenen niet langer zou bedekken" (Jes. 26:21).

Bij de eerste opstanding treden deze martelaars met al degenen die tot het lichaam van Christus, de gemeente, behoren, in een nieuw lichaam opnieuw in de zienlijke wereld. Dan is hun bloed of hun leven niet langer bedekt of verborgen. Van dit gebeuren lezen wij in hoofdstuk 20:4, wanneer onder degenen die deel hebben aan de eerste opstanding en zich op tronen zetten, ook de zielen zijn van hen die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God. Zij worden aangevuld met degenen die noch het beest noch zijn beeld hadden aanbeden, en die het merkteken niet op hun voorhoofd en hand hadden aanvaard.

De scheiding of het oordeel met de valse kerk is dan reeds tot stand gebracht en hun bloed gewroken op degenen die op de aarde wonen (de valse kerk), want in hoofdstuk 16:5,6 horen wij de engel der wateren zeggen: "Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld. Omdat zij het bloed der heiligen en profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend!" Als God uitstelt, is dit niet omdat Hij talmt, maar omdat Hij wacht op de kostelijke vrucht der aarde, waarop de late regen gevallen is.

 

Openbaring 6:12 


En ik zag toen Hij het zesde zegel opende en daar geschiedde een grote aardbeving en de zon werd zwart als een haren zak, en de maan werd geheel als bloed.

Ten tijde van het zesde zegel verandert de geestelijke structuur van de kerk. In onze tijd vinden wij vele kenmerken van dit zegel terug. Het proces van de ware en valse kerk nadert zijn voltooiing. De aardbeving treft hen die op de aarde wonen, dus de leden der ontrouwe kerk. Er begint een duidelijke scheiding te komen tussen degenen die de Heer waarlijk toebehoren (zie hoofdstuk 7), die zich uitstrekken naar het Koninkrijk Gods in de onzichtbare wereld, en hen die het van de aarde en zichtbare wereld blijven verwachten.

De boze machten schuiven tussen de zon en de mens, zodat het licht van God voor degenen die de aarde bewonen, verduisterd wordt. De zonde maakt immers scheiding tussen God en de mens. Slechts zij, die werkelijk overgezet zijn in het Koninkrijk van de Zoon van Gods liefde en die verlost zijn uit de macht der duisternis die door ongerechtigheid en leugen in deze wereld heerst, blijven in het licht wandelen. Vervuld wordt: "Want zie, de duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Heer (de zon) opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden" (Jes. 60:2).

Gods licht kan echter de valse kerk die op aarde wandelt, niet meer bereiken. Het is als of de zon afgeschermd is door een zwarte zak, vervaardigd van kameelhaar, zoals deze in het oosten gebruikt werd. Waar de zon het beeld is van God als licht, is de maan afstraling van zijn heerlijkheid. De maan is het licht in de nacht en "het licht schijnt in de duisternis". De maan is dus beeld van Jezus Christus. Hij was het waarachtige licht, gekomen om de gehele wereld (ieder mens) te verlichten (Joh. 1:4,9).

Kenmerkend voor de grote afval is, dat de maan de kleur van bloed aanneemt. Bloed is het beeld van het natuurlijke leven. De naam, het woord en het werk van Jezus Christus worden in de ontrouwe kerk niet meer verbonden aan het Koninkrijk der hemelen, maar gelokaliseerd in het aardse leven. Het bovennatuurlijke wordt uit het evangelie van Jezus Christus weggenomen of verschoven naar een ander tijdperk. Joël had hierover reeds geprofeteerd. Wanneer de duistere machten de ontrouwe kerk volledig gaan bezetten, zegt hij: "Voor hun aangezicht siddert de aarde (aardbeving), beeft de hemel; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans in" en: "De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt" (Joël 2:10,31).

Wanneer deze verduistering plaatsgevonden heeft en Gods Geest uitgestort is op de ware kinderen Gods, volgt de grote en geduchte dag des Heren. Hier begint dus al de scheiding of het oordeel. "Dan zal de blanke maan schaamrood worden, en de gloeiende zon zal zich schamen, want de Here der heerscharen zal Koning zijn op de berg Sion en in Jeruzalem, en er zal heerlijkheid zijn ten aanschouwen van zijn oudsten (Jes. 24:23).

 

Openbaring 6:13 


En de sterren des hemels vielen op de aarde, gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laatvallen, wanneer bij door een harde wind geschud wordt

De sterren des hemels zijn de bewoners van de onzichtbare wereld. In hoofdstuk 1:20 werd bijvoorbeeld gesproken over de zeven sterren die de zeven engelen van de zeven gemeenten voorstellen. Hier gaat het over sterren die op de aarde neerkomen gelijk een vijgeboom zijn wintervijgen laat vallen. Wanneer de wintertijd is aangebroken, laat een vijgeboom zijn "onrijpe" (St.Vert.) vijgen vallen, wanneer een felle wind zijn takken schudt. De wintervijgen die aan de nieuwe loten groeien, die zich reeds in het vroege voorjaar ontwikkelden (de derde oogst), moeten de winterstormen doorstaan.

Zitten er evenwel onrijpe, onvolgroeide vijgen tussen, dan worden deze er door de orkanen afgeschud. Er komt een harde wind, dit wil zeggen een grote beweging in de geestenwereld (zie 7:1). Deze heeft tot gevolg dat de boze engelen (onrijpe vijgen) op de aarde geworpen worden en hun schuilplaats en woonstede in de bezielde schepping zoeken. Op aarde is de grote dag van Gods toom gekomen, zoals er staat: Wee de aarde en de zee, want de duivel is tot u neergedaald in grote grimmigheid" (12:12)

 

Openbaring 6:14 


En de hemel week terug als een boekrol, die wordt opgerold, en alle berg en eiland werd van zijn plaats gerukt.

De grote massa houdt geen rekening meer met geestelijke werkelijkheden. Voor hen wijkt de hemel terug als een boekrol die wordt opgerold. Zij leven als in de dagen van Noach, alleen bij de natuurlijke dingen; de onzienlijke wereld is, voor hen een gesloten boek. Bergen en eilanden zijn beelden van geestelijke machten. Bergen zijn de machten op aarde en eilanden zijn bergen in zee, dus machten in de religieuze wereld. Deze geesten worden van hun plaats gerukt en fel bewogen; zij wankelen.

De leidslieden der aarde verliezen hun gezag en komen in paniek, wanneer zij zien dat het oude en bestaande verdwijnen gaat. De mensen houden immers geen rekening meer met de ordenende wereldgeesten. Zij spotten met het gezag en zijn niet langer geïnteresseerd bij de opbouw van het staatkundige, maatschappelijke en kerkelijke leven.

De wereldgeesten zijn de samenwerkende, menselijke geesten, die orde en regelmaat op aarde bewerken en die de wetten Gods zoveel als in hun vermogen is, willen handhaven.

Dezelfde tendens die de wereld te zien geeft, vindt men ook in de kerken. Ook deze organisaties worden geleid en bijeengehouden door de "zwakke en armelijke wereldgeesten" (Gal. 4:9). Het gezag der kerkelijke leiders verzwakt zienderogen, evenals de invloed van hun verordeningen en tradities die zij handhaven. Voorspeld wordt, dat de wetteloosheid volkomen wordt, want "alle" berg en eiland vloden weg van hun plaats; dus naar menselijke inzichten wordt het in de kerk en in de wereld een onbestuurbare chaos. In Jesaja 3 staat, dat de Heer elke stut en steun wegneemt. Het eindigt met: "En knapen zal Ik hun tot vorsten geven en de moedwil zal over hen heersen". Ieder die rondziet, kan opmerken dat deze dingen bezig zijn zich te ontwikkelen en dat wij ons in de tijd van het zesde zegel bevinden.

 

Openbaring 6:15-17 


En de koningen der aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de machtigen en iedere slaaf en vrije verborgen zich in de holen en de rotsen der bergen; en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?

Jesaja 24 beschrijft duidelijk hoe het gericht van deze ontbindende machten over de aarde gaat. "De aarde treurt, verwelkt; de wereld kwijnt weg, verwelkt; de hoogsten van het volk des lands kwijnen weg. Want de aarde is ontwijd door haar bewoners, omdat zij de wetten hebben overtreden, de inzetting ontdoken, het eeuwig verbond (de wetten der natuur) verbroken. Daarom verslindt een vloek de aarde en moeten haar bewoners boeten; daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd". Vermeld wordt dat ieder die deze chaos niet wil, in paniek geraakt en een uitweg zoekt uit deze impasse.

De machthebbers en de leidslieden met hun getrouwe volgelingen zien, dat zij voor een verloren zaak vechten en in hun wanhoop zoeken zij schuiling bij krachten die hoger en sterker zijn dan hun menselijke geest, zoals er staat, dat zij zich verbergen in de holen en rotsen der bergen (deze bergen zijn het beeld van de machten die zij altijd dienden). Het is zelfs mogelijk dat zij hulp zoeken bij de vreemde goden der oosterse godsdiensten, die hun rust en evenwichtigheid voorspiegelen.

Vervuld wordt wat in Jesaja 3:6,7 staat: "Wanneer iemand een ander van zijn familie aangrijpt met de woorden: Gij hebt een mantel (teken van gezag), wees onze aanvoerder en laat deze puinhoop onder uw hoede zijn". In de maatschappij zoekt men het bij de hoogste instanties als bij parlement, wereldregering, nationale en internationale vakbonden en wat het kerkelijke leven betreft, bij synoden en concilies of oecumenisch gezag. Maar ook deze zijn onmachtig en antwoorden: "Ik kan geen heelmeester zijn, en in mijn huis is brood noch mantel gij moet mij niet tot aanvoerder over het volk aanstellen".

Al deze mannen zijn zich bewust dat er iets bezig is te ontwikkelen, dat er wat op komst is dat zij niet kunnen tegenhouden. Hun macht schiet in alles te kort; ze kunnen die niet meer laten gelden. Jezus voorspelde reeds: "En er zullen tekenen zijn aan zon en maan en sterren, en op de aarde radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voorde dingen, die over de wereld komen. Want de machten der hemelen zullen wankelen" (Luc. 21:25,26).

Er is sprake dat de toom Gods gekomen is. Het is de dag of de tijd dat de zwaarste en felste machten der duisternis ontketend worden en de aarde gaan overstromen als een zondvloed van vuur. Is het wonder dat mensen die nog enige visie op het wereldgebeuren hebben, verschrikt en beangst worden? Zij zien dat de kerk, staat en maatschappij volkomen ontwricht worden en niet meer in staat zijn om de druk van de invasie der demonen te weerstaan. Duidelijk wordt vermeld, dat God nog altijd op de troon zit, maar dat het Lam in actie komt om de uitvoering der wereldgerichten, ook over de ontrouwe kerk, in handen te nemen. De Zoon schakelt hiertoe zijn gemeente in: "Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen?" (1 Cor. 6:2).

Bij het toornig worden verheft zich altijd de geest en deze wordt actief Zo verheft zich hier de Geest die van de Vader en de Zoon uitgaat. Al wat de duisternis toebehoort, tracht dan een goed heenkomen te vinden. Er gaat zich dus een scheiding tussen de mensen voltrekken. Zo vermeldt Paulus in Romeinen 1 dat de goddelozen bij de openbaring van Gods toom geheel in hun hartstocht worden overgegeven aan onreinheid en aan een verwerpelijk denken. Hun leven wordt dan volkomen wetteloos en bij de opening van het zesde zegel gaan zij zich dan met de wetteloze antichrist openbaren als zonen des verderfs (2 Thess. 2:3).

Voor de ware gemeente van Jezus Christus is evenwel ook de grote verandering gekomen. Als de sluizen van de hemel en de put van de afgrond geopend worden, als de boze geesten in grote horden de aarde overstromen, is eveneens het tijdperk aangebroken, dat God zijn Geest uitgiet over alle vlees: "Uw zonen en uw dochteren zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen" (Hand. 2:17).

Na de aankondiging van het naderende verderf spreekt de Heer tot de ware gelovigen: "Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt". Want de beangstigde mensheid zal dan ook "de Zoon des mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid" (Luc. 21:27,28).

De Heer gaat zijn gemeente tot Zich trekken in de hemelse gewesten om haar te bewaren in de ure der verdrukking, en haar door de uitstorting van de Heilige Geest met grote kracht toebereiden. Wanneer alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zich willen verbergen in de rotsen en spelonken der aarde, zal het teken van de Zoon des mensen aan de hemel verschijnen en zij zullen Hem zien komen met de wolken des hemels (de gemeente) in grote kracht en heerlijkheid (Math. 24:30). In deze tijd bereikt dan de gemeente haar volkomenheid!

 
vorige pagina terug volgende pagina