Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 1


 

Openbaring 1:1 


Openbaring van Jezus Christus, welke God Hem gegeven heeft om zijn dienstknechten te tonen hetgeen weldra moet geschieden, en welke Hij door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven.

Openbaring van Jezus Christus! Met deze woorden worden wij ogenblikkelijk met de verborgen ontwikkelingen in de toekomst geconfronteerd. Tijdens zijn leven op aarde openbaarde Jezus óók verborgenheden, namelijk die van het wezen van het Koninkrijk der hemelen. In dit laatste bijbelboek wordt de sluier opgelicht, die de toekomst van de hemel en aarde verborgen of bedekt houdt. Jezus heeft het inzicht in het heilsplan van de Vader ontvangen, en door middel van zijn engel geeft Hij dit door aan Johannes, die het op zijn beurt weer opschrijft, opdat de dienstknechten van God zouden weten, wat weldra geschieden moet. De Heer moet dit heilsplan noodzakelijkerwijs kennen, want Hem is gegeven alle macht in de hemel en op de aarde. Hij is de uitvoerder ervan en de Vader doet in deze niets buiten zijn Zoon om. Slechts één ding heeft de Vader aan zich behouden: de bepaling van de tijden en stonden (Hand. 1:7), zoals ook in Mattheüs 24:36 staat: "Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de (tijdloze) Vader alleen".

Bij de exegese van de Openbaring behoeven wij geen speculaties te maken om enig tijdstip te fixeren. In iedere eeuw heeft men getracht dit boek in zijn eigen tijd te dateren, maar dit is altijd foutief gebleken. Wel kunnen wij natuurlijk vaststellen hetgeen al vervuld is, of kunnen wij bijvoorbeeld constateren, dat wij nu in de tijd van de spade regen zijn, van de verzegeling met Gods Geest, maar wij weten niet hoe lang deze periode duren zal.

De Vader heeft dus alleen aan de Zoon geopenbaard de leidraad, waar deze zich aan houden moet. Het heilsplan is als een plant, die langzaam tot rijpheid en vruchtdragen komt. "En Hij zeide: Alzo is het Koninkrijk Gods, als een mens die zaad werpt in de aarde, en slaapt en opstaat, nacht en dag, en het zaad komt op en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe".

"De grond brengt vanzelf vrucht voort; eerst een halm, daarna een aar, daarna het volle koren in de aar. Wanneer dan de vrucht rijp is, laat hij er terstond de sikkel in slaan, omdat de oogsttijd aangebroken is" (Marc. 4:26-29). In Jacobus 5:7 wordt ons meegedeeld: "Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is".

Wanneer gezegd wordt, dat de dingen weldra geschieden moeten, betekent dit dat de eerste spruiten van de plant er al waren. Daarom wordt vooraf getoond hoe de Heer wandelt tussen de kandelaren, zijn gemeenten. Daarna worden de begingemeenten zelf toegesproken en vervolgens zien wij God op de troon, die aan Jezus de boekrol overhandigt, waarin de komende gebeurtenissen beschreven zijn.

Deze Openbaring wordt doorgegeven aan Johannes, de geliefde apostel van Jezus, die op zijn oude dag naar het eiland Patmos verbannen was. De visioenen ontving hij doormiddel van een engel, die ze hem toonde. Er wordt gesproken van "zijn engel", dit wil zeggen: de engel des Heren of die van Jezus, die later in hoofdstuk 10 beschreven wordt.

 

Openbaring 1:2 


Deze heeft van het woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft.

Johannes heeft van het Woord Gods getuigd. Hij was de evangelist, die neerschreef: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God" Joh. 1:1. Hij had de verhouding tussen God en zijn Zoon duidelijk weergegeven.

Dezen staan tot elkaar als spreker en woord. Johannes ziet bij de aanvang van zijn boek ook weer Jezus Christus, die de openbaring van het heilsplan van de Vader ontving en doorgaf aan Johannes. Dit Woord is de uitvoerder, want "Hij trok uit, overwinnende en om te overwinnen" (6:2). "Het zal niet ledig tot Mij wederkeren, maar het zal doen wat Mij behaagt en dat volbrengen, waartoe Ik het zend". (Jes. 55.11).

Het is een levend Woord. Zo is het getuigenis van Jezus het woord, dat Johannes door de geest der profetie hoort en ziet (19:10). Vroeger had Johannes ook getuigd van wat hij had gezien. In zijn evangelie is hij "de discipel die van deze dingen getuigt en die deze beschreven heeft" (Joh. 21:24). Om dit getuigenis was hij gevangen genomen. (vers 9).

Zijn eerste zendbrief begon hij met de woorden: "Hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze eigen ogen, hetgeen wij aanschouwd en onze handen getast hebben van het Woord des levens". Toen had hij veel in de zichtbare wereld gezien en nauwkeurig verkondigd en weergegeven. Nu gaat hij opnieuw zorgvuldig opschrijven, maar thans wat de engel hem toont in de onzienlijke wereld.

 

Openbaring 1:3 


Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren, hetgeen daarin geschreven staat, want de tijd is nabij.

De Openbaring is een belangrijk boek. Door de woorden: "Zalig hij, die voorleest, en zij, die horen de woorden der profetie, en bewaren", wordt het boek rechtstreeks gekwalificeerd als het woord Gods, want Jezus zegt: "Zalig die het woord Gods horen en het bewaren". (Luc. 11:2 8).

Er staat: "die voorleest, omdat niet allen in de tijd van Johannes lezen konden en deze geschriften in de gemeente voorgelezen werden. Men moet deze woorden niet alleen lezen, maar ook ter harte nemen en ernaar gaan handelen. Het begin van de vervulling was reeds in de dagen van Johannes aanstaande.

Voor vele christenen is dit boek eeuwen lang gesloten gebleven, omdat zij de gaven des Geestes (zie 1 Cor. 12-14) verloren hadden, geen visioenen ontvingen en de strijd en de overwinning in de hemelse gewesten niet kenden.

Het begin en het einde van dit boek komen overeen. Het eerste en het laatste hoofdstuk vormen als het ware de lijst, waarin de profetieën en visioenen aangaande de gemeente gevat zijn. Zo staat er in hoofdstuk 22:7: "Zalig hij die de woorden der profetie van dit boek bewaart!" Vergelijk ook 1:8 met 22:13.

 

Openbaring 1:4 


Johannes aan de zeven gemeenten in Asia: genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven geesten die voor zijn troon zijn,

Als beeld van de gemeente van alle tijden en alle plaatsen worden de zeven gemeenten in Asia genomen. Deze zeven symboliseren dus de gemeente van Jezus Christus zoals zij zich door de eeuwen in de gehele wereld geopenbaard heeft en reeds van de aanvang af blootstond aan de verleiding, infiltratie en onderdrukking van de boze machten. Dit bijbelboek is aan de gemeente gericht, zoals uit dit vers blijkt en ook uit hoofdstuk 22:16, waar staat: "Ik Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten".

Dan volgt de zegegroet, een toebidding van genade en vrede. Er wordt gewezen op de schuldvergeving en op de vrede, die de vrucht ervan is, en die tezamen de grondslag vormen van het leven en van de ontwikkeling der gemeenten. Deze genade en vrede worden geschonken door de Vader als loon op het werk van Jezus Christus, terwijl de Heilige Geest deze dingen in het leven van de gelovigen uitwerkt en hierop voortbouwt.

De Vader wordt hier aangeduid met de naam "die is en die was en die komt". "Die is en die was" duiden op zijn eeuwig, onveranderlijk bestaan en wezen, en "die komt wijst op zijn verhouding tot de mens. Hij komt door zijn Woord om de zonden te vergeven, om te redden en te verlossen, en door zijn Geest om woning te maken in de harten van zijn volk, opdat dit de goddelijke natuur deelachtig zou zijn. Met de gemeente van Jezus Christus komt Hij op de wolken, om door haar opnieuw heil op aarde te brengen. Hij blijft "komende" tot Hij zal zijn alles in allen.

De zeven geesten symboliseren de Heilige Geest, die over de gehele aarde uitgezonden wordt (5:6) om woning te maken in de zeven gemeenten.

 

Openbaring 1:5 


en van Jezus Christus, de getrouwe getuige, de eerstgeborene der doden en de overste van de koningen der aarde. Hem, die ons lief heeft en ons uit onze zonden verlost heeft door zijn bloed,

Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, wordt hier "de getrouwe getuige" genoemd, omdat hij nauwkeurig het wezen van de Vader en de bedoeling Gods uitbeeldt, zijn plan uitvoert en zijn tempel bouwt. In hoofdstuk 19:11 staat, dat Hij genoemd wordt: "Getrouw en Waarachtig". Hij is getrouw bij het bouwen van zijn huis (Hebr. 3:2).

Jezus is de eerstgeborene van de nieuwe schepping. Hij is ook de eerste van deze schepping die met een verheerlijkt lichaam uit de doden verrezen is. Uit de dood werd een eeuwig levende voortgebracht. Hij is de aanvoerder van de koningen der aarde. Hieronder worden niet de wereldlijke machthebbers verstaan, maar degenen die Hij voor God gekocht heeft en die door Hem gemaakt zijn tot een koninklijk priesterdom.

In Openbaring 19:16 voert Hij de naam: Koning der koningen en Here der heren. Deze koningen regeren nu nog niet op aarde, maar zij zijn de losgekochten van de aarde. om later als koningen met Christus ook op de aarde te regeren (20:6). Hij heeft ons lief, zoals er staat: "Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven inzet voor zijn vrienden" (Joh. 15:13). Zijn liefde werd geopenbaard toen wij nog zondaars waren, want Hij heeft met zijn bloed, dat is met zijn leven, onze schuld betaald, en heeft ons tot rechtvaardigen gemaakt. Bovendien heeft Hij ons vrijgekocht uit de macht van satan en diens trawanten, zodat zij geen recht meer hebben, ons te onderdrukken ofte verleiden. Integendeel hebben wij, doordat wij in dienst van God zijn gekomen, het recht ontvangen over de zondemachten te heersen.

 

Openbaring 1:6 


en Hij heeft ons tot een koninkrijk, tot priesters voor zijn God en Vader gemaakt - Hem zij de heerlijkheid en de kracht tot in alle eeuwigheden! Amen.

"Wat Hij leeft, leeft Hij voor God en niet voor Zichzelf" Wij zijn door Hem een koninklijk priesterdom tot glorie voor zijn God. Hij heeft ons gemaakt tot priesters en tot koningen; dus door de doop in de Heilige Geest, tot gezalfden. Na de verzegeling met deze doop in de Heilige Geest wordt van Christus en zijn gemeente gesproken als: de Gezalfde (11:15 en 12:10).

Jezus heeft ons tot de Vader leren bidden: Want Uwer is de kracht en de heerlijkheid". Deze heerlijkheid en kracht heeft de Vader ook aan Jezus geschonken, want deze zit op de troon van zijn Vader. Hij zegt: "Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader" (Luc. 10:22). Hij spreekt ook: "En de heerlijkheid die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven" (Joh. 17:22). Jezus doet ons door de doop in de Heilige Geest aan met kracht van omhoog. Deze heerlijkheid en kracht zijn voor eeuwig zijn deel. "Hem zij de glorie en de macht in de eeuwen der eeuwen", want Gods heerlijkheid is zijn heerlijkheid en Gods kracht is zijn kracht voor altoos en immer. De lofprijzing voor de Zoon wordt bevestigd door een krachtig amen, dit wil zeggen: het zal waar en zeker zijn.

 

Openbaring 1:7 


Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen.

Een wolk is het beeld van de gemeente. Hier wordt gesproken van wolken, dit wil zeggen van een wolkformatie, zoals er ook sprake is van kandelaren, twee getuigen, zeven gemeenten, geboomte des levens, de heerscharen in de hemel, alle beelden om de gemeente aan te duiden. Jezus is onafscheidelijk met zijn gemeente verbonden (14:14). Als de eindtijdgemeente in een punt des tijds veranderd wordt en zich verenigt met de wolk, de gemeente aller tijden, staat er: "En hun vijanden aanschouwden hen" (11:12). In de tijd die aan de opname voorafgaat, wordt van Jezus gezegd, dat Hij met verbazing aanschouwd wordt in allen die tot geloof kwamen (2 Thess. 1:10). In de geest ziet Johannes hoe zij die het beeld des Zoons gelijkvormig geworden zijn, voor ieder zichtbaar de Heer tegemoet gaan. De valse kerk, die eenmaal Jezus verwierp en in het einde de getuigen zal doden "op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Heer gekruisigd werd" (11:18), zal dan zijn heerlijkheid en kracht zien. Dit verbasterd christendom zal dan getuige zijn van wat opstanding en waarachtig leven zijn.

Met de stammen of geslachten der aarde worden niet bedoeld Chinezen, Egyptenaren, Mexicanen of Nederlanders, maar zij die tot de schijnkerk uit alle stam en natie behoren, want deze existeert niet in de hemel, maar op de aarde als een zeer grote stad. In Openbaring 11:13 lezen wij over haarweeklacht. Men is bevreesd en erkent de vinger Gods, zoals bij Jezus" sterven de scharen naar Jeruzalem terugkeerden en zich op de borst sloegen. Ook de hoofdman en zij die met hem Jezus bewaakten, "werden zeer bevreesd en zeiden: Waarlijk, dit was een Zoon Gods".

Nu volgt nog een dubbele bevestiging, namelijk ja en amen.

 

Openbaring 1:8 


Ik ben de alfa en dé oméga zegt dé Here God die is en die was en die komt, de Almachtige.

Dan spreekt de Heer door de profeet Johannes: "Ik ben de alfa en de omega", dat wil zeggen het begin- en het einde. De alfa en de omega zijn de eerste en de laatste letter van het Griekse alfabet. God is het begin en het einde van de schepping. In Openbaring 22:13 zegt Jezus, dat Hij de alfa en de omega is. Hij is het begin en het einde van de nieuwe schepping. Hier is dus het verschil tussen Schepper en Herschepper, tussen Spreker en Woord.

Gods begin is van eeuwigheid en Jezus Christus is het begin van de nieuwe schepping (3:14). Als Woord Gods is Hij echter van eeuwigheid in de schoot des Vaders en op deze wijze ook bij de eerste schepping betrokken. Door het Woord heeft God immers de wereld geschapen (Hebr. 1:2). Johannes herhaalt nu de naam van God, die in het oude verbond luidde: "Ik ben, die Ik ben" en nu: "Die is en die was en die komt". Hij voegt eraan toe: "De Almachtige", omdat niets van wat in dit boek beschreven wordt, buiten Hem omgaat, maar naar zijn plan zich door zijn macht ontwikkelt.

 

Openbaring 1:9 


Ik, Johannes, uw broeder en deelgenoot in de verdrukking en in het Koninkrijk en de volharding in Jezus, was op het eiland, genaamd Patmos, om het woord Gods en het getuigenis van Jezus.

Johannes richt zich tot hen aan wie hij de boodschap moet doorgeven. Hij heeft drie dingen met hen gemeen: de verdrukking die onafscheidelijk verbonden is met het ingaan in het Koninkrijk (Hand. 14:22); het deelgenootschap aan de hemelse roeping en het overgezet zijn uit de duisternis in het licht van het Koninkrijk. Hij is ook deelgenoot in de volharding. die nodig is om de wil van God doende, te verkrijgen hetgeen beloofd is. Johannes volhardde in Jezus, dat wil zeggen hij bleef in zijn Woord, zoals de Heer vermaand had, toen de apostel nog bij Hem vertoefde: "Blijf in Mij, gelijk Ik in u".

Johannes was gevangen op Patmos, een eilandje tegenover Asia, het gewest waarin de zeven gemeenten lagen. De reden van zijn gevangen name was zijn prediking en zijn getuigen van Jezus' leven, dood en opstanding, zoals hij schreef. "Hetgeen wij gezien en gehoord hebben van het Woord des levens, verkondigen wij ook u" (1 Joh. 1:3).

 

Openbaring 1:10,11 


Ik kwam in vervoering des geestes op de dag des Heren, en ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin, zeggende: Hetgeen gij ziet, schrijf dat in een boek en zend het aan de zeven gemeenten: naar Efeze, en naar Smyrna, en naar Pergamum, en naar Tyatira, en naar Sardes, en naar Filadelfia en naar Laodicea.

Johannes kwam in geestverrukking, zoals Paulus weggevoerd werd, toen hij opgetrokken werd tot in de derde hemel. Ook Petrus raakte in geestverrukking toen hij de hemel geopend zag en een voorwerp zag neerdalen in de vorm van een groot laken. In hoofdstuk 4:2 zegt Johannes: "Terstond kwam ik in vervoering des geestes". Hierdoor kwam hij in de hemelse gewesten. Door de inwerking van de Heilige Geest begon de innerlijke mens te zien en te horen. Johannes deelt mee, dat hij in geestvervoering kwam op "des Heren dag". Hier wordt in het Grieks een andere woordkeus gebruikt dan op andere plaatsen waar sprake is van "de dag des Heren", zoals bijvoorbeeld in Handelingen 2:20.

Velen denken daarom, dat de apostel op de eerste dag der week, dus op zondag, in geestvervoering kwam, maar dan zou hij beter hebben kunnen schrijven: "Op de dag des Heren kwam ik in vervoering des geestes", waardoor dan duidelijk tot uitdrukking zou zijn gekomen, dat hij van het tijdelijke werd overgezet in de eeuwige, geestelijke wereld. Wij menen daarom dat met de "dag des Heren" ook hier bedoeld wordt een tijdperk, waarin de Heer zijn speciale werk van herschepping tot stand brengt in en door de gemeente van de eindtijd.

Johannes bevond zich toen in de onzienlijke wereld en vernam met zijn geestelijk oor een luide stem, die hem aan het geklank van een trompet herinnerde. Het was het eerste signaal waardoor hij werd geroepen, de gezichten die hij ontving, in een boek op te schrijven. Hij moest het geschrevene zenden aan de gemeenten in Asia waar hij volgens de kerkgeschiedenis werkzaam is geweest.

 

Openbaring 1:12,13 


En ik keerde mij om, ten einde de stem te zien, die met mij sprak. En toen ik mij omkeerde, zag ik zeven gouden kandelaren, en te midden van de kandelaren iemand als eens mensen zoon, bekleed met een tot de voeten reikend gewaad, en aan de borsten omgord met een gouden gordel;

Johannes werd eerst bepaald bij hetgeen al aanwezig was, namelijk de gevestigde gemeenten waartussen Jezus wandelde. Hij moest daarom omzien of terugzien in de tijd: hij keerde zich om, teneinde de persoon te zien, wiens stem hij hoorde Johannes ontvangt nu zijn eerste visioen en ziet de gemeenten, gesymboliseerd in zeven gouden kandelaren, waartussen de Heer wandelde. Deze zeven gemeenten vertegenwoordigen de ware kerk van alle tijden.

In het oude verbond was alles gecentraliseerd in één tempeldienst, in één volk en in één staat. De gemeente van het nieuwe verbond is niet door uitwendige vormen en organisaties verbonden. Zij past zich aan bij ieder ras en iedere landaard. leder van de zeven gemeenten had haar eigen kenmerkende eigenschappen, zoals nu de plaatselijke gemeenten hun eigen type bezitten.

Het beeld van de kandelaren is ontleend aan de tempeldienst. De gemeenten zijn het licht dezer wereld, want "het leven is het licht der mensen". Zij behoren niet onder de korenmaat te staan, maar ieder te beschijnen, die het waarachtige licht zoekt. De Heer der gemeenten wandelt tussen de kandelaren. Hij verzorgt en reinigt hen, opdat zij meer licht verspreiden. De olie is het beeld van de Heilige Geest, die het licht voedt, dat de gemeenten uitstralen. Het goud wijst op de zuiverheid en reinheid. Door het Woord worden de gemeenten gereinigd als met een waterbad, zodat zij stralend, zonder vlek en rimpel, heilig en onbesmet voor de Heer staan. (Ef 5:26,27).

Het beeld dat Johannes van zijn Meester zag, kwam gedeeltelijk overeen met dat van de Zoon des mensen, met wie hij op aarde had verkeerd, maar aan de andere kant aanschouwde hij nu de verheerlijkte Meester. Deze was bekleed met een lang afhangend gewaad, als teken dat zijn voeten geen dienstwerk meer behoefden te verrichten. Zo was ook de heup niet omgord als tot dienstbetoon, maar de borst had een gouden gordel, zoals die van een koning, die de overwinning behaald heeft en niet meer behoeft te strijden.

Deze gouden gordel is het beeld van de gerechtigheid en de trouw, waarvan sprake is in Jesaja 11:5. Zo zien wij ook hier de Priester-Koning naar de ordening van Melchizédek in het lange gewaad, waarmee Hij het heiligdom binnentreedt met de koninklijke gordel omgord.

 

Openbaring 1:14,15 


en zijn hoofd en zijn baren waren wit als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam; en zijn voeten waren gelijk koperbrons, als in een oven gloeiend gemaakt, en zijn stem was als een geluid van vele wateren.

De sneeuwwitte kleur van het hoofd en de haren wijzen op hoge ouderdom, of lengte van dagen. Het beeld herinnert ons aan het droomgezicht in Daniël 7:9 over de "Oude van Dagen". Ook van de Zoon des mensen wordt gezegd: "Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid" (Hebr. 1:8). De ogen van de Mensenzoon worden beschreven als een vuurvlam. "De lamp van het lichaam is het oog", sprak Hij eenmaal.

Hier worden zijn ogen getekend als de spiegel der ziel, die zijn innerlijk weerkaatsen. Deze vuurvlam wijst op de kracht en het licht van zijn geest en op de volheid van de Heilige Geest. Zijn voeten waren als glanzend koper, beeld van een heerser, die zijn vijanden verpletteren gaat. De stem is als het geruis van vele wateren, machtig en overweldigend als het geluid van een donderende waterval.

 

Openbaring 1:16-18 


En Hij had zeven sterren in zijn rechterhand en uit zijn mond kwam een tweesnijdend scherp zwaard; en zijn aanzien was gelijk de zon schijnt in haar kracht. En toen ik Hem zag, viel ik als dood voor zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zeide: Wees niet bevreesd, Ik ben de eerste en de laatste, en de levende, en Ik ben dood geweest, en zie, Ik ben levend tot in alle eeuwigheden, en Ik heb de sleutels van de dood en het dodenrijk.

De Heer draagt n zijn rechterhand zeven sterren. De verklaring ervan wordt in vers 20 gegeven. Het tweesnijdende, scherpe zwaard, dat uit zijn mond komt, is zijn woord. Dit komt nauwkeurig overeen met het woord van God zelf De apostel had eenmaal uit de mond van Jezus opgetekend: "Want de woorden, die Gij (Vader) Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven"(Joh. 17:8). Dit woord is "levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard"(Hebr. 4:12).

Het scheidt waarheid van leugen en gerechtigheid van ongerechtigheid. Op deze wijze worden ziel en geest gereinigd. In hoofdstuk 19:15 lezen wij van het overwinnende Woord Gods, dat uit zijn mond een scherp zwaard komt, om daarmee de heidenen te slaan, namelijk de machten, die de volken tot heidenen maken.

Eenmaal beschreef de apostel de Man van smarten, die voor Pilatus getuigde, dat Hij een koning was. Hij schreef. "Jezus dan kwam naar buiten met de doornenkroon en het purperen kleed. En Pilatus zeide tot hen: Zie, de mens!" (Joh. 19:5). Nu is de aanblik schitterend als de zon in haar kracht en overweldigend van heerlijkheid. Is het wonder dat Johannes, die Jezus in zijn diepe vernedering heeft waargenomen, als dood ter aarde valt nu hij Hem in zijn majesteit ziet?

Menigmaal had Johannes in zijn leven gezien, dat Jezus zijn hand op mensen legde om ze te zegenen tot genezing of tot bevrijding. De rechterhand Gods, dus ook die van Jezus, symboliseert de kracht en de werking van de Heilige Geest. Door het woord worden gedachten Gods openbaar en door zijn arm worden ze uitgevoerd of gerealiseerd. De hand Gods, de arm Gods en de vinger Gods zijn daarom beelden van de Heilige Geest. Wie met de psalmist zingt: "Zijn machtig arm beschermt de vromen", of "En door zijn hand zich laten leiden" zal concreet denken aan de bescherming en leiding van de Heilige Geest.

Als Jesaja vraagt: "Aan wie is de arm des Heren geopenbaard?" betekent dit: wie van ons kent "de kracht uit de hoge"? Slechts door de Heilige Geest wordt waarheid: "Het voornemen des Heren zal door zijn hand voortgang hebben". Jezus sprak toen Hij bezig was een boze geest uit te drijven: "Indien Ik door de vinger Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen".

Hier lezen wij dat Jezus de hand op Johannes legt om zijn vrees weg te nemen en hem kracht te geven. Op deze wijze werden ook de profeten van het oude verbond aangeraakt en gesterkt. De kracht van de Heilige Geest verdrijft iedere vrees. Jezus noemt Zichzelf de eerste en de laatste, evenals de Vader dit doet (vers 8).

Hij was immers van eeuwigheid als Woord Gods in de schoot des Vaders, en voldragen en voldaan zal Hij als Woord ook daarin terugkeren. Dan beschrijft de Heer wat tussen dit "eerste" en "laatste" voorgevallen is. Hij was op deze aarde als een waarachtig levend mens. Hij was ook gestorven als een mens, maar opgestaan uit de dood en nu is Hij een volmaakt levend mens tot in alle eeuwigheden.

Tijdens dit proces van sterven en opstanding heeft Hij de sleutels van de dood en het dodenrijk verworven, dit wil zeggen dat Hij in aanraking geweest is met de dood, de verderver Apóllyon, en met het dodenrijk, namelijk met de onderdanen van deze machthebber van de afgrond. Jezus heeft de dood en de doodsmachten overwonnen. Dit is gebeurd door de kracht die Hem uit de doden opwekte, door de Heilige Geest (Rom. 8:1 l). Dit is ook de enige wijze waardoor de in de Geest gedoopte gelovigen hier op aarde de doodsmachten kunnen overwinnen. Daarom moeten Gods kinderen eerst verzegeld worden met de Heilige Geest, voordat de put van de afgrond geopend wordt (9:4-6)."

 

Openbaring 1:19 


Schrijf dan hetgeen gij gezien hebt en hetgeen is en hetgeen na dezen geschieden zal.

Johannes schreef in zijn evangelie op, wat hij op aarde gezien en gehoord en getast had van het Woord des levens (1 Joh. 1:1). Nu moet hij opschrijven wat hij ziet en hoort in de hemelse gewesten aangaande wat daar reeds was: God en zijn troon, het Lam dat geslacht is, de zeven geesten Gods, de engelen der gemeenten, de gemeenten zelf als kandelaren, de vier dieren en dan hetgeen zich ontwikkelen zou in de ware en valse kerk.

 

Openbaring 1:20 


Het geheimenis der zeven sterren, die gij gezien hebt in mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaren: de zeven sterren zijn de engelen der zeven gemeenten, en de kandelaren zijn de zeven gemeenten.

Er is een verborgenheid, waarvan Paulus spreekt, dat zij alle eeuwen verborgen geweest is, namelijk de vorming van een gemeente, die de veelkleurige wijsheid Gods in de hemelse gewesten bekend zou maken (Ef 3: 10).

De zeven gouden kandelaren beelden de gemeenten van alle tijden en alle plaatsen uit als de lichtdragers in het hemelse heiligdom. Terwijl de gemeenten gesymboliseerd worden door zeven gouden kandelaren, wordt het engelenheer, dat zich speciaal bezighoudt met de vorming, het wel en het wee van de gemeenten, uitgebeeld door zeven sterren, die de Heer draagt in en bestuurt door zijn rechterhand. Zij stellen de engelen der gemeenten voor.

Men zegt wel eens dat met de engel der gemeente de voorganger bedoeld wordt. In de eerste plaats komt in de Openbaring het woord "ster" nergens in deze betekenis voor. Ten tweede zou er dan sprake zijn van een dubbel beeld. Een ster zou een engel voorstellen en die engel zou weer een beeld van de voorganger zijn. Ook is het in strijd met de symmetrie als er staat: de zeven sterren zijn de engelen en de kandelaren zijn de gemeenten. leder kind van God heeft zijn engel (Matth. 18:10). Ook Jezus heeft zijn engel. In een gemeente zijn dus vele engelen actief en boven hen staat de engel der gemeente, zoals in het Oude Testament wel sprake is van engelen over landen en volken (Dan. 10:13 en 12:1).

 
vorige pagina terug volgende pagina