Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 17


 

Openbaring 17:1,2 


En één van de zeven engelen, die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij, zeggende: Kom hier, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer, die zit aan vele wateren, met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben, en zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij.

In vers 19 van het vorige hoofdstuk werd gezegd, dat het grote Babylon voor God in gedachtenis gebracht werd. Hoofdstuk 17,18 en 19 geven nu een ruimere omschrijving van de eindgeschiedenis en van de ondergang van Babylon. Het begin van de geschiedenis van Babylon vinden wij in hoofdstuk 6 bij de beschrijving van de vier ruiters. In het laatste bijbelboek gaat het immers om de ware gemeente, de vrouw des Lams, die tot volle gerechtigheid komt, en om de afgevallen kerk, de hoer, die volkomen slecht wordt.

Zonder enige verzachting wordt het wezen der verbasterde kerk blootgelegd. Zoals Johannes het ontwikkelingsproces der ware kerk tekende in de vrouw die zwanger was, en onder grote pijnen de mannelijke zoon voortbracht, zo wordt hier de afhoererende kerk geschilderd, die haar dieptepunt bereikt in de gemeente van de antichrist. De kerk heeft haar wettige man, Christus, verlaten en verhoudingen aangeknoopt met de "koningen der aarde".

In de laatste instantie zijn deze koningen dan de tien, die op één uur met het beest de macht ontvangen. De kerk heeft de wereld lief gekregen en al wat deze te bieden heeft: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven. De koningen der aarde zijn de machthebbers in het politieke, wetenschappelijke en culturele leven. Zij worden geleid door de wereldgeesten, dat zijn de geesten der mensen, die verbonden zijn met de zienlijke wereld, maar onder supervisie staan van de overste dezer wereld.

De uitdrukking "grote hoer", wijst erop, dat deze gedegenereerde kerk enorm veel macht en invloed heeft. Zij is overal aanwezig en toch wordt zij weinig onderkend. Wie spreekt of schrijft over haar en wie durft haar te identificeren? Natuurlijk is het gemakkelijk om de rooms-katholieke kerk voor de grote hoer te houden, zoals de gereformeerde vaderen dit deden. Men kan er tijdschriften aan wijden om de zonden van deze kerk naar voren te brengen, maar tegelijkertijd blind zijn voor de vele dwalingen, die geïncorporeerd zijn zelfs in orthodoxe kerken, in pinkstergemeenten en andere vrije kringen. En dwalingen zijn de zuilen waarop Babylon rust.

Een dwaling is een leerstuk, dat niet beoogt de volkomen en volmaakte mens naar de maat van de wasdom van Christus, maar die de weg naar dit goddelijke doel op de een of andere wijze blokkeert. De hoer zit niet aan de rivier van het water des levens, die uit de troon Gods ontspringt in de hemelse gewesten, maar zij wordt verzadigd door vele wateren met verschillende oorsprong.

Niet de ware vrouw wordt "groot" genoemd, maar de hoer. Deze laatste domineert in de geschiedenis der kerk hier op aarde. De wereld heeft het beeld van Jezus in haar niet ontdekt en zij heeft de grote opdracht om de mensheid te redden, te verlossen en te genezen in zijn Naam, niet volvoerd. De tekenen die de Meester volgden, zijn haar niet gevolgd. Zo zijn degenen die op de aarde wonen, misleid, want zij konden het onkruid niet van de tarwe onderscheiden.

Zij werden dronken van de wijn van haar hoererij, dat wil zeggen hun geest werd bedwelmd door de dwalingen die de kerk bracht, en ieder helder geestelijk inzicht ontbrak. Ongelooflijk scherp wordt hier aan Johannes het mysterie van de overspelige kerk getoond. Omdat zij de gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon niet predikte, is zij aan de wereld gelijkvormig geworden. Daarom valt zij onder het oordeel en onder de vloek in de tijd dat de zonen Gods hun heerlijkheid ontvangen.

 

Openbaring 17:3 


En hij voerde mij in de geest weg naar een woestijn. En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest, dat vol was van godslasterlijke namen, en het had zeven koppen en tien horens.

Terwijl Johannes in geestverrukkig is, voert de engel hem weg om hem het oordeel te tonen over de valse kerk. Later ziet hij in geestvervoering, staande op een hoge berg, op dezelfde wijze de vrouw des Lams (21:9, 10).

De woestijn is een dor land, waar alle leven wijkt en sterft. Zij is beeld van de wereld waar geen waarachtig, geestelijk leven is en waar de honger van de mens niet wordt gestild door het brood des levens en zijn dorst niet wordt gelest door het water des levens. De ware vrouw wordt in deze woestijn bewaard en door Christus Zelf gevoed en gelaafd.

In zijn hogepriesterlijk gebed sprak de Heer: "Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart voor de boze" (Joh. 17:15).

De ware eindtijdgemeente kent in haar strijd tegen de draak maar één uitweg: zij vlucht in de woestijn (12:6).

Zij wordt weer de "ekklesia", dat is de gemeente die door God uit deze wereld geroepen en uitverkoren is(Hand. 7:38). Dit betekent dat zij geestelijk alle contacten met de wereld verbreekt en door God zelf onderhouden wordt. In de woestijn leeft zij van het manna uit de hemel. De overwinnaars ontvangen daar het verborgen manna (2:17).

Daar krijgen zij ook het water, de Heilige Geest, uit de rotssteen, Jezus Christus. In de woestijn kan zij alleen buiten het gezicht van de slang blijven, omdat zij gevoed wordt door Woord (manna) en Geest (water des levens).

De verbasterde kerk is ook in de woestijn. De vrouw op het beest presenteert zich dus alsof zij niet van de wereld is en Woord en Geest kent. Maar tegelijkertijd zit zij aan vele wateren en hoereert met de koningen der aarde.

Zij wordt niet bewaard in de wereld, want zij behoort ertoe. Zij heeft daar contacten en leeft van haar schatten. De ware gemeente steunt op het fundament Jezus Christus, maar de hoererende kerk zit op een hoofdmacht van het rijk der duisternis Zij is rechtstreeks verbonden met het beest, de geestvan de antichrist, waaruit alle valse religie en dwaling afkomstig zijn.

De kleur van dit beest is wijnrood. Zoals wit het beeld is van heiligheid, zo is karmijn dit van duivelse activiteit en geladenheid, en van hartstocht. De godslasterlijke namen waarmee dit monster en speciaal zijn koppen bedekt zijn, getuigen van felle, onbedekte haat tegen God. De valse kerk is verbonden met alles wat godslasterlijk en duivels is en met wat zich verzet tegen Gods plan. De zeven koppen en tien horens wijzen erop, dat wij hier te doen hebben met het beest uit de zee, dat Johannes reeds in hoofdstuk 13:1 zag.

Aan de apostel wordt dus enerzijds het beeld van de ware gemeente in de eindtijd getoond, en wel vol van de Heilige Geest, en anderzijds dat van de afgevallen kerk, waarin de dwaling tot de volle ontplooiing gekomen is.

 

Openbaring 17:4 


En de vrouw was gehuld in purper en scharlaken en rijk versierd met goud, edelgesteente en paarlen, en zij had in haar hand een gouden beker, vol gruwelen, en de onreinheden van haar hoererij.

Purper en scharlaken zijn tekenen van aardse macht en invloed. In deze kleuren werden eertijds de gewaden der vorsten geverfd. Wat de aardse kant betreft, ontbreekt het de hoererende kerk dus niet aan rijkdom. Zij verzamelt zich geen schatten in de hemel, maar hierop de aarde. Haar religieuze gemeenschappen hebben zich verbonden met de koningen der aarde en met de wereldse cultuur en met al wat groot en indrukwekkend in deze wereld is.

Zij bouwt machtige kathedralen, die de mensheid imponeren en de duizenden toeristen trekken. Haar leiders zijn geen vissers uit het Galilea der heidenen, door de Heer zelf onderwezen, maar koningen der wetenschap met titels, predikaten en onderscheidingen van aardse gouvernementen. Zij zoekt de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, die geen van alle uit de Vader zijn. De hoer vreest in de woestijn om te komen, en daarom heeft zij zich verbonden met wereldse macht, aanzien, politiek, geld, handel en wereldgeesten.

In haar hand heeft zij een gouden beker, maar de vrucht des Geestes wordt daarin niet gevonden. Zij heeft zich afgegeven met allerlei machten en de vrucht van deze gemeenschap zijn gruwelen en onreinheden. Haar beker is er vol van.

 

Openbaring 17:5,6 


En op haar voorhoofd was een naam geschreven, een geheimenis: het grote Babylon, moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde. En ik zag de vrouw dronken van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus.

Op de voorhoofden der overwinnaars in de strijd tegen de machten in de hemelse gewesten staat de naam van de stad Gods, het nieuwe Jeruzalem (3:12). Op het voorhoofd van de hoer staat de naam: het grote Babylon. De kerk van de afval verbergt een mysterie of verborgenheid. In een van zijn gelijkenissen over het Koninkrijk der hemelen verhaalt Jezus hoe deze onzichtbare wereld overeenkomt met iemand die goed zaad zaaide in zijn akker. Terwijl de mensen echter sliepen, kwam zijn vijand en deze zaaide onkruid tussen het graan.

Dit onkruid, de dolik, heeft scherpe, grasachtige bladeren, die iets smaller zijn dan die van de tarwe en blauwgroen van kleur. Zolang slechts de bebladerde halmen te zien zijn. is de overeenkomst met de tarwe groot. Zodra de aren evenwel tevoorschijn komen, is verwisseling uitgesloten. De aar van de dolik is korter en losser van bouw. De opgroeiende dolik lijkt zo verbijsterend veel op het goede graan, dat men haar - om vergissingen te voorkomen - moet laten staan.

In de loop der kerkgeschiedenis zou het mogelijk zijn veel verschillen tussen kerk en wereld aan te wijzen en veel kwaad op te ruimen. Maar het zou ook gebeuren dat naast de kinderen van het Koninkrijk Gods, kinderen van de boze, zouden leven, die uitwendig haast niet van de ware christenen te onderscheiden zouden zijn. Dezen zijn er niet toevallig, maar speciaal door de boze in grote hoeveelheid gezaaid. Naast de ware kerk in het Koninkrijk der hemelen zou in de onzichtbare wereld een andere kerk verrijzen, die uiterlijk de schijn zou hebben ook tot het Koninkrijk Gods te behoren. Iedere poging om deze twee te scheiden, moest op teleurstelling uitlopen. "Want bij het bijeenhalen van het onkruid zoudt gij tevens het koren kunnen uittrekken" (Matth. 13:29).

In de kerkgeschiedenis is het onmogelijk gebleken de ware kerk van dolik te zuiveren. Wanneer dit toch getracht werd, heeft men veel tarwe uitgezuiverd en weinig onkruid. Pas in de oogsttijd zou tot de maaiers gezegd worden: "Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur" (Matth. 13:30).

De dolik is slechts in twee fasen duidelijk als onkruid te onderkennen: aan het zaad dat in de aarde gevallen is en aan de vrucht, die het in de oogsttijd voortbrengt. Zaad en vrucht zijn identiek. Hoewel bij het opgroeien uiterlijke overeenkomsten bestaan, die misleidend zijn, vertegenwoordigen tarwe en dolik toch twee geheel verschillende grassoorten. Het zaad dat verborgen is, is de beslissende factor. De ware en de valse kerk kunnen uiterlijk overeenkomen, maar hun fundamenten zijn totaal verschillend. Ook aan de vrucht kent men de boom.

Uiteindelijk zal de ware kerk goede vruchten der volmaaktheid voortbrengen, terwijl de verkeerd gefundeerde kerk kwade vruchten zal opleveren.

Er bestaat onkruid dat duidelijk aanwijsbaar is en gemakkelijk te wieden. Paulus schrijft in 1 Timotheüs 5:24: "Van sommige mensen zijn de zonden zo duidelijk, dat zij voor hen uitgaan naar het gericht, bij anderen komen zij achteraan". Bij een dronkaard en een hoer maken de zonden duidelijk zichtbaar dat zij niet tot het rijk Gods behoren.

De religieuze mens evenwel spreekt over zijn kerk, over zijn kring en over zijn leer. Hij neemt het niet gemakkelijk en ieder kent zijn kerkelijk besef Maar zijn godsdienstigheid komt niet voort uit het goede zaad. Daarom kan hij nooit de vruchten voortbrengen van vrede, gerechtigheid en blijdschap. De valse kerk heeft een schijn van godsvrucht, maar verloochent de kracht ervan. Zij heeft daarom nooit overwinning op de zonde en op de ziekte.

Wij willen nog opmerken dat wij bij de uitdrukking "valse kerk" geen bepaalde richting op het oog hebben. Zij openbaart zich in de rooms-katholieke kerk en protestantse denominaties, maar evengoed in pinksterkringen waar de vrucht des Geestes gemist wordt. Niet de naam is beslissend, want deze is een uiterlijk teken, maar de verbondenheid met het goede zaad onder de oppervlakte, dat is de onzienlijke wereld. Evenmin bestaat op aarde een aanwijsbare, ware vrouw. Jezus sprak: "Indien dan iemand tot u zegt: Zie, hier is de Christus, of. Hier, gelooft het niet" (Matth. 24:23).

Er zijn wel kerken die duidelijk kenmerken vertonen van de vrouw op het beest, zoals er ook zijn die ernaar streven het lichaam van Christus zichtbaar te doen zijn op aarde. Wanneer wij opgewekt worden om ons bij de ware kerk te voegen, geldt dit in eerste instantie in de geestelijke wereld. In de zichtbare wereld zullen wij ons voegen bij die gemeente, die volkomen staat op het fundament, Jezus Christus, en die in de genade van Christus op wil wassen tot de volmaaktheid.

Er is dus in de geestelijke wereld een ware stad Gods en er is een grote stad Babyton. De laatste is de geestelijke realiteit in de hemelse gewesten van het uiterlijk godsdienstige Jeruzalem, dat geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, waar de apostelen en profeten gedood werden en waar ook onze Heer gekruisigd werd (11:8).

In dit Babylon woont de natuurlijke mens, die godsdienstig is, maar die geen gemeenschap met Jezus Christus heeft, dus niet één geest met Hem is. Kaïn, Ezau, Ismaël en de leidslieden van Jezus' dagen hebben in deze stad gewoond. Over haar inwoners werd geprofeteerd: "Opdat over u kome al het rechtvaardige bloed, dat vergoten werd op de aarde, van het bloed van Abel, de rechtvaardige, tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die gij vermoord hebt tussen het tempelhuis en het altaar" (Matth. 23:3 5).

Deze martelaren vielen dus in het centrum van de godsdienstige ceremonieën! Ook in de christelijke kerk heeft het bloed der martelaren met stromen gevloeid. Babylon is dronken geworden van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus! In de eerste zes zegels van hoofdstuk 6 zien wij op welke wijze dit gebeurd is. In Babylon vloeide het bloed der martelaren, der "ketters" en der "extremen".

In deze stad waren de inquisitie, de brandstapels, de excommunicaties. De kerkgeschiedenis is de historie van Babylon, waarin ware kinderen Gods als ballingen vertoefden en uitzagen naar het hemelse Jeruzalem, waarheen zij begeerden terug te keren. Het grote Babylon is de moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde. Het behoort dus niet tot het lichaam des Heren en onderscheidt dit ook niet. Daarom vindt men in de beker dezer hoer alle zonden, ongerechtigheden en ziekten, die tezamen de gruwelen zijn van het leven op aarde.

Babylon heeft geen enkele oplossing voor de nood van de mensen en voorde wereldproblemen. Om haar Godverlatenheid te dekken, pleegt de vrouw overspel met de koningen der aarde en met de wereldgeesten. Zij is de moeder der hoeren, want uit haar komen de dwaalleringen en de leringen van boze geesten, met wie zij gemeenschap onderhoudt. Zij is de oorsprong van de dwaling, die uit haar ontstaat en aan welke zij het leven geeft. De totaliteit der valse leer die in alle kerken en groepen gevonden wordt, bereikt haar volkomenheid en rijpheid in de stad Babylon. Johannes ziet Babylon als het eindstadium van toenemende verbastering.

 

Openbaring 17:7 


En ik verbaasde mij, toen ik haar zag, met grote verbazing. En de engel zeide tot mij: Waarom verbaast gij u? Ik zal u het geheimenis van de vrouw zeggen en van het beest met de zeven koppen en tien horens, dat haar draagt.

In de gelijkenis van de tarwe en het onkruid vragen de slaven: "Heer, hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Hoe komt hij dan aan onkruid?" Zij verwonderden zich dus daarover. Deze zelfde verwondering vinden wij bij Johannes op Patmos. Wanneer hij deze vrouw op het beest ziet zitten, verbaast hij zich met grote verbazing. Hoe kan zo'n afval plaats vinden? Hoe is het mogelijk dat deze verborgenheid nimmer aan het licht kwam? In welk een Egyptische duisternis hebben de kinderen Gods verkeerd, dat zij dit geheim nooit ontraadselden?

De oorzaak lag in het feit, dat zij geen visie hadden op de onzienlijke wereld. Alleen deze kennis geeft een helder en duidelijk beeld van de situatie, waarin de kerk zich alle eeuwen bevonden heeft. Maar het is aan de gemeente in de eindtijd vergund de sleutels van het Koninkrijk der hemelen weer ter hand te nemen. Zij ziet klaar en helder welk een geraffineerd spel de boze gespeeld heeft.

Zoals de slaven in de gelijkenis antwoord ontvangen op hun verwonderde vragen, zo ontvangt Johannes de toezegging dat het mysterie van deze vrouw door hem ontsluierd zal worden, evenals haar verbondenheid met het lugubere beest uit de afgrond.

 

Openbaring 17:8 


Het beest dat gij zaagt was en is niet, en het zal opkomen uit de afgrond en het vaart ten verderve; en zij, die op de aarde wonen, wier naam niet geschreven is in bet boek des levens van de grondlegging der wereld af, zullen zich verbazen, als zij zien, dat het beest was en niet is en er toch zal zijn.

Er is een geheimenis van de ware kerken er bestaat er een van de valse (vers 7). Het mysterie van de gemeente is, dat deze met Christus is opgewekt en met Hem een plaats ontvangen heeft in de hemelse gewesten. Daar maakt zij aan de overheden en machten de veelkleurige wijsheid van God bekend en daar ligt haar overwinning op zonde, ziekte en dood.

Het geheim van de afvallige kerk is haar verbondenheid met het rijk van de afgrond. Wij zagen reeds bij hoofdstuk 13:1 dat het beest, dat uit de afgrond opkomt, de geest van de antichrist is.

Deze macht zal komen - zich duidelijk openbaren - en is reeds nu in de wereld. Zoals dit beest eerst onder de oppervlakte van het water verkeert en in de eindtijd omhoog stijgt, zo heeft de geest van de antichrist in het verborgen reeds zijn werk in de kerk gedaan. "En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld" (1 Joh. 4:3).

Uit het verband blijkt dat met wereld "hier de verbasterde kerk bedoeld wordt. Hoewel men de werkzaamheid van deze geest nauwelijks kon onderscheiden en het erop leek, dat hij niet in de kerk opereerde, was hij er wel degelijk. De Statenvertaling luidt hier dan ook: "Het beest dat was en niet is, hoewel het is". In de eindtijd wordt duidelijk zichtbaar dat de valse kerk rechtstreeks vanuit het rijk der duisternis geïnspireerd wordt. Het onkruid en het goede graan zijn dan herkenbaar. Ook van de Heilige Geest zou gezegd kunnen worden, dat Hij was en niet is, hoewel Hij is, en Hij in de laatste tijden krachtig uitgestort zal worden.

In de eeuwen die voorbijgingen, werkten zowel de Heilige Geest als de geest van de antichrist in het verborgen in de kerk. Maar in de eindtijd valt de kerk duidelijk in twee delen uiteen: de ware gelovigen trekken, geleid en bekrachtigd door de Heilige Geest, uit Babylon, en de Heilige Geest openbaart Zich dan op spectaculaire wijze in de zonen Gods. Babylon valt en is er niet meer. De verwarring heeft opgehouden, maar de geestvan de antichrist is niet verdwenen, maar gaat zich ook op spectaculaire wijze openbaren in de zonen des verderfs.

Wij schreven bij hoofdstuk 9:1 uitvoerig over de betekenis van de afgrond. In de diepte van de duistere vloed, in het rijk van de afgrond ligt de "leviathan, de kronkelende slang, het monster in de zee". (Jes. 27:1).

Dit gedrocht is als een prehistorisch reptiel met tien horens en zeven koppen. Later lezen wij dat het ten verderve vaart, wanneer het met de valse profeet in de poel des vuurs geworpen wordt. Het opstijgen van het beest uit de afgrond betekent dat de geest der dwalingen belichaamd wordt in de antichrist en zijn gemeente. Dan zit hij in de mens, de tempel Gods, en geeft zichzelf voor een God uit (2 Thess. 2:4).

Zij die de aarde bewonen, zullen zich verbazen, als zij de openbaring van dit beest in de antichristelijke kerk waarnemen. Zij zien de krachten, de wonderen en grote tekenen van de antichrist. Opgemerkt wordt dat de namen der bewonderaars niet geschreven zijn in het boek des levens van de grondlegging der wereld af. De uitdrukking "het boek des levens" kwam ook voor in hoofdstuk 3:5 en staat ook in hoofdstuk 20:12, 15. Verder is er tweemaal sprake van "het boek des levens van het Lam" (13:8 en 21:27).

Wij geloven dat ieder kind, wanneer het als een onschuldig mensje op de wereld komt, wordt ingeschreven in het boek des levens. Wanneer het evenwel bij het opgroeien als een onrechtvaardige of wetteloze gaat leven. dus dood is in zonden en misdaden, wordt zijn naam uit dit boek verwijderd. Zo bad David toen hij in doodsgevaar verkeerde aangaande zijn vijanden: "Voeg schuld bij hun schuld, zodat zij niet komen tot uw rechtvaardiging (door schuldbelijdenis en schuldvergeving). Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd, met de rechtvaardigen niet worden opgeschreven". (Ps. 69:28,29).

Ook sprak de Here tot Mozes, die zijn leven wilde inzetten om het volk te behouden: "Wie tegen mij gezondigd heeft, zal Ik uit mijn boek delgen". (Ex. 32:3 3).

Allen wier namen bleven opgetekend "m dit boek des levens, dus allen die gerechtigheid liefhadden, zullen niet in de poel des vuurs komen, maar zij zullen op de nieuwe aarde een verdere levensontplooiing meemaken (20:15).

Wanneer er namen geschreven zijn in "het boek des levens van het Lam", duidt dit op een aparte categorie mensen, die hun rechtvaardigheid ontvingen door hun geloof in het bloed van Jezus Christus, dat hun schuld wegneemt. Toch wordt voor deze groep ook wel kortweg gesproken van "het boek des levens" zonder toevoeging "van het Lam".

In Filippenzen 4:3 schrijft Paulus aangaande zijn medewerkers, dat hun namen stonden geschreven in "het boek des levens".

In "het boek des levens van het Lam" staan alleen de namen van de volmaakt rechtvaardigen door het geloof Daarom zullen eenmaal allen die nog in het nieuwe Jeruzalem zullen binnengaan, moeten geschreven worden in "het boek des levens van het Lam" (21:27). Dit boek is "de burgerlijke stand" van de heilige stad!

Beide boeken vormen een register dat voortdurend bijgehouden wordt. Deze boeken zijn geen historisch onveranderlijke documenten met een van eeuwigheid vastgestelde lijst met namen. Zulk een opvatting leidt tot de fatalistische gedachtengang: wanneer ik er niet bij behoor, is alles toch tevergeefs. Er is een voortdurend inschrijven of uitwissen van namen mogelijk (3:5).

Met "hen die op de aarde wonen" worden natuurlijk niet alle wereldbewoners bedoeld, maar diegenen in het grote Babylon, wier namen zelfs niet ingeschreven waren in het boek des levens. Zij leefden niet als natuurlijke rechtvaardigen, zoals bijvoorbeeld de Egyptische vroedvrouwen Sifra en Pua, die "God vreesden" en die weigerden de zuigelingen van het mannelijke geslacht der Israëlieten te doden. (Ex. 1:15-20).

Denk ook aan Ebed-Melech, de Ethiopiër, die Jeremia het leven redde.

(Jer. 38:7-13 en 39:15-18). "Zij, die op de aarde wonen", bezitten alleen nog een natuurlijk leven in verband met eten en drinken, huwen en ten huwelijk geven. dus zaken die het aardse leven in standhouden (Matth. 24:38).

De natuurlijke mensen die geen besef hebben van God en zijn plan, worden nu verlokt door de openbaring van de machten de kracht van het beest en zij gaan de antichrist volgen in de geestelijke wereld.

De overspelige kerk verklaart God voor dood, vergoelijkt of animeert de zonde en inspireert de mens tot ongerechtigheid. Degenen die nu reeds ogen hebben om in de onzienlijke wereld de geesten te onderscheiden, zullen zich echter niet verbazen, maar dit degeneratieproces verstaan.

 

Openbaring 17:9-10a 


Hier is het verstand dat wijsheid heeft: De zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is. Ook zijn het zeven koningen: vijf ervan zijn gevallen, een is er nog.

Om de beschrijving der koppen te verstaan, is inzicht nodig, die met wijsheid gepaard moet gaan. Het gaat hier om kennis van de pijlers, waarop de valse kerk rust. De ware kerk is gegrondvest op de zeven zuilen, die in Hebreeën 6:1 en 2 genoemd worden, namelijk: bekering, geloof in God, de doop in water, de doop in de Heilige Geest, oplegging der handen, opstanding der doden en het eeuwige oordeel.

Bij de anti-kerk verheffen zich vanuit de onzichtbare diepten van de afgrond, als bergen of eilanden in de zee, de koppen der geestelijke machten waarop zij steunt. Zolang deze koppen in de wereld hun duivelse opdracht volvoeren, zijn ze gekroond (12:3). Daarom heten ze ook koningen. Hun haat tegen het ware Godsrijk blijkt uit de godslasterlijke namen, die op hun koppen voorkomen(13:1).

Omdat de valse kerk onder invloed van deze machten staat, wordt de naam Gods onder de volkeren gelasterd. De machten de invloed van de schijnkerk bestaan niet in de openbaring van de Heilige Geest doormiddel van de geestesuitingen, maar de hoer lastert de heerlijkheden Gods. waaronder de volkomenheid. Zij wil niet van doen hebben met de gaven van de Heilige Geest, hoewel God deze bedoelde tot reiniging en tot opbouw van de gemeente. Allen die ernaar ijveren, vervolgt zij. De bergen waarop deze vrouw zit, vormen de ondergrond van haar openbaring in deze wereld.

Wanneer wij de vertegenwoordigers der valse kerk op aarde willen leren kennen, zullen wij nauwkeurig de beschrijving moeten lezen, die de apostelen gaven, wanneer zij de valse leraars en profeten schilderden. Zonder deze bergen kan de vrouw niet bestaan, want zij rust op dit zevenvoudig fundament en ontvangt er haar inspiratie uit.

Deze machten maken het haar mogelijk de zielen der mensen te verleiden en deze in een betoverende en ijzeren greep te binden. Op het voorhoofd der hoer staat de naam Babylon. Zij brengt een en al geestelijke verwarring en haar geheim is, dat zij nimmer iemand redt, verlost, geneest, bevrijdt of vervult niet de heerlijkheid Gods. Wij willen nu trachten ons een inzicht te vormen van deze machten, die voorgesteld worden door bergen. Hoewel wij er zeven zullen noemen, sluit dit niet uit dat ook andere geesten uit de afgrond het denken der valse kerk infiltreren. Het getal zeven zien wij als symbolische imitatie van het ware zevenvoudige fundament, maar het aantal is gemakkelijk met andere kenmerkende eigenschappen te vermeerderen.

Wij noemen dan:

1. Heerszucht. Tot zijn discipelen sprak Jezus: "De koningen der volken voeren heerschappij over hen en hun machthebbers worden weldoeners genoemd. Doch gij niet alzo, maar de eerste onder u worde als de jongste en de leider als de dienaar" (Luc. 22:25,26).

Tot de oudsten wordt gezegd: "Hoedt de kudde Gods, die bij" u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde" (1 Petr. 5:2,3).

De gemeente van het nieuwe verbond kent geen hiërarchie, geen kerkvorsten, geen ambtsdragers die hun aanstelling danken aan natuurlijke begaafdheden, aan wetenschappelijke opleiding en universitaire diploma's.

De regel in het Koninkrijk Gods is: "Maar wie de grootste onder u is, zal uw dienaar zijn". Om waarlijk dienaar te zijn, heeft de christen begaafdheden nodig, waarmee hij* dienen kan. Jezus kwam om te dienen. Hij bezat daartoe de gaven van Gods Geest, door de liefde werkende. Daarom kon Hij de mensen helpen, door ze te redden, te verlossen en te genezen. Zijn volgelingen hebben alleen roeping om gezag en heerschappij uit te oefenen over de machten der duisternis in de onzienlijke wereld.

Jezus gaf hun autoriteit over de onreine geesten en om de zonde te vergeven. Zijn Koninkrijk is niet van deze aarde. Daarom behoren alle heerschappij en machtsoefening op aarde niet tot de gemeente van Jezus Christus, maar zij vormen een pijler waardoor de valse kerk zich handhaaft en staande houdt. Het machtsvertoon van concilies, synoden en kerkelijke instanties heeft de kinderen Gods veelal van hun vrijheid beroofd en zowel geestelijk als stoffelijk onder druk gezet.

2. Geweld. Het kenmerk van het nieuwe verbond is: "Niet door kracht, noch door geweld, maar door mijn Geest!" Elke dwang, elke pressie is uit het rijk der duisternis Ten tijde van Augustinus begonnen de bloedrode bladzijden van de valse kerk. De woorden van de Heiland" dwingt ze om in te gaan" waren bedoeld om de gebonden of bezeten mens te verlossen, door met geweld de machten der duisternis te verdrijven. Augustinus verdraaide ze evenwel tot een vrijbrief voor inquisiteurs en beulen, die zich steeds op deze kerkvader" konden beroepen.

Wij denken aan de godsdienstoorlogen, aan de Bartholomeüsnacht en aan het lijden der dopers. De portalen der kerken waren vol van het bloed der martelaren, vergoten onder de inspiratie van deze pijler uit de afgrond.

In een gezin zijn twee broers. De een wordt slager en de ander bakker. Hierover ontstaat geen familie twist. Maar zodra de een van kerkelijke denominatie verandert, komen de onzienlijke machten in het geweer en gaan pressie uitoefenen. Voortaan zijn de huisgenoten elkaars vijanden. Het gebeurt dat wij een echtpaar ontmoeten, waarvan een der partners zich wil laten dopen. Hij of zij mist echter de vrijheid, omdat de andere dreigt met echtscheiding.

Wie kent niet de gezinnen waar de kinderen gedwongen worden hun geestelijk heil in een bepaalde kerkformatie te zoeken? Wie kent niet de dorpen waar men door de overgang naar een andere overtuiging een outcast wordt? Al dit geweld wordt niet uitgeoefend om Christus" wil, maar het is een pijler waarop de valse kerk haar gezag handhaaft.

3.Uiterlijk vertoon. Duidelijk heeft onze Here Jezus gezegd: "Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat". Tot de schijnkerk van zijn dagen sprak de Heer: "Gij gelijkt op gewitte graven, die van buiten wel schoon schijnen, maar van binnen vol zijn van doodsbeenderen en allerlei onreinheid". De valse kerk heeft een schijn van godsvrucht, maar verloochent de kracht ervan. "Vrome" geesten dwingen de duizenden die zichzelf als onwedergeboren zien, tot een trouwe kerkgang. Zij kweken kerkelijk besef.

Zij hechten aan stilte, ernst en plechtig gezang, aan liturgie, aan schone gebouwen, aan gewijde gewaden, maar de gedachte dat zonde en ziekte door de kracht van de Geest Gods overwonnen kunnen worden en dat de mens innerlijk gereinigd kan zijn, komt niet in hun slachtoffers op. "Vrome" geesten spreken over boetedoening en onthoudingen. Boze lustgeesten verleiden de man om zijn begeerte naar andere vrouwen te doen uitgaan, maar "vrome" duivelen dwingen een man tot volkomen onthouding en verbieden het huwelijk aan hen, die bijzonder dienstbaar willen zijn aan het rijk Gods.

Lustgeesten maken de mens onmatig en "vrome" geesten dwingen tot onthouding, zelfs van de allerkleinste genoegens, die de Heer ons in zijn genade schenkt. Wat de mens graag wil, noemen zij bij voorbaat al zondig. "Vrome" geesten dwingen jonge meisjes om in kleding te lopen, die enkele tientallen jaren bij de mode ten achter is. Demonen trachten het beeld van God te schenden door de mens er potsierlijk bij te doen lopen.

"Vrome" geesten zullen hem geen carnavalskleren doen dragen, maar dwingen hem wel als dienstknecht van God in een habijt te lopen dat uit de middeleeuwen stamt. Al deze dingen, die erop gericht zijn godzaligheid na te lagen, door uiterlijke vormen aan te nemen, worden niet geïnspireerd door de Geest van God, maar door een kop van het beest uit de afgrond.

4. Leergeesten. In 1 Timotheüs 4:1 staat: "Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen". Ook Johannes spreekt ervan, dat vele valse profeten inde wereld zijn uitgegaan (1 Joh. 4:1).

In dit verband had hij het over het beproeven der geesten, of deze uit God zijn: de geest die uit God is: belijdt dat Jezus in het vlees gekomen is. De geest van de antichrist loochent deze waarheid. De duivel haat de gedachte, dat er een mens met "vlees en beenderen" (Luc. 24:3 9) op de troon van God zit.

Jezus is de eerste van vele broederen en leidt vele zonen tot heerlijkheid. De leer die uit God is, voert de mens naar de troon van God. Zij erkent dat Jezus gestalte kan aannemen in zijn volgelingen. Het grote Babylon is ontstaan door de vele leerstellingen, die de mens niet tot deze heerlijkheid leiden. Deze ontnemen het gezicht op de volkomenheid, op de kroon en op de troon.

Zij laten de mens zondaar tot de dood. Al deze leergeesten brengen geen oplossing voor het probleem van de zonde en ziekte.

De leer die uit God is, beoogt de opbouw van het lichaam van Christus, "totdat wij bereikt hebbende mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus" (Ef. 4:13).

Iedere leer die uit God is, richt zich op het volkomene en aanvaardt de mogelijkheid dat de mens het beeld van de Zoon van God in deze wereld dragen kan. Zo zal Hij met zijn broeders komen tot een openbaring van de gemeente "stralend, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks" (Ef 5:27).

Wanneer een christen uit Babylon trekt, betekent dit niet dat hij van de ene kerk overgaat naar de andere, maar dat hij in de geestelijke wereld de verwarring loslaat en zich alleen richt op Christus en handelt naar diens woorden. De leer der valse geesten spreekt bijvoorbeeld heel vroom over het breken van de wil, van het hart en van het leven van de mens, of van de zegen der ziekte, kortom dat het God behaagt menselijke wrakken te maken.

De leer die uit God is, richt zich op het herstel van de gebrokene van hart en de verslagene van geest en op de genezing van het lichaam. Iedere leer die tot het koningschap en priesterschap voert, is uit God. Iedere leer die ten doel heeft de mens gelijkvormig te maken aan het beeld van de Zoon, is de ware. Iedere leer die de mens in de zonde laat, is uit de duivel, uit de vader der leugen; zij is een fundament of pijler van de onwaarachtige kerk.

5. Traditie. "Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods" (Luc. 9:62).

De traditie bindt de mens aan het verleden en aan het voorgeslacht. Het rijk der duisternis werkt veel met overlevering. Het gehele heidendom is met enorme banden aan de adat en voorvaderen verbonden. Nu spreekt men ook onder christenen over de kerk der vaderen, over de leer der vaderen en over de schatten van het verleden. Men canoniseert wat de vaderen beleden en beleefd hebben. Hoe ouder een belijdenisgeschrift of -formulier is, in hoe breder kring het gezag heeft.

Zo worden de christenen van onze tijd gebonden en overheerst door het denken en de geestelijke belevenissen van hen, die reeds eeuwen gestorven zij n. Evenals de heidense Chinezen roemt men op de verbondenheid met de voorgeslachten. Het nieuwe verbond is evenwel een geestelijk verbond en verwerpt daarom de natuurlijke banden met de vaderen en overlevering van mensen. De Heer leerde ons ook, dat er een groet is in het Koninkrijk Gods.

Wat voor onze vaderen eeuwen geleden van belang geweest is, heeft nu zijn betekenis verloren. Jezus sprak in een gelijkenis aangaande het Koninkrijk Gods, dat het is als een mens, die zaad wierp in de aarde. Dit kwam op, groeide, zonder dat men wist hoe. (Marc. 4:26-29).

Het neemt ook telkens een andere vorm aan: eerst een halm en bladeren, dan de aar waarin het volle koren zich ontwikkelt. Traditie ziet terug naar de halm, naar de aar of naar de kelkbladen. Het ware evangelie ziet uit naar het rijpe graan, dat zich aan het einde der tij den zal openbaren en dat volkomen gelijkt op het zaad dat in het begin in de aarde geworpen werd. De stengel, de aar en de kelkbladen zijn nodig geweest om het leven door te geven en te beschutten, maar het doel is de vrucht. Zelfs de kelkbladen die ten doel hadden de jonge vrucht te beschermen, worden, wanneer deze rijp is, tot kaf.

Uit laatste is alleen geschikt om verbrand te worden; dus wordt het prijsgegeven. Maar de nieuwe graankorrel heeft het leven in zichzelf. Wat voorbij is en wat zijn functie gehad heeft, moeten wij rustig loslaten. Traditie geeft gebondenheid. Zij kan nooit samengaan met het werk van de Heilige Geest, want waar Deze is, is vrijheid. Een kerk die in standgehouden wordt op het fundament van traditie en overlevering, is occult verbonden met de doden en het dodenrijk. Zij bouwt daarmee op een fundament uit de afgrond.

"Vijf er van zijn gevallen". Heerszucht, geweld, uiterlijk vertoon, valse leringen en traditie, waarop de valse kerk haar macht in deze wereld gebouwd heeft, worden in de eindtijd onder haar weggeslagen. De gemeente van de antichrist die zich uit haar ontwikkelt, zal op andere pijlers rusten dan die van Babylon. De hoer heeft ondanks haar afval altijd de schijn van christelijke kerk weten te handhaven. De geest van de antichrist veegt evenwel dit surrogaat-christendom van de kaart.

In onze tijd zien wij, hoe de macht der valse kerk aan het verdwijnen is. Haar gezag in de wereld wordt steeds minder. De macht en het aanzien van de geestelijke ambtsdragers worden zienderogen minder. De diepe eerbied voor deze stand maakt plaats voor spot en verachting. De fouten en blunders van de kerkelijke leiders worden openlijk in de kranten besproken. Er zijn weinig of geen concilies en synoden, waarvoor het grote publiek nog belangstelling koestert.

Geweld komt in de kerken tegenwoordig alleen nog maar in verzwakte vorm voor en de overheid leent haar zwaard niet meer om kerkelijke twisten te beslechten. Onthoudingen en vasten zeggen de moderne mens niets en ceremonieën, gewijde gewaden en plechtigheden zijn alleen attractief als curiositeit. Het kerkvolk is niet geïnteresseerd bij leerstellingen en dogma's.

Wij leven in een tijd dat men met alle traditie breekt. Symbolen, belijdenisgeschriften, oude vertalingen en religieuze boeken uit het verleden spreken niet meer aan. Waar het gezinsverband aangetast wordt, verdwijnt ook de verbondenheid aan een familiekerk. Wanneer al deze zullen wegvallen, kan de kerk van de antichrist op de puinhopen een volkomen nieuwe religie ontwikkelen.

6.Occultisme. De laatste periode van Babylons bestaan is met twee machten verbonden, waarvan de een is en blijft, terwijl de andere komt en na een korte tijd weer verdwijnt. Wanneer alle machten, waarop deze vrouw steunde, verdwenen zijn, blijft de zesde kop. Er is maar één antwoord mogelijk op de vraag naar de naam van deze blijvende macht uit het rijk der duisternis Zij is typerend voor Babylon, de moeder der hoeren. Babylon heeft niet alleen met de koningen der aarde gehoereerd, maar het pleegde overspel in de onzienlijke wereld. De zonde van de afgoderij en toverij worden de gehele bijbel door als hoererij getekend.

De grondslag van Babylon was reeds occult. In het Hebreeuws betekent Babel" verwarring", maar in de taal der Babyloniërs: poort Gods. Jacob droomde eenmaal dat op de aarde een ladder opgericht was, waarvan de top tot aan de hemel reikte en waarlangs de engelen Gods opstegen en nederdaalden. Bij het ontwaken noemde hij deze plaats ook de poort des hemels, huis Gods (Gen. 28:17). De toren van Babel was de kathedraal der oudheid, " waarvan de top tot de hemel reikte" (Gen. 11:4).

Hij was de ladder waarmee men de poort van de onzienlijke wereld trachtte binnen te gaan. In zijn bovenste vertrekken zocht men gemeenschap met de geestenwereld. Daarom is Babel de tegenhanger van Pinksteren, maar beide hebben ook iets gemeen. Het pinkstergebeuren en Babel leggen beide contact langs bovennatuurlijke weg in de onzienlijke wereld. In Babel zochten de waarzeggers, de tovenaars, de spiritisten en de astrologen in gemeenschap te komen met de machten van het rijk der duisternis

Op Pinksteren daarentegen werd de hemel geopend en ontvingen de discipelen de Heilige Geest. Deze gaf hun een rechtstreekse verbinding met de levende God. Voortaan is de naam van Babel verbonden met het occultisme. De profeet Jesaja voorspelde zijn verwoesting, onder de aanklacht: "Houdt maar aan met uw bezweringen en met de talrijke toverijen waarmede gij u van jongs af hebt afgetobd; misschien kunt gij iets bereiken, misschien jaagt gij schrik aan" (47:12).

Wij weten dat de hoofdzonde van het volk Israël in het Oude Testament de afgoderij was. In 2 Koningen 23:5-24 lezen wij bijvoorbeeld over afgodspriesters, over hen die voor de Baäl, de zon, de maan, de sterrenbeelden en het gehele heer des hemels offers ontstaken. Over de dodenbezweerders, de waarzeggers, de terafim, de afgodsbeelden en al de gruwelen, die in het land van Juda en te Jeruzalem aangetroffen werden.

Was het wonder dat dit overspelige volk naar het centrum van de afgoderij gebracht werd? God gaf hen over aan de koning van Babel, aan de heerschappij van de afgoden die zij gediend hadden. Na de ballingschap leek het alsof het volk veranderd was. Geen Jood zou zich voor beelden buigen of zijn voet in een afgodstempel zetten. Maar de afgoderij keerde terug in meer verfijnde en gecamoufleerde vorm en zelfs met meer kracht. Jezus noemde het volk weer "een boos en overspelig geslacht".

(Matth. 12:39) en vergeleek het met een mens, waar de onreine geest was uitgevaren.

Deze keerde evenwel terug met zeven andere geesten, bozer dan hijzelf Zij kwamen binnen en woonden daar, en het laatste van die mens werd erger dan het eerste. Veelbetekenend voegde de Heer eraan toe: "Alzo zal het ook gaan met dit boze geslacht" (Matth. 12:43-45).

Israël werd een "vroom" volk. Uiterlijk dienden de leidslieden de ware God, maar innerlijk werden zij tot kinderen van hun vader, de duivel (Joh. 8:44). Hun godsdienst berustte op uiterlijk vertoon. Zij meenden op deze wijze gemeenschap met God te kunnen hebben, maar zij kregen rechtstreeks contact met de machten uit de afgrond. Hun bidden was met omhaal van woorden, zoals bij de heidenen. Zij meenden door de veelheid van woorden verhoord te worden. De leidslieden aten de huizen der weduwen op, terwijl zij voor de schijn lange gebeden tot God uitspraken.

Door de occulte handelingen werden zij kinderen der hel. De gebedsriemen der Farizeeën hadden magische betekenis. Zij dienden als voorbehoedmiddel (phulasso) tegen boze invloeden (het boze oog). In verband met hun verbondenheid met het rijk der duisternis sprak Jezus van slangen en adderengebroed. Daarom doodde dit volk de profeten, die waarachtig en op bovennatuurlijke wijze met God gemeenschap hadden en maakte het de maat zijner vaderen vol. Een uitwendige godsdienst, waarbij het hart ver van God is, ligt in de occulte sfeer van het rijk der duisternis

Daarom is Jeruzalem "de grote stad (Babylon), die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Heer gekruisigd werd". (11:8).

In 1 Corinthiërs 10:7 waarschuwt Paulus de gemeente van het nieuwe verbond tegen afgoderij. In vers 14 lezen wij: "Daarom dan, mijn geliefden, ontvlucht de afgoderij!" Niet dat een afgod iets zou zijn, maar deze baant de weg tot een gemeenschap met demonen (vers 20). Afgoderij is de zonde tot de dood, dat wil zeggen dat de mens rechtstreeks op bovennatuurlijke wijze in contact met de afgrond komt. Waarin de kerken beelden zijn, staan deze in dienst van de religie en pleegt men afgoderij.

De demonen zoeken een stoffelijk object om de aandacht en het geloof der mensen tot zich te trekken. Zo gebruiken zij onder het religieuze volk gewijde voorwerpen, gewijde plaatsen, heilige gebouwen, rozenkransen (veelheid van gebeden), gewijde aarde, gewijde kleding. wierook en gewijde boeken (Statenbijbel met Gotische letters). Ook ceremonieën, riten en liturgieën trekkende aandacht af van de levende God. Zij zijn dode vormen, die de boze geesten gebruiken om de zielen der mensen tot zich te trekken en af te houden van de gemeenschap met de levende Heer. De machten van de afgrond zoeken een blikvanger om de inwendige mens bezig te houden en op deze manier een open poort te krijgen voor duistere bindingen.

Jezus zei evenwel, dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden in geest en in waarheid (Joh. 4:23). Ook contact zoeken met de doden werd door God uitdrukkelijk verboden. Wie tot Maria bidt of een heilige aanroept, zoekt via gestorven mensen verbinding in de onzienlijke wereld en krijgt gemeenschap met demonen. Daarom is verering en aanbidding van heiligen op één lijn te stellen met spiritisme. Met de zesde kop van het beest uit de afgrond openbaart zich het rijk der duisternis in zijn ware gedaante.

Miljoenen zijn in deze occulte banden gevangen, en de heilige plaatsen, heilige gebouwen met heilige relikwieën zijn niet anders dan poorten naar de duistere, onzienlijke wereld.

 

Openbaring 17:10b 


en de andere is nog niet gekomen en wanneer hij komt moet hij korte tijd blijven.

De laatste of zevende kop is een macht die slechts korte tijd heerschappij uitoefent. Hij is in het bijzonder een teken in de eindtijd, daar deze kop naast het occultisme de enige is die zich in de laatste fase van de afvallige kerk laat gelden. Wanneer de eerste vijf koppen hun invloed gaan verliezen, begint deze kop zich te verheffen. Deze geest heeft slechts voor een korte spanne tijds invloed en na zijn val moet Babylon ogenblikkelijk plaats maken voor de openbaring van de antichristelijke kerk. Deze zevende macht is de stimulans van de oecumenische beweging van onze tijd, het streven naar eenheid.

Onze Here Jezus eindigde zijn hogepriesterlijk gebed met de bede: "Opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn". Hij sprak de verwachting uit dat de kinderen Gods "volmaakt" zouden zijn "tot één" (Joh. 17:22, 23).

Wat bedoelde de Heer hiermede? Op welke wijze zou deze bede werkelijkheid worden? Jezus gaf hun daartoe de heerlijkheid, die Hijzelf van de Vader ontvangen had, namelijk de Heilige Geest met zijn krachten en gaven. In de brief van Jacobus lezen wij dat God één is (2:19).

In de hemelse Vader is geen enkele afwijking. In Hem is geen duisternis, geen leugen, geen vuilheid, geen onrecht en geen vlek. Hij is één en daar sidderen de boze geesten voor. Onze Here Jezus is "de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen" (Hebr. 1:3).

Ook Jezus is alleen liefde, heiligheid, wijsheid, waarheid en gerechtigheid. Ook Hij is één. Hij sprak: "De overste der wereld komt en heeft aan Mij niets". (Joh. 14:30).

Op deze wijze moeten ook wij één zijn zoals de Vader en de Zoon. Dit één zijn ontstaat door het volmaakt worden. Niet zonder reden verbindt onze Heer de bede tot eenheid met die van de bewaring van zijn volk voor de invloeden van deze wereld. Op de smalle weg die ten leven leidt, is geen plaats voor leugens en ongerechtigheden. De bedoeling van God is, dat de mens volmaakt is, zoals zijn Vader in de hemel: "Opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Tim. 3:17).

Wanneer ieder lid der gemeente naar de volmaaktheid jaagt, wordt de weg geopend om tot een gave eenheid te geraken. Wanneer de gelovige volkomen van de machten en invloeden van de satan verlost is en van zijn beschadigingen genezen, is hij één en niet meer gedeeld. Wanneer zijn broeder ook deze bevrijding ervaart, zijn zij samen volmaakt tot één". Zij zijn dan één van hart en één van zin en door één Geest gedrenkt". Dit is de oecumene van de onzienlijke wereld.

In de eindtijd wordt de ware gemeente als een eenheid zonder vlek en zonder rimpel openbaar, omdat de leden van het lichaam van Christus ieder afzonderlijk de heerlijkheid Gods bezitten en tot volmaaktheid gekomen zijn. Bij de openbaring van de zonen Gods is de mannelijke rijpheid bereikt, de maat van de wasdom van Christus, en wordt de eenheid gemanifesteerd. Wij worden één naarmate wij met onze geest, ziel en lichaam Jezus toebehoren en zonde, ziekte en gebondenheid overwinnen.

Velen geloven niet aan deze mogelijkheid. Zij accepteren wel in de toekomst de openbaring van de mens der zonde, die de superlatief zal zijn van alle ongerechtigheid en wetteloosheid, maar in hun denken verwerpen zij de openbaring van de zonen Gods in onze tijdsbedeling. Zij menen dus dat de kracht van de overste dezer wereld groter is dan het werk van de Heilige Geest in de nieuwe schepping van God. Zij zijn immers van oordeel dat zonde en ziekte in de kinderen Gods zullen standhouden, niettegenstaande de machtige openbaring van de Geest van Jezus. Zij belijden, ook voor de eindtijd, het "zondaar blijven tot de dood" en het "meer dan overwinnaar zijn" loochenen zij metterdaad.

7. De valse oecumene

Is het wonder dat het beest uit de afgrond doormiddel van deze laatste kop een eenheidsgedachte in de valse kerk wil infiltreren? Het is het zoeken naar een eenheid op een andere basis dan die der waarheid en gerechtigheid, waarop de eenheid van de kerk van Christus is gefundeerd. De valse kerk kan alleen de valse eenheid najagen. De oecumene is wel het belangrijkste verschijnsel in de kerkgeschiedenis van de twintigste eeuw. Alle kerken houden er zich intens mee bezig en er is geen kerkelijk blad, waarin dit onderwerp niet regelmatig behandeld wordt.

De overspelige vrouw zoekt in onze tijd met inspanning van alle krachten een uiterlijke eenheid te bereiken, maar zij is onmachtig om de mens te bevrijden en te verlossen van zijn ongerechtigheden. Zij bekommert zich niet om het gezag en de onfeilbaarheid van Gods Woord, drijft geen duivelen uit en legt op zieken geen handen en diskwalificeert de doop in de Heilige Geest en de geestelijke gaven. Zij weigert dus de weg van Jezus te gaan en aanvaardt niet de heerlijkheid die Hij de kerk geven wil. Daarom kan zij nooit het beeld van de Zoon gelijkvormig worden - wat zij ook niet als doelstelling aanvaardt - en ook geen zonen Gods voortbrengen.

De eenheid van de valse kerk rust op compromissen en op een schrander opgestelde basisformule. De grote wereldkerk van de eindtijd zal op het horizontale vlak de verbinding bewerken door gemeenschappelijke liturgieën. Men zal het "Onze Vader" stroomlijnen en wereldgebedsdagen houden, waarbij allen aan hetzelfde gestileerde ritueel gebonden zijn. Men zal huwelijken sluiten op oecumenische basis en adviezen geven over een gezamenlijke houding ten opzichte van atoombewapening, over het vraagstuk van de honger op de aarde, over huwelijksvruchtbaarheid en kinderbeperking, over oorlog, vrede en rassendiscriminatie.

Kortom: men zal zich met alles bemoeien, waarmee de Heer Zich niet ingelaten heeft, en nalaten te doen, wat Hij verricht heeft. Deze valse oecumene is reeds volop in werking en er wordt maar al te weinig tegen gewaarschuwd. Zij is een teken hoe laat het op de wereldklok is.

De bijbel spreekt over wolven in schaapskleren, over valse profeten en over een valse kerk. Wij worden gewaarschuwd voor een wereldomvattende afval van het doel en van de weg Gods. Babylon is niet zomaar een sektarisch verschijnsel, maar het heeft miljoenen slachtoffers in zijn greep. Het is de wereldkerk, want de koningen der aarde hebben met deze vrouw gehoereerd (17:2 en 18:9).

De grootmachten der aarde hebben contact met haar opgenomen, want zij is belangrijk. In deze oecumene bevinden zich de kerkvorsten, de wetenschapsmensen, de grote figuren die naam en gezag in de wereld hebben. Haar macht en weelderigheid zijn aanwijsbaar. Wij beweren niet dat de Wereldraad van kerken de bedoelde valse oecumene is en dat de pinksterbeweging de ware oecumene zal voortbrengen. Verre van dit. Nog zijn de tarwe en het onkruid niet rijp. Nog vinden wij in alle gemeenschappen de tekenen van de ware en de valse kerk. Maar de kloof wordt steeds dieper en de verschillen meer aanwijsbaar. Wie oren heeft om te horen, die hore; wie ogen heeft om te zien, die merke op!

Pinksteroecumene? - De ware oecumene zal zich baseren op het fundament, waarvan in Hebreeën 6:1,2 sprake is. Vanuit deze basisformule der Schriften kan de volkomenheid bereikt worden. Op deze grondslag kan het volmaakte gebouw naar het gemaakte bestek verrijzen. De Hebreeën-schrijver vangt immers aan: "Laten wij het eerste onderwijs (de basis of het fundament) aangaande Christus laten rusten en ons richten op het volkomene".

Vanzelfsprekend rijst nu de vraag: is de zogenaamde Pinksteroecumene de oplossing die door God bedoeld is? Voert deze tot de ware eenheid? De Pinksterbeweging heeft zich wel duidelijk uitgesproken over het fundament. Bekering, geloof in God, de waterdoop, de doop in de Heilige Geest, de oplegging der handen, de leer van de opstanding der doden en die van het eeuwig oordeel worden meer of minder duidelijk in haar aanvaard en gepredikt. Dit fundament karakteriseert juist deze opwekkingsbeweging.

Zonder deze ondergrond kan niet van pinksterbeweging gesproken worden. Maar hoe is het dan mogelijk dat in deze beweging ook twist, verdeeldheid en persoonlijke veten gevonden worden? Deze verschijnselen werken immers iedere eenheid tegen, en de verdeeldheid in de hand. Het antwoord is: omdat de pinksterbeweging op het fundament niet goed gebouwd heeft.

Zij heeft zich het volkomene niet tot bereikbaar doel op aarde gesteld. Soms

is men alleen blijven staan bij het fundament. Anderen zijn wel verder gaan bouwen, dikwijls zonder dat het fundament nog geheel gelegd was, maar zij bouwden op een ondeugdelijke wijze en niet naar de Schrift. Hun heiligingsleer kwam niet verder dan die van de besten onder de evangelische christenen en berustte op het doen sterven van het eigen ik, op het afleggen van de oude mens en het verbroken zijn van hart.

Als geheel heeft de pinksterbeweging echter weinig inzicht gehad in de wandel en in de strijd in de hemelse gewesten. Zij is er niet toe gekomen om zich op bijbelse wijze te richten op het volmaakte en iedere verleidende en ontbindende macht de oorlog aan te doen. Innerlijk was men overtuigd dat het volmaakte eigenlijk onbereikbaar is. Men heeft geen oog voor de kracht en de heerlijkheid, die Jezus geeft aan die Hem toebehoren. Men gelooft wel in de doop met de Heilige Geest en zijn inwoning in de mens, maar deze kracht en de geestesgaven worden niet gebruikt tot opbouw van de gemeente. Men wandelt niet de weg die in de onzienlijke wereld omhoog voert. Zo kan men bijvoorbeeld in tongen spreken zonder dat men dit ervaart als een gave die dient tot opbouw van zichzelf

Ook wordt in de pinksterbeweging een toekomstverwachting geaccepteerd, die volkomen losstaat van de Joël-profetie. Men huldigt een eindtijdvisie, die overgenomen is van hen die blind zijn voor de machtige uitstorting van Gods Geest op de gemeente in het einde der dagen. De spade regen alleen kan de vrucht tot volmaaktheid en rijpheid doen komen. De bevrijding en verlossing van de gelovige worden niet gezien als een strijd in de hemelse gewesten tegen de boze geesten van satan. In de pinksterbeweging heeft men ook hier de verwarde en onbruikbare gedachten overgenomen van hen die onbekend waren met de onzienlijke wereld.

De christenen hebben immers tegen zonde en ziekte willen strijden zonder gebruik te maken van de kracht, het gezag en de bovennatuurlijke gaven die de Heer aan zijn gemeente beloofd heeft. De Pinksterbeweging is daarom na het leggen van het fundament, in de opbouw van het huis Gods blijven steken, omdat zij de strijd tegen de onzienlijke machten niet heeft onderkend en het geestelijke leven zich daarom niet kon ontplooien. Het droevigste is dat zij - hoe kan het ook anders - het terrein van de strijd naar de aarde verlegd heeft, naar vlees en bloed. In de eindtijdverwachting houdt men zich bezig met een aardsgericht volk Israël, en met een strijd in Harmágedon die tegen vlees en bloed gaat. Door te leren dat de gemeente geen deel aan de grote verdrukking heeft, maakt men het laatste bijbelboek, dat aan de gemeente gericht is, krachteloos.

Een onschriftuurlijke maranatha-visie heeft het boek der Openbaring als troostboek en eindtijdboek aan de gemeente ontnomen. Men strijdt tegen eigen vlees en bloed (eigen vlees kruisigen, het verbroken worden, verlossing van het eigen ik), terwijl door de besnijdenis des harten het oude voorbijgegaan is en alles nieuw geworden is. Verder strijdt en twist men met broeders en zusters. In verband met de twisten der Corinthiërs schreef de apostel: "Ik kon niet tot u spreken als tot geestelijke mensen, maar slechts tot vleselijke, nog onmondigen in Christus (1 Cor.3:1).

Een "geestelijk" mens heeft inzicht in de geestelijke of onzienlijke wereld. Een vleselijk christen benadert de problemen langs de natuurlijke weg: dat doe ik of die broeder, in plaats van de macht der duisternis door mij of in hem. De veten en de onderlinge verschillen in de pinksterbeweging zullen ophouden, wanneer men "geestelijk" wordt en volgens geestelijke wetten leert strijden tegen de machten in de lucht. In de pinksterbeweging heeft de vrucht zich gezet, maar zij is niet tot ontwikkeling gekomen.

Zo'n vrucht verschrompelt voordat de oogsttijd aangebroken is. De pinksterbeweging staat op de tweesprong. Indien zij bij de overgenomen inzichten en stelsels van een vorige generatie blijft staan, zal zij verliezen wat zij heeft. Van haar kan gezegd worden: "Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor mijn God... Indien gij dan niet wakker wordt, zal Ik komen als een dief, en gij zult niet weten, op welk een uur Ik u zal overvallen" (3:2,3).

Voor deze valse gerusten in Sion en voor de gehele valse oecumene gelden de woorden uit 1 Thessalonicenzen 5:2,3:"Gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zó komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en rust (door de valse oecumene), overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen", wanneer de zevende kop valt en de antichristelijke kerk verrijst.

De valse oecumene zal zich ten volle openbaren. Jezus sprak: "En in de oogsttijd zal ik tot de maaiers zeggen: Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden, maar brengt het koren bijeen in mijn schuur" (Matth. 13:30).

Niet de opname is het eerste feit dat wij te verwachten hebben, maar er staat: "Brengt eerst het onkruid bijeen!" De valse oecumene verzamelt in ieder land en in iedere plaats de bossen bij elkaar. Dit moet eerst geschieden, voordat het rijpe graan geopenbaard wordt. Duidelijk wordt echter vermeld dat deze oecumene slechts korte tijd stand houdt. De bossen worden verbrand, dat wil zeggen overgegeven aan de machten van de antichristelijke kerk: zij zullen haar met vuur verbranden (17:16).

In de laatste tijd is de vorming van de oecumene bevorderd door de overkoepelende charismatische beweging. Wat de kerkelijke oecumene niet bij machte was te realiseren, gelukte de charismatische beweging wel. Haar aanhangers hebben namelijk een gemeenschappelijk bezit in het geloof in de uitstorting van de Heilige Geest, en de daarmee gepaard gaande glossolalie, profetie, genezing en verdere ervaringen. Van hieruit wordt dan de geestelijke eenheid opgebouwd. De charismatische beweging slaagde in hetgeen de oecumene niet tot stand had kunnen brengen, namelijk om de roomse kerk bij haar eenheidsstreven te betrekken.

De charismatische beweging met haar glossolalie en profetie sluit op merkwaardige wijze in het bijzonder aan bij het latente en openlijke occultisme van de roomse kerk, en dan nog wel in de eerste plaats bij de "geestelijkheid". Deze eenheid is gegrond op de charismata. Om eenheid in fundament en belijdenis bekommert zij zich niet. Het gros der pinkstergemeenten biedt geen bijbels gefundeerd verzet tegen de charismatische beweging, omdat het zelf ook een belijdenis mist, die gegrond is op het evangelie van Jezus Christus, namelijk die over de leer van het Koninkrijk der hemelen. Zo worden ook de pinkstergemeenten verlokt om bij de opkomst van de zevende kop zich bij de oecumene te scharen, die evenwel slechts een korte tijd zal blijven.

 

Openbaring 17:11 


En het beest dat was en niet is, is zelf ook de achtste, maar het is uit de zeven en het vaart ten verderve.

Zolang Babylon bestaat, wordt de antichrist niet openbaar. Wel kan van zijn geest gezegd worden, dat hij reeds bedektelijk in de verbasterde kerk werkzaam is. Deze geest bevindt zich immers nog onder de oppervlakte van de zee. In hoofdstuk 13:1 ziet Johannes hem in de eindtijd uit de zee opkomen. In 1 Johannes 2:18 schreef deze apostel reeds: "En gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan".

Van de géést van de antichrist kan dus gezegd worden, dat hij was, niet is, terwijl hij toch zal opstijgen Wit de afgrond (vers 8). Door de zeven koppen heen was de invloed van deze geest reeds in de afgevallen kerk merkbaar. Wij zagen dat de zes van de zeven koppen waarop Babylon gefundeerd is, in de eindtijd weggeslagen worden. Dan blijft alleen de zesde of eigenlijke kop over, namelijk die van het occultisme. Nu is het tijdstip aangebroken, dat het beest uit de afgrond gestalte krijgt in de mens der zonde, de zoon des verderfs. Het wordt als het ware diens inwendige mens, want het neemt vlees en bloed aan in de antichrist.

De zesde kop, die eenmaal de wond des zwaards ontving, blijkt nu de eigenlijke kop van het beest uit de afgrond te zijn. De gemeente van de antichrist is immers door en door occult en heeft rechtstreeks op bovennatuurlijke wijze contact met de afgrond, dat is met het dodenrijk. De zesde kop is één uit de zeven en tevens de achtste. Hoewel deze kop er altijd geweest is, wijst dit laatste getal op een nieuw tijdperk. Wij kunnen hier een parallel trekken met de doorwerking van de Heilige Geest in de ware gemeente.

De Geest was er altijd, werd op de Pinksterdag uitgestort en zal aan de eindtijdgemeente op bijzondere wijze geschonken worden als de vervulling van de Joëlsprofetie. Door de rechtstreekse werking van de geest uit de afgrond enerzijds en die van de Heilige Geest anderzijds houdt iedere verwarring op. De kerk van de antichrist is op spiritistische wijze zodanig met de dood en het dodenrijk verbonden, dat geen bekering en behoud van haar leden mogelijk is.

Door de doop in de geest van de antichrist, het merkteken van het beest, wordt men immuun voor de beïnvloeding van de Heilige Geest. De leden van de antichristelijke kerk worden één met de draak en met de antichrist, net zoals men door de doop in de Heilige Geest gemeenschap krijgt met de Vader en met de Zoon. Hoe stellen wij ons nu de schildering van dit beest met de zeven koppen voor? Het bezit eigenlijk maar één kop, die rechtstreeks met hem verbonden is. De zes andere koppen zijn om die ene kop gegroepeerd.

Op deze koppengroep rust Babylon, de valse kerk. Deze wordt door de koppen geïnspireerd. Door deze koppen heen doortrekt de adem van het beest de hoer. De koppen bewerken ook de verwarring en verdeeldheid in Babylon. Vijf koppen verliezen echter hun inspriratiekracht, want zij vallen. Door de geest van de zevende kop, de oecumene, wordt getracht Babylon nog bij elkaar te houden en aanzien te geven. Ondertussen ontwikkelt de zesde kop zich steeds meer, en als na korte tijd de oecumene faalt, heeft de zesde kop reeds een afschuwelijke grootte aangenomen.

Als ook de oecumene verdwijnt, valt Babylon en dan rust de antichristelijke kerk, die de organisaties van de schijnkerk overneemt, alleen nog op de zesde kop. Deze overblijvende kop heet nu de achtste en wordt rechtstreeks geïnspireerd door de geest van de antichrist, het beest uit de afgrond. Dit beest vaart ten verderve, wanneer de valse profeet, de antichrist, gegrepen wordt, en met de geest die in hem woont, het beest uit de afgrond, in de poel des vuurs geworpen wordt (19:20).

Wij wijzen erop, dat uitdrukkelijk vermeld wordt dat er doorzicht nodig is om de betekenis van deze koppen te verstaan. Johannes blikte in de onzienlijke werelden hij transponeerde de geestelijke realiteit in aardse beelden. Het vraagt "hemelse" wijsheid om uit deze beelden de geestelijke werkelijkheid weer terug te vinden. Wie de betekenis der bergen verstaat, zal ook de wijsheid moeten bezitten om de zuilen der valse kerk op aarde te onderkennen. Voor het verstaan van de Openbaring is inzicht nodig in de hemelse gewesten.

Wat op aarde gebeuren gaat, is resultaat van wat in de onzienlijke wereld plaatsgrijpt. Zo was op Golgotha eenmaal de dikke duisternis het gevolg van de concentratie der duistere machten in de onzienlijke wereld. Wie meent dat de zeven bergen de heuvels zijn waarop Rome ligt, zal zich ook moeten afvragen waar zich dan dat beest bevindt, waarvan die heuvels koppen zijn, welke heuvels wegvallen en welke heuvel nog zal opkomen en hoe het eruit ziet, als er nog maar één heuvel staat. Men kan toch niet het ene deel van het visioen stoffelijk nemen en de rest geestelijk?

 

Openbaring 17:12 


En de tien horens die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap hebben ontvangen, maar één uur ontvangen zij macht als koningen, met het beest.

Op de rug van het reptiel uit de afgrond bevinden zich tien horens. Ook hier hebben wij dus weer te maken met onzienlijke machten, verbonden met het beest, die een enorme kracht ontwikkelen. Ten tijde van de valse kerk waren zij reeds aanwezig, maar nog ongekroond (12:3).

In hoofdstuk 13:1 staat, dat in de eindtijd deze horens gekroond, dus rechtsgeldig zijn, een ereplaats ontvangen en heerschappij uitoefenen. Uit de verzen 14 en 16 van ons hoofdstuk blijkt, dat deze machten zowel de ware als de valse kerkvijandig gezind zijn: "Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam en dezen zullen de hoer haten". Het moet dus mogelijk zijn om deze machten evenals de koppen, reeds in onze tijd te identificeren.

De Openbaring is de beschrijving van het ontwikkelingsproces van de ware en de valse kerk. Babylon heeft in zijn strijd met de ware kerk van Jezus Christus altijd gebruik gemaakt van de staatkundige machten in deze wereld. Het kon "dronken" worden van het bloed der heiligen" (vers 6), omdat het met de koningen der aarde hoereerde. De fanatieke wreedheid van de valse kerk ten opzichte van de zogenaamde ketters en de macht van de inquisitie om haar slachtoffers te martelen en te doden, waren alleen mogelijk omdat de overheid hieraan haar medewerking verleende.

De kerk vergoot immers naar haar zeggen geen bloed! De overheid was er" m te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst" (art. 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis). In de eindtijd echter laten de staatkundige machten zich niet meer voor de wagen van de afgevallen kerk spannen. In de zogenaamde christelijke landen, waar zich uiteraard toch de inhoud van het boek der Openbaring afspeelt, is wat dit betreft een verandering op te merken in de houding der regeerders ten opzichte van de kerk. Vinden wij dus in de Openbaring "kerkgeschiedenis", in Daniël 7 lezen wij iets van de staatkundige ontwikkelingen die met deze wijziging te maken hebben.

Daniël beschrijft vier rijken, die als dieren uit de grote zee opkomen. In de geschiedenis was het altijd zo, dat landen geregeerd werden door koningen, veldheren of andere machthebbers, die wel hand- en spandiensten aan de kerk wilden verlenen. De vier rijken in Daniël 7 komen echter op uit de zee en daarom hebben hun regeringen een geestelijke achtergrond, een ideologie. In vroeger tijden was het niet een politieke leerstelling die een volk bij elkaar hield, maar de macht van een vorst. In de meeste "christelijke" landen is de invloed der monarchen verdwenen en de heerschappij en politieke invloed van de valse kerk sterk teruggedrongen of voorbij.

Haar plaats is ingenomen door ideologieën, die het staatkundige leven beheersen en die losstaan van iedere vorm van godsdienst. Om een beeld te gebruiken: vroeger domineerden de kerktorens en zij beheersten het stadsbeeld. Zij waren een teken van geweldige invloed der kerk op het politieke en maatschappelijke leven. In onze tijd zijn de "hoogbouw" en het fabriekscomplex hiervoor in de plaats gekomen. Na de Franse revolutie kwamen de wereldbeschouwingen die het staatkundige leven gingen beheersen. Als voorspel van de eindtijd denken wij aan het nationaal-socialisme en het fascisme.

Niet zonder grond herkennen vele christenen in deze stelsels antichristelijke tendensen. Wij denken hierbij aan het eerste dier uit Daniël7:4. Hitler joeg een millennium na, dat geïnspireerd werd door een machtige horen, een geest uit de afgrond. Deze macht incorporeerde zich als "vorst van Duitsland" in Hitler (vergelijk de vorst van Perzië, in Daniël 10:13).

Op machtige vleugels verhief zich de Duitse "adelaar", doch de vleugels werden uitgerukt en "Groot-Duitsland" werd van de aarde een ogenblik opgeheven", om daarna op twee voeten gesteld te worden als een mens, dat wil zeggen dat het in twee delen gescheiden werd en van alle Übermensch-aspiraties afstand moest doen. Evenzo verging het Mussolini, de Italiaanse dictator, met zijn land. De ideologie van "ras, bloed en bodem" stond vijandig tegenover de kerk, en indien Hitler het gewonnen had, zou dit de ondergang van de kerk geweest zijn.

Daarnaast zag Daniël een ander dier opkomen. Wij denken bij vers 5 ogenblikkelijk aan de Russische beer. Deze heeft twee zijden: de Aziatische oostzijde en de Europese westzijde. Dit rijk heeft ontzaglijk "veel vlees gegeten", want miljoenen zijn als gevolg van deze wereldbeschouwing bij de revoluties, de zuiveringen en de oorlogen gevallen. De staatkundige denkbeelden van Rusland en zijn satellieten, het communisme, zijn god-loos. In de communistisch geregeerde landen is de invloed van de kerk volkomen uitgeschakeld. Dit stelsel is materialistisch en gericht op het kennen en kunnen van de mens.

In vers 6 zien wij de democratieën, die vooral in de Angelsaksische wereld hun grootste invloed hebben en daar heerschappij uitoefenen. Welk een enorme macht heeft Amerika nog altijd op de wereld! Er is sprake van een panter of luipaard met vier vogelvleugels en vier koppen, beeld van wetteloosheid. Het wapen van Engeland kent behalve een rustende leeuw in de heraldiek, ook een lopend luipaard. Gaat het in de communistische landen om de staat, in de democratieën beslist de stem van het volk. Deze regeringsvorm is ook afgestemd op de kracht van de menselijke geest. De democratie heeft de invloed van de kerk geëlimineerd en houdt veelal geen rekening meer met de christelijke godsdienst.

Zij weigert het zwaard te hanteren in dienst van de afgevallen kerk, maar is bezig zich steeds meer van de christelijke grondslagen los te maken. De tijd is voorbij dat regeringshoofden zoals eenmaal keizer Hendrik IV, naar Canossa moeten reizen om zich te verdeemoedigen teneinde weer in genade te worden aangenomen.

Ook in het communisme en in de democratieën merken wij de geesten op uit de afgrond, die naar het rijk van de antichrist toewerken. Bij de opkomst van het vierde rijk wordt vermeld dat van de tien horens er drie worden weggerukt door een kleine horen. Hier wordt dus medegedeeld, dat ook deze ideologieën verdwijnen zullen, omdat zij tenslotte niet meer passen in de staatsvorm van het antichristelijke rijk, dat rechtstreeks vanuit de afgrond via de kerk van de antichrist op occulte wijze geregeerd wordt.

Wat de andere landen op de wereld betreft, die vertegenwoordigd worden door zeven koningen, kan gezegd worden dat deze reeds onder invloed staan van de duistere machten der niet-christelijke godsdiensten, die in onze dagen hun invloed reeds uitbreiden over de zogenaamde christelijke landen. Denk aan de opkomst van de oosterse godsdiensten met hun occulte praktijken en aan de machtsuitbreiding van het mohammedanisme. Hier is slechts een ombuiging nodig om in het systeem van de antichristelijke kerk te worden opgenomen.

In Daniël 7:12 wordt opgemerkt, dat de genoemde ideologieën wel verdwijnen - de heerschappij wordt ontnomen maar dat de landen als zodanig blijven bestaan. Het is dus mogelijk dat een heersend politiek systeem (gekroonde horen) verdwijnen gaat, terwijl toch die landen met hun bevolking een zekere mate van autonomie blijven bezitten. Zo zien wij dat het nationaal-socialisme in Oost-Duitsland plaats moest maken voor het communisme en in West-Duitsland voor de democratie. De ideologieën die wij op het ogenblik kennen, moeten plaats maken voor de andere, kleine horen, die de volslagen wetteloosheid beoogt en die eropuit zal zijn, "tijden en wet te veranderen" (vers 25). Duidelijk wordt gezegd dat het rijk van de antichrist in wezen volkomen verschillen zal van alle andere koninkrijken, en dat het de gehele aarde verslinden zal (vers 23).

Het rijk van de antichrist wordt op bovennatuurlijke wijze geregeerd en is wetteloos. Wij zien nu reeds dat de eeuwenoude beschaving en cultuurwijken moeten voorde opkomende wetteloze gedachten. De wereldgeesten, de samenbundeling der menselijke geesten die ordenend optreden in het politieke en maatschappelijke leven, gaan plaatsmaken voor de bandeloosheid van de nieuwe generatie. De schijnbaar onbetekenende kleine horen zal machtige rijken moreel zo ondergraven, dat hun staatsbestel zal instorten. "Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking; wacht slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt (de ordenende invloed der wereldgeesten) verwijderd is. Dan zal de wetteloze zich openbaren" (2 Thess. 2:7, 8).

Vanuit de occulte wereld wordt het gezag ondermijnd door de verslaafden, door hen die "high" zijn, door de jeugd van de "love in", of van het terrorisme, door de seksuele "hervorming", die hun verdervende krachten uit geestelijke bronnen putten. Wij denken ook aan de rebellerende studentengemeenschappen, waaruit de toekomstige leiders gerekruteerd worden. Profeteerde Jesaja niet, dat de knaap op de oude, en de verachte op de geëerde zou losstormen? (Jes. 3:4, 5).

Is het wonder dat Daniël sprak van een kleine horen, waarvoor drie horens werden uitgerukt. Deze kleine horen had ogen als mensenogen en een mond vol grootspraak (7:8) en zag er later groter uit dan alle andere horens (vers 20). Ziet deze profetie aangaande de kleine horen ook niet op de wetteloze jeugd, die in de landen met de ideologieën de machthebbers onder druk zetten en tenslotte in hun plaats zullen regeren? Het bijvoeglijke naamwoord "klein" wijst dan op het onbetekenende en onvolwassene, maar deze horen wordt dan door een enorme stuwing uit de occulte wereld tot een zeer machtig instrument van de satan.

Het groene gras, beeld van de jeugd, zal verbranden, dit wil zeggen, volkomen een prooi worden van de duistere machten en evenals de heidenwereld door de demonen geleid worden. Zo is het mogelijk dat alle tien koningen macht ontvangen met het beest, want ze worden allen vanuit de occulte wereld geleid. Daar Johannes zich niet met de staatkundige toestanden bezig houdt, vermeldt hij niet het uitrukken der drie horens.

In zijn visioen hebben deze horens alle een bepaalde korte tijd - één uur- machten zij werken alle naar het rijk van de antichrist toe; ze zijn niet alleen de ware, maar ook de valse kerk vijandig gezind.

 

Openbaring 17:13,14 


Dezen zijn één van zin en geven hun kracht en macht aan het beest. Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen - want Hij is de Here der heren en de Koning der koningen - en zij, die met Hem zijn, de geroepenen en uitverkorenen en gelovigen.

Zoals de gemeente in de eindtijd één zal zijn, zo ook haar duivelse imitatie. De tien horens zijn geesten uit de afgrond, die samenwerken met de geest van de antichrist, en hun macht en gezag in zijn dienst stellen. De valse godsdiensten en staatkundige ideologieën ondersteunen het rijk van de antichrist, in wie het beest geïncorporeerd is. Zij zijn allen één in hun vijandige gerichtheid tegen het Lam en zijn gemeente.

In de slagbij het hemelse Harmagedon worden met de antichrist ook deze onzichtbare paladijnen overwonnen door de heerlegers van het Lam, de ware gemeente. "Maar het rijk en de heerschappij en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk der heiligen der hoge plaatsen, welks rijk een eeuwig rijk zijn zal, en alle heerschappijen zullen Hem eren en gehoorzamen" (Dan. 7:27 St.Vert.).

In verband met "heiligen der hoge plaatsen" merken de kanttekenaren bij Daniël 7:18 op: "Dat is, die door God verordineerd zijn tot inneming en bezitting der hogere plaatsen, dat is, der hemelen, die zij ten bestemden tijde zullen innemen en bezitten".

Het woord Lam in onze tekst wijst op de reiniging door het bloed; dus op de schuldvergeving en de rechtvaardiging der kinderen Gods, de grondslag van de ware gemeente. Het Lam is de Here der heren, want zijn volk draagt zijn beeld. Dit is het ware "Herrenvolk". Het Lam is Koning, omdat Hem alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Hij is de Koning der koningen, want dit koninklijke priestergeslacht volgt Hem op witte paarden, dat is: gedragen door de Heilige Geest. Deze koninklijke heerscharen zijn degenen die op aarde geroepen zijn door Gods heerlijkheid en macht (2 Petr. 1:3).

Deze geroepenen gehoorzaamden en kwamen. Daardoor werden zij wedergeboren en behoren nu tot de uitverkorenen, de gemeente van Jezus Christus. Zij werden wedergeboren op grond van hun bekering en geloof. In geloof hebben zij geleefd, gewerkt en werden zij behouden.

 

Openbaring 17:15,16 


"En hij zeide tot mij.. De wateren, die gij zaagt, waarop de boer gezeten is, zijn natiën en menigten en volken en talen. En de tien horens, die gij zaagt, en het beest, dezen zullen de boer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haarvlees eten en haar met vuur verbranden.

De ontuchtige kerk heeft haar leden over de gehele wereld. In dit opzicht komt zij met de ware kerk overeen. Ook deze is een overgrote menigte, die niemand tellen kan, uit de volken en stammen, naties en talen (7:9). De wateren zien weer op het geestelijke leven der volken. De ontrouwe kerk heeft zich overal aangepast. Zij zit op deze wateren, wordt dus beïnvloed en geïnfiltreerd door de geesten, die het religieuze leven der volken beheersen.

Het ogenblik is dan gekomen dat het schijn-christendom in elkander stort. Als de valse vrouw van haar aardse tooi en luister ontdaan wordt, heeft zij geen kleed der gerechtigheid, maar is zij naakt. Haar wezen wordt blootgelegd en het blijkt duidelijk, dat deze hoer geen geestelijk leven bezit. De grootspraak bij de ondergang van Babel luidde immers in Jesaja 13:2: "Heft op een kale berg een banier op". Alleen de werktuigen van Gods gramschap zijn er te vinden (Jes. 13:5). Babylon heeft geen enkele wezenlijke, geestelijke waarde, maar alleen uiterlijk vertoon: een schijn van vroomheid. Wat in de zienlijke wereld is, wordt haar echter afgenomen en dan blijkt dat zij verder niets bezit. Haar kathedralen, kerken en goederen worden geconfisqueerd en haarorganisaties overgenomen.

De antichristelijke geest gaat het schijnchristendom haten en maakt openbaar, dat de ontrouwe kerk in wezen aan de verkeerde zijde van de scheidslijn staat. De antichristelijke gemeente heeft wél geestelijk leven, al is dit ontleend aan het rijk der duisternis Daarom ontwikkelt zij een enorme kracht. Door haar horens stoot zij de onmachtige en verworden kerk volkomen in de afgrond.

Onder de druk van de valse godsdiensten en verworden staatkundige ideologieën zal geen enkele kerk of zending, die niet waarachtig de volle raad Gods brengt, staande kunnen blijven. De horens verbranden de hoer met vuur, dat wil zeggen dat de verwereldlijkte kerk geen enkel steunpunt heeft in het onzienlijke Godsrijk en daarom aan de occulte machten van de afgrond wordt prijsgegeven.

 

Openbaring 17:17,18 


Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen en hun koningschap aan het beest te geven, totdat de woorden Gods zullen voleindigd zijn. En de vrouw, die gij zaagt, is de grote stad, die bet koningschap heeft over de koningen der aarde.

Degenen die Babylons ondergang bewerken, zijn door God geroepen. Ik zelf heb mijn geheiligden (afgezonderden) een opdracht gegeven, ook heb Ik mijn helden tot voltrekking van mijn toom geroepen, mijn van overmoed juichenden". (Jes. 13:3, lees ook het vervolg).

In Jesaja 45:1 wordt Kores de gezalfde des Heren genoemd. In dit verband wordt door de profeet gesproken: "Ik ben de Here, en er is geen ander, die het licht formeer en de duisternis schep, die het heil bewerk en het onheil schep; Ik, de Here, doe dit alles". God geeft Babylon over aan zijn verdelgers, omdat het zijn volk eeuwenlang in ballingschap gehouden heeft, omdat het stenen voor brood geeft, omdat hetgeen strijden overwinning inde hemelse gewesten kent en daar ook geen schatten verzamelt, maar volkomen aardsgericht is.

Als deze stad ondergaat, is de scheiding van het ware volk van Goden hen die gemeenschap met leugen en ongerechtigheid zoeken, voltooid. Dan zijn de uitspraken Gods en de voorzeggingen over de verwoesting van Babel vervuld, want "zie, de dag des Heren komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toom, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen". (Jes. 13:9).

Over zondaars voeren immers boze machten heerschappij! Vele eeuwen voor haar ondergang werd Johannes er bij bepaald hoe groot deze metropolis is. Haar heerschappij is niet in de hemel om daar de boze machten te onderwerpen en de Godsregering te vestigen, maar zij behoort aan de aarde toe. Babylon is verbonden met de koningen der aarde, met de mannen van cultuur, wetenschap en religie, met hen die het maatschappelijke en staatkundige leven beheersen. Babylon is zeer groot. De aanhangers van deze ontrouwe kerk tellen vele honderden miljoenen.

De wereldse machthebbers bezetten alle eeuwen door, de kunstig gebeeldhouwde patriciërsbanken. De begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hovaardij des levens worden in haar gevonden. Maar zij is onmachtig te redden, te bevrijden, te genezen; zij is niet vervuld met Gods Geest en zij mist de blijdschap, de vrede en de gerechtigheid van het Koninkrijk Gods. In Babylon eert men God met de lippen, maar het hart is verre van Hem. Babylon is de stad van de verwarring, van de schizofrene levenshouding, van de vermenging van waarheid en leugen, het akkerwerk van de mens en de duivel.

 
vorige pagina terug volgende pagina