Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 19


 

Openbaring 19:1 


Hierna hoorde ik als een luide stem ener grote schare in de hemel zeggen: Halleluja! Het heil en de heerlijkheden de macht zijn van onze God,

In hoofdstuk 14:7 kondigde een engel het oordeel over Babylon aan met de woorden: "Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is gekomen". In 18:20 worden de heiligen, apostelen en profeten opgeroepen om vreugde te bedrijven vanwege de ondergang van Babylon. De grote schare, die in de hemel is, doet dit met een machtige stem. Een deel van hen zijn nog in het aardse lichaam. Zij zijn de "overblijvenden" uit 1 Thessalonicenzen 4:15, maar de meeste heiligen zijn reeds gestorven en hun inwendige mens heeft bij Jezus zijn intrek genomen.

Onder hen zijn de zielen onder het altaar, die geslacht zijn om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden (6:9). Deze allen, samen met de heilige engelen, roemen het heil, de heerlijkheid en de kracht van God. Deze verlosten weten uit ervaring wat het heil - dat is de afzondering van het kwaad en de heling of genezing van de totale mens inhoudt. Dit in tegenstelling met de valse kerk, die geen heil kende of bracht.

De juichende menigte zag de heerlijkheid die God voor zijn gemeente bedoelde, terwijl Babylon slechts een glorie op aarde bezat. De ware heerlijkheid is die van de gelijkvormigheid aan het beeld van de Zoon. Zij zag ook de macht van God om zijn plan met de mens te realiseren. Ondanks de tegenwerking van de duivel en de ontuchtige kerk, werden de zonen Gods het beeld van Jezus Christus gelijkvormig.

 

Openbaring 1:2 


want waarachtig en rechtvaardig zijn zijn oordelen, want Hij heeft de grote hoer geoordeeld, die de aarde met haar hoererij verdierf, en Hij heeft het bloed zijner knechten van haar hand geëist.

Was in hoofdstuk 14:7 het oordeel van God over Babylon aangekondigd, zodat er een scheiding gemaakt zou worden tussen de ware kerk en wat Hem niet toebehoorde; nu prijst de schare God, omdat deze dit oordeel naar waarheid en in rechtvaardigheid tot stand bracht. Vervuld wordt: "Hij heeft het oordeel tot overwinning gebracht" (Matth. 12:20).

Het oordeel is voltrokken en Jezus heeft zijn gemeente tot overwinning gevoerd, want de zonen Gods werden openbaar en de grote hoer is geoordeeld. Ook is nu de tijd gekomen, dat het bloed der martelaren, die in de afvallige kerk vielen, gewroken wordt. In hoofdstuk 6:10,11 lezen wij, dat de zielen der martelaren onder het altaar roepen: `Tot hoelang, o, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?

En aan elk hunner werd een wit gewaad gegeven, en hun werd gezegd, dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het getal vol zou zijn van hun mededienstknechten en hun broeders, die gedood zouden worden evenals zij". Deze bede wordt nu ingewilligd. Het bloed van de knechten Gods wordt van de valse kerk geëist. "Vergeldt haar, gelijk ook zij vergolden heeft, en geeft haar dubbel naar haar werken; mengt haar het dubbele in de beker, die zij gemengd heeft; geeft haar zoveel pijniging en rouw, als zij heerlijkheid en weelde genoten heeft" (18:6,7). Het oordeel van God over Babylon wordt door de antichristelijke kerk uitgevoerd, want zij is het die met de tien koningen de hoer haat, haar berooid maakt en naakt, haar vlees eet en haar met vuur verbrandt (17:16).

 

Openbaring 19:3 


En zij zeiden ten tweeden male: Halleluja! En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheden

Tot viermaal toe weerklinkt in dit hoofdstuk het halleluja, dat wil zeggen: loof de Heer! Nu komt duidelijk aan het licht, wie de ware kinderen Gods zijn. Uit dit halleluja zien wij, dat de ware gemeente Babylon nimmer accepteerde en met de hoer nimmer gemeenschap heeft gekend. Babylon, de valse kerk, is een vijand van het volk Gods. Een geestelijke eenheid of een compromis met deze stad van leugen en ongerechtigheid was onmogelijk. De gemeente van Jezus Christus ervaart het als een bevrijding, wanneer de verwarring opgehouden heeft en brengt daarvoor de Heer lof.

Het gaat hier dus over de ondergang van de schijnkerk, die steeds het epitheton ornans (versierend bijvoeglijk naamwoord) "christelijke" gedragen heeft en die voorgaf de Heer der kerk toe te behoren. De antichristelijke kerk is géén schijn kerk, maar zij openbaart het wezen van het beest. Deze kerk ontstaat als de ware kinderen Gods uit Babylon getrokken zijn. Daarom mogen wijde antichristelijke kerk wel als een voortzetting van Babylon zien.

Zij maakt in de zienlijke wereld ook gebruik van bestaande organisaties, van scholen en van instituten. Babylon, de kerk der verwarring, valt geheel en al ten prooi aan het vuur, de machten der duisternis. Het wordt voor eeuwig Prijsgegeven. "Zoals God Sodom en Gomorra met hun naburen ondersteboven keerde, luidt het woord des Heren, zal daar niemand wonen en geen mensenkind daar verblijven (Jer. 50:40).

De rook herinnert aan de verstikkende nevenwerking van het vuur. Het zal onmogelijk zijn dat Babylon nog eenmaal herleeft, want het leven dat niet door het vuur vernietigd werd, wordt voor altijd door de rook verstikt. Wie in Babylon achterblijft en toch op enigerlei wijze nog, zoals vroeger, de Heer met een gedeeld hart wil dienen, zal ervaren dat dit een onmogelijkheid is, want de beïnvloeding van de geest van de antichrist is zo sterk, dat alle leven uit God wordt afgesneden.

 

Openbaring 19:4 


En de vierentwintig oudsten en de vier dieren wierpen zich neder en aanbaden God, die op de troon gezeten is, en zij zeiden: Amen, halleluja

De vierentwintig oudsten zijn de vertegenwoordigers van het nieuwe Jeruzalem, de vier dieren die van de zuchtende schepping. Babylon heeft bijna twintig eeuwen belet, dat de zonen Gods geopenbaard werden. De hoer misleidde het volk en gaf het stenen voorbrood. Er is blijdschap en aanbidding bij de vertegenwoordigers van de ware gelovigen aller eeuwen en bij de vier dieren, omdat het herstel van de schepping aangebroken is. Godsheerschappij zal nu weer ten volle in zijn schepping gezien worden. Het amen is een instemming en bevestiging op de lofprijzing der gemeente.

 

Openbaring 19:5 


En een stem ging uit van de troon zeggende: Looft onze God al zijn knechten, die Hem vreest, gij kleinen en gij groten!

De stem van de troon is die van de hersteller aller dingen, Jezus Christus. Opnieuw worden de knechten des Heren opgeroepen God te loven. Zij zijn immers Gods dienstknechten, omdat zij het werk des Heren uitvoerden, Hem tot het einde toe gehoorzaamden en volhardden in hun arbeid, ondanks druk en tegenstand. Zij bouwden de gemeente van de levende God en brachten de satan onder de voeten van de Heer (Hebr. 10:13).

Zij vreesden God, want zij hadden Hem lief en waren met eerbied voor Hem vervuld. Onderhen zijn kleinen en groten. Bij groten denken wij aan Daniël 12:3: "En de verstandigen zullen stralen als de glans van het uitspansel, en die velen tot gerechtigheid hebben gebracht als de sterren, voor eeuwig en altoos". Er staat niet, dat deze groten in het Koninkrijk Gods velen tot bekering gebracht hebben, maar tot gerechtigheid, dat wil zeggen dat zij deze bekeerlingen ook leerden leven naar de wetten Gods volgens de opdracht van de Meester: "Maakt al de volken tot mijn discipelen ... en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb" (Matth. 28:19).

Van deze groten wordt ook gezegd: "Wie overwint, hem zal ik maken tot een zuil in de tempel mijns Gods" of "Ik zal hem de morgenster geven". De geestelijke mens, die niet naar het vlees wandelt, maar naar de Geest, en waarin de wet Gods vervuld wordt, is tot alle goed werk volmaakt toegerust. Hij hoort bij de groten in het Koninkrijk der hemelen. Geen jota of één tittel van de wet is dan bij hem ontbonden, maar alles is in hem vervuld. (Matth. 5:18,19).

Hij heeft op het fundament gebouwd met goud, zilver en kostbaar gesteente. De kleinen zijn zij die op het fundament gebouwd hebben met hout, hooi en stoppelen. Veel van hun werken werden door het vuur verbrand en zij gingen beschadigd in (1 Cor. 3:15). In hun leven lieten zij zich niet geheel door de Geest Gods en zijn wetten leiden. Hun werken waren niet vol bevonden voor God (3:2). Hun kleed der gerechtigheid is beperkt en hun statuur in het Koninkrijk der hemelen is klein.

 

Openbaring 19:6 


En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van zware donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Here, onze God, de Almachtige, beeft het koningschap aanvaard.

Hier bevindt de gemeente zich geheel in de hemel. Er is een gejuich van een talrijke schare die het Lam gevolgd is, waar Hij ook heen ging. Zij trokken door de glazen zee vermengd met vuur en kwamen als overwinnaars uit de strijd. De stem van de menigte is als het geruis van vele wateren. Dit wijst op de eenheid te midden van grote verscheidenheid van menselijke zielen uit alle geslacht, taal en natie. Het rollen van een geweldige donder bepaalt ons bij de stem van God, die door zijn volk heen klinkt. Het vormt immers een geestelijk geslacht, vol van de Heilige Geest. Zij beginnen weer met een machtig halleluja, dat is "loof de Heer"!

Dit hemelse koor vervult het Koninkrijk Gods met een majestueuze jubel. Het geeft ook de reden van deze vreugde aan: "De Here, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap aanvaard". Bij de opname der gemeente, toen de vierentwintig oudsten zich op hun aangezichten neerwierpen, hoorden wij dezelfde belijdenis (11:17,18). De scheiding tussen hen die op de aarde onder de toom komen, en Gods volk dat naar lichaam, ziel en geest zich in de hemelse gewesten bevindt, is nu definitief.

Over de laatsten heeft de Here, onze God, de Almachtige, zijn koningschap aanvaard. Christus heeft Zich een volk verzameld, dat zich als een bruid toebereid heeft voor de bruiloft, en waarin Hij zijn koningschap heeft gevestigd. Babylon, de hoer, de schijnvrouw, is nu ondergegaan. De ware vrouw van het Lam is nu als een onberispelijke bruid gereed om de plaats op de troon als koningin in te nemen.

Na de eerste opstanding en de opname is het koningschap des Heren volkomen gevestigd in de ziel, de geest en het lichaam van zijn volk. Deze opstanding was de eerste zichtbare realisatie van het koningschap van God in de totale mens. Nu kan God met de geheel vernieuwde en volgroeide mens zijn schepping herstellen. Zijn parlement, waardoor Hij regeren gaat, is gevormd.

 

Openbaring 19:7 


Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven Hem de eer geven, want de bruiloft des lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt;

In de uitdrukking: "ten wij blijde juichen en Hem de glorie geven", belijdt dit halleluja-koor, dat het voortbrengen van de ware gemeente, die in Christus is, Gods plan en zijn werk is. De gemeente is volkomen besloten in het Lam, dat is in Christus. Er is sprake van het Lam, omdat Hij de gemeente met zijn bloed kocht. Zoals in het oosten een vrouw met een koopsom gekocht werd, zo verwierf Jezus zijn gemeente door zijn eigen bloed.

Wij wijzen erop dat het Lam hier niet de bruidegom is en de gemeente de bruid: God is de bruidegom en het Lam met zijn vrijgekochten de bruid. Tussen de gemeente en Christus bestaat de verhouding als tussen vrouw en man, en niet die van bruid en bruidegom. Wij spreken daarom niet ten opzichte van Christus van een bruidsgemeente, maar de vrouw des Lams (met Christus als het hoofd) heeft zich gereed gemaakt voor de bruiloft met de Vader. Het Lam was altijd gereed, maar nu is ook de gemeente klaar. Uiteindelijk behoort de gemeente aan God zelf. "Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed" (5:9).

Wij denken hierbij aan wat Paulus in 1 Corinthiërs 11:3 schreef: "Het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God". Man en vrouw zijn tezamen de "vrouw" van Christus en deze met de gemeente weer samen de "vrouw" van God. De bruiloft des Lams ziet dus op de volkomen geestelijke eenwording van de vrijgekochten met de Vader.

Voor het bruiloftsmaal wordt de gemeente, die nu naar geest, ziel en lichaam volkomen is, nog opgeroepen tot de grote en beslissende strijd tegen de antichrist en zijn leger. Dan neemt het bruiloftsmaal een aanvang, en de gasten die ervan mee genieten, zijn de volken die nog op aarde leven. Hoewel de bruiloft dus uiteraard in de eerste plaats voor bruidegom en bruid is, komt er ook heil voor de nog onbekeerde volken op aarde.

Jesaja 25:6-9 spreekt over deze glorieuze tijd. Vers 6 luidt: "En de Here der heerscharen zal op deze berg (Sion, als beeld van de Heilige Geest) voor alle volken een feestmaal van vette spijzen aanrichten, een feestmaal van belegen wijnen: van mergrijke, vette spijzen, van gezuiverde, belegen wijnen". In vers 7 wordt erop gewezen dat het wonen van God in de gemeente en zijn gemeenschap met haar niet langer bedekt is, maar openbaar. Allen die op de aarde wonen, zullen dan de eenheid van God en zijn gemeente aanschouwen. Er staat: "Hij zal op deze berg de sluier vernietigen, die alle natiën omsluiert, en de bedekking, waarmede alle volken bedekt zijn".

Voor de gemeente, die deel heeft aan het eeuwige leven en aan de eerste opstanding, hebben zonde en dood afgedaan. Vers 8 spreekt hiervan: "Hij zal voor eeuwig de dood vernietigen, en de Here HERE zal de tranen van alle aangezichten afwissen en de smaad van zijn volk zal Hij van de gehele aarde verwijderen, want de Here heeft het gesproken". Door de gemeente zal de aarde hersteld worden, zoals in vers 9 staat: "Men zal te dien dage zeggen: Zie, deze is onze God, van wie wij hoopten, dat Hij ons zou verlossen; dit is de Here, op wie wij hoopten; laten wij juichen en ons verblijden over de verlossing die Hij geeft".

Oosterse bruiloften duren lang, vaak zeven of meer dagen. De bruiloft waarover het hier gaat, eindigt na het zogenaamde duizendjarige rijk. Nog eenmaal wordt de satan losgelaten; dan volgt het laatste oordeel. Dan is de tijd aangebroken "wanneer Christus zijn koningschap overdraagt aan God de Vader, wanneer Hij alle heerschappij, alle macht en kracht onttroond zal hebben. Want Hij moet als koning heersen, totdat Hij al zijn vijanden onder zijn voeten gelegd heeft ... Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen" (1 Cor. 15:24-28).

De vrouw des Lams is wel gereed, maar de aarde is nog niet verlost en hersteld. Na de nieuwe hemel moet ook nog de aarde vernieuwd worden. Aan de gemeente had Paulus geschreven: "Weet gij" niet, dat wij over engelen oordelen zullen? "Wat de aarde betreft: "Of weet gij niet, dat de heiligen de wereld zullen oordelen?" (1 Cor. 6:2,3).

De schepping zucht naar deze bruiloft des Lams, naar haar bevrijding, die door de zonen Gods geschieden zal. Want wat of wie door de zonen Gods vrijgemaakt zal worden, zal ook waarlijk vrij zijn! Ook in dit opzicht zijn deze zonen gelijkvormig aan hun Heer.

 

Openbaring 19:8 


en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen.

De gemeente wordt ingeschakeld om de schepping nu verder te herstellen. Dat zij voor deze heerlijke taak toebereid is, blijkt uit het feit, dat zij een rein en blinkend lijnwaad draagt. De heiligen hebben zich op aarde geopenbaard als zonen Gods die tot alle goed werk volkomen toegerust zijn. Hun rechtvaardige daden vormen de draden waaruit hun kleed geweven werd. Dit gewaad geeft de grootte en de statuur van de opstandingsmens aan. Wie veel gerechtigheid geopenbaard heeft, draagt een groot kleed en blinkt als een ster van de eerste grootte.

De gelovigen, door wie God weinig van zijn heerlijkheid heeft kunnen openbaren, bezitten een gering kleed en hebben een kleine statuur. leder zal wegdragen wat hij in zijn lichaam verricht heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.

 

Openbaring 19:9 


En hij zeide tot mij: Schrijf zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.

De engel die hier spreekt, is de engel des Heren. Van Hem wordt gezegd: Ik Jezus, heb mijn engel gezonden, om ulieden dit te betuigen voor de gemeenten" (22:16).

Deze hemelbode gebiedt de apostel op te schrijven, dat degenen die tot het bruiloftsmaal genodigd worden, zalig zijn. Wanneer wij bij de genodigden dan denken aan degenen die in het duizendjarige rijk nog op aarde zijn, kunnen wij zeggen, dat zij werkelijk in een gezegende tijd leven, waarin het heil hun zeer nabij komt en het door ieder mens kan worden gegrepen. De grote verleider is namelijk gevangen genomen en gebonden, terwijl de zonen Gods verschijnen, heilbrengend aan alle mensen.

Er bestaat voor ieder een mogelijkheid de verlossing en de genezing te grijpen. Eenmaal wees Jezus op verschillende categorieën mensen, voor wie het oude verbond geen heil kon brengen. De Heer noemde hen zalig, omdat de Zoon des mensen ook voor hen de mogelijkheid tot behoud bracht. Hij sprak: "Zalig de armen van geest". "Zalig de zachtmoedigen"! "Zalig die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid". Op deze wijze ligt nu een wereldwijde mogelijkheid tot herstel en behoud voor de gehele mensheid.

Allen zijn genodigd en God zegent de ganse aarde door deze invitatie tot het feest. Door te zeggen: "Dit zijn de waarachtige woorden van God", wordt betuigd, dat deze gang van zaken, waarbij de overwinnende heiligen tot voltooiing van het Godsrijk ingeschakeld worden, van eeuwigheid vastligt in het onveranderlijke raadsbesluit van God.

 

Openbaring 19:10 


En ik wierp mij neder voor zijn voeten om hem te aanbidden, maar hij zeide tot mij: Doe dit niet! Ik ben een mededienstknecht van u en uw broederen, die bet getuigenis van Jezus hebben; aanbid God! Want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie.

Door het horen en het op zich laten inwerken van al deze heerlijkheid wordt Johannes zo overweldigd, dat hij zich voor de voeten van de engel werpt om deze te aanbidden. Zoals Johannes eerder als dood aan de voeten van Jezus viel, zo raakt hij ook nu buiten zichzelf bij het zien van de heerlijkheid der kinderen Gods. Dezen zijn naar lichaam, ziel en geest tot volmaaktheid gekomen. Zij zijn vol van de Heilige Geest. Zij zijn onafgebroken in gemeenschap met de Vader en de Zoon.

Dit zag Paulus toen hij opgetrokken werd in het paradijs en daar dingen zag, die het de mens niet vergund zijn uit te spreken. Beide apostelen zagen de gemeente, die volkomen afwas en gereed. De apostel Paulus schreef in

2 Timotheüs 3:16, dat elk van God ingegeven schriftwoord zich op het volkomene richt. Daarom is een uitleg van de Openbaring, die verbonden is aan een aards gezind en ongeestelijk volk Israël, onschriftuurlijk en verwerpelijk. Dit boek toont ons juist, hoe deze heilige doelstelling eenmaal heerlijke werkelijkheid zal worden.

De engel des Heren is evenals Johannes een geschapen wezen. Hij was uitgezonden in dienst van Jezus en ook Johannes is een dienstknecht van dezelfde Heer. De engelen werken met de heiligen gelijk op om het plan Gods uit te voeren. Samen hebben zij als dienstknechten één doel: het wederherstel aller dingen. Daarom spreekt de engel: "Ik ben uw mededienstknecht en die uwer broeders, die het getuigenis van Jezus bezitten; aanbid God!" Voor alle hemelingen geldt, dat God alléén voorwerp van verering en aanbidding is. In Jezus aanbidden wij het Woord van God, "de afstraling zijner heerlijkheid en de afdruk van zijn wezen" (Hebr. 1:3).

Aan dit Woord heeft de Vader alle macht gegeven in hemel en op aarde. Dit Woord Gods overwint (vers 13). Daarom is het aanbidden van Jezus een aanbidden van God. Wat is het getuigenis van Jezus? Onze Heer sprak tot zijn discipelen: "Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen". (Joh. 15:26,27). Naast het getuigenis der gelovigen, getuigt dus ook de Heilige Geest. "En ook de Heilige Geest geeft ons daarvan getuigenis" (Hebr. 10:15).

De Heilige Geest levert het bewijs dat Jezus leeft, want Deze is de Doper met de Heilige Geest. Het getuigenis van Jezus is dus de Heilige Geest. Wie de Heilige Geest bezit, zal de woorden van Jezus kunnen doorgeven. Daarom kan er ook staan: "Aanbid God, want het getuigenis van Jezus is de geest der profetie". Jezus sprak immers van deze Geest: "Hij zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het mijne nemen en het u verkondigen". (Joh. 16:14).

Wij kunnen de tekst dus ook zo lezen: de geest der profetie is het getuigenis van Jezus. De Geest spreekt door middel van de profetie in de dienstknechten Gods waarachtige woorden. Wij merken op, dat het hier niet gaat over ons getuigenis aangaande Jezus; dus iets wat wij zouden moeten doen, maar over hetgeen de Geest door middel van de gave der profetie openbaart. De bewering dat een gelovige altijd profeteren kan en nergens op behoeft te wachten, onderwerpt de Heilige Geest aan de wil van de mens. Bij profetie is echter de Geest primair.

"Want nooit is profetie voortgekomen uit de wil van een mens, maar, door de Heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken". (2 Petr. 1:21). De onheilige leer dat ieder kind van God alleen maar in het geloof behoeft "uit te stappen", zonder deze innerlijke drijving van de Geest Gods, leidt tot de devaluatie der profetie, maakt haar tot een karikatuur en brengt de gemeente in verwarring.

 

Openbaring 19:11 


En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid.

Johannes ziet wat in de onzichtbare wereld gebeurt. Jezus Christus naakt zich op voor de beslissende slag. De climax van de strijd tegen "de overheden, de machten, de wereldbeheersers dezer duisternis, de boze geesten in de hemelse gewesten" is gekomen. De apostel ziet opnieuw de ruiter op het witte paard, die hij in hoofdstuk 6:2 beschreven had. Toen was de Heer de eenzame ruiter, wel gekroond en gewapend, maar nog niet gevolgd door een overwinnende schare. Hij trok als overwinnaar uit om nog meer te overwinnen, dus om vele zonen tot heerlijkheid te leiden (Hebr. 2:10).

Nu zien wij Hem met een schare triomfators achter Zich, die allen aan het beeld van de Zoon gelijkvormig geworden zijn.

Het witte paard is een beeld van de Heilige Geest, die het Woord Gods draagt. Woord en Geest werken altijd samen. Het blijkt nu, dat het Woord Gods onveranderlijk en vast is. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid". Wie ook ontrouw moge zijn, Hij blijft getrouw en Zichzelf verloochenen kan Hij niet. Tot Pilatus sprak Jezus: "Hiertoe ben Ik geboren en hiertoe ben Ik in de wereld gekomen, opdat ik voor de waarheid zou getuigen" (Joh. 18:37).

Hierin was Hij getrouw. Vandaar dat Hij ook de getrouwe getuige genoemd wordt (1:5). Ook tegenover zijn volk is Hij getrouw, omdat wie op Hem betrouwt, niet beschaamd of teleurgesteld uitkomt (Rom. 10:11). " Jezus, die getrouw is jegens Hem, die Hem heeft aangesteld, evenals ook Mozes getrouw was in geheel zijn huis". Het huis van Jezus zijn degenen die "de vrijmoedigheid en de hoop, waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden" (Hebr. 3:2-6).

Zelf beantwoordt de Heer aan de waarheid, waarvan Hij getuige was, want Hij sprak: "Ik ben de waarheid" en daarom is Hij" waarachtig, dat is de waarheid hebbende. Hij velt vonnis, omdat de Vader Hem het oordeel heeft overgegeven (Joh. 5:22). God "heeft een dag bepaald, waarop Hij de aardbodem rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft" (Hand. 17:31).

Hoe oordeelt Jezus? Het antwoord luidt: "Het woord, dat Ik gesproken heb, dat zal hem (de mens) oordelen ten jongsten dage" (Joh. 12:48). In de vertaling van Brouwer luidt onze tekst: "Hij oordeelde met gerechtigheid en HIJ voerde strijd". Het oordeel is dus naar het recht Gods. Hij voert strijd in de hemelse gewesten, want daar verbreekt Hij de werken der duisternis. Hij vonnist de machten en degenen die zich door deze boze geesten laten gebruiken, dus slaven van de zonde zijn.

 

Openbaring 19:12 


En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf.

De vuurvlam wijst op de kracht van de Heilige Geest, die in deze ruiter is. Gelijk een vlam omhoog schiet, zo kan een geest zich verheffen. Bij toom laait hij op, zoals bij een brand. Hij zet zich uit als een vlam. die omhoog springt. Op deze wijze kan een geest heersen en andere geesten doen wijken. Hij maakt dan het terrein vrij van vreemde geesten of onderdrukt deze. Wanneer er staat, dat zijn ogen als een vuurvlam branden, wijst dit erop dat de Heer Zich tot de strijd opricht. Is het wonder dat de koningen der aarde tot de bergen en de rotsen roepen: "Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem, die gezeten is op de troon, en voor de toom van het Lam; want de grote dag van hun toom is gekomen en wie kan bestaan? (6:16, 17).

Op het hoofd van de ruiter zijn vele kronen. Toen hij wegreed, was er slechts één kroon op zijn hoofd (6:2). Toen was hij alleen, maar nu is zijn naam: Koning der koningen en Heer der heren, want zijn heerlijkheid en macht is vele malen vermenigvuldigd in de zonen Gods. De naam van het vleesgeworden Woord is Jezus, wat betekent: God redt, geneest, behoudt en verlost.

Wanneer de overwinning behaald is, verliest deze naam zijn betekenis. Dan is er een nieuwe nodig om de functie aan te duiden, die het vleesgeworden Woord na het herstel aller dingen in eeuwigheid zal hebben. Deze naam zal Hij schrijven op de overwinnaars, die zijn wezen dragen en met Hem de heerschappij delen (3:12). Deze naam is een verborgenheid, die alleen de Vader en de Zoon bekend is.

 

Openbaring 19:13,14 


En Hij was bekleed met een kleed dat in bloed geverfd was en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen.

Het met bloed doordrenkte kleed wijst op het lijden en sterven van het Lam Gods. Hij alleen draagt zulk een gewaad. Dit kleed, dat zijn aparte statuur bepaalt, heeft Hij ontleend aan één daad van gerechtigheid voor alle mensen tot rechtvaardigheid ten leven (Rom. 5:18).

De naam "het Woord Gods" wijst op de relatie met de Vader. God is geest en Hij heeft gedachten, die Hij openbaart door ze als woorden naar buiten te doen treden. Jezus is de vleesgeworden openbaring van de gedachten Gods en van het plan Gods met de mens. Wanneer gedachten uitgesproken worden, zijn zij woorden die een zelfstandig bestaan leiden. In Johannes 1:18 staat: "Niemand heeft ooit God (die geest is) gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot des Vaders is, die heeft Hem ons verklaard" (St.Vert.).

Spreker en woord hebben hetzelfde wezen. Daarom kan gezegd worden: "Het Woord was God" (Joh. 1:1). In de volheid des tijds werd het Woord Gods in de mens Jezus gerealiseerd. Hij was "de afstraling van Gods heerlijkheid en de afdruk van Zijn wezen".

De heerscharen in de hemel zijn hier geen engelen, maar zij vormen de gemeente. Het woord "heerscharen" wijst op een geordende formatie (gemeente) en op strijd. Aan het hoofd der heilsarmee rijdt de "leidsman en voleinder des geloofs" Jezus Christus.

Degenen die gewassen waren in zijn bloed, die op aarde Het Lam volgden waar Hij ook heenging en die door hun rechtvaardige daden zich een wit kleed verwierven, volgen hun Heer ook op witte paarden, dat wil zeggen dat ook zij gedragen en bekrachtigd worden door de Heilige Geest.

 

Openbaring 19:15 


En uit zijn mond komt een scherp zwaard om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen.

De ruiter heeft een scherp zwaard. Hij draagt het niet op de heup en het is niet in zijn hand, maar het komt uit zijn mond tevoorschijn. Het is het zwaard van de Geest, "hetwelk is Gods Woord". "Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zó diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten" (Hebr. 4:12). Dit zwaard maakt een scheiding in de geest, in de ziel en in het lichaam der mensen.

Wat in geest, ziel of lichaam de boze toebehoort, wordt afgescheiden en verdelgd door het Woord des Heren. De Hebreeënschrijver vervolgt in vers 13: "En geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap hebben af te leggen". Dus ook de geestenwereld is voor Hem niet verborgen, hoe deze zich ook verschuilen mag. Van Jezus, het Woord Gods, wordt gezegd, dat Hij wist wat in de mens was. (Joh. 2:25).

Met heidenen worden hier de boze machten bedoeld, want dezen maken de mens tot een heiden, dus iemand die totaal van God vervreemd is.

Nu volgt een nieuw beeld. Er is sprake van een ijzeren roede of knots, een dun uitlopende eikehouten stok met ronde, dikke knop, rondom met ijzeren pinnen bezet. Dit voorwerp is de eenvoudige oorsprong van de koninklijke scepter. Het woord "knots" is een veel gebruikte titel voor de Messias in het Oude Testament. Bileam profeteerde: "Een ster gaat op uit Jacob, een scepter (knots) rijst op uit Israël, en verbrijzelt Moab's slapen" (Num. 24:17).

Voor Jacob is de Messias een ster, maar Hij is een knots des oordeels over zijn vijanden. In Psalm 2:9 moet de uitdrukking: "Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots" gelezen worden: "Gij zult hen schaapherderen met een knots van ijzer".

In de teksten: "Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. (2:27), "een mannelijk wezen, dat alle heidenen zal hoeden met een ijzeren staf (12:5) en in onze tekst is de bedoeling duidelijk: met de heidenen handelen zoals een schaapherder handelt met rovers, die schapen willen stelen of doden.

Deze zelfde gedachte wordt door Paulus uitgesproken in zijn afscheid aan de ouderlingen van de gemeente te Eféze: "Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden (schaapherderen, hetzelfde woord als hoeden in onze tekst), die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. Zelf weet ik, dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen" (Hand. 20:28,29).

Het is duidelijk dat hier met weiden, hoeden of schaapherderen, voornamelijk bedoeld wordt het manmoedig verdedigen van de kudde tegen de geestelijke vijanden. Het woord Gods verplettert als met een ijzeren knots iedere aanvaller van zijn volk. Ook aan de gelovigen wordt het zwaard geschonken, waarvan hier gesproken is. Het behoort immers tot de geestelijke wapenuitrusting (Ef. 6:17).

Dit zwaard ontvangen zij reeds bij de aanvang. De overwinnaars, dus zij die volkomen vrij zijn, ontvangen bovendien nog de ijzeren roede (2:26,27).

Een ander beeld is de perskuip. Wij behandelden deze reeds in hoofdstuk 14:19. Het bloed, dat uit de perskuip komt, is de wijn der gramschap van de toom Gods, des Almachtigen.

 

Openbaring 19:16 


En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren.

Op het uitzonderlijke kleed staat een uitzonderlijke naam. Jezus Christus is in alles de eerste. Zij die gevolgd zijn waar Hij ook heenging, zijn koningen en heren in de nieuwe schepping. Hij is de voornaamste koning en de grootste heer. Er is dus sprake van een volk van koningen. Het Israël Gods is "een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk Gode ten eigendom" (1 Petr.2:9).

Dit koningschap duidt de macht en de autoriteit aan, die deze heiligen in de hemelse gewesten bezitten. Deze "heerscharen die in de hemel zijn een leger, geformeerd uit edelen of heren. Allen dragen van top tot teen de geestelijke wapenrusting. Wij stellen ons voor, dat het kleed van de ruiter bijeengehouden werd door een gordel, die om het middel werd vastgeknoopt en waarvan de uiteinden afhingen van de heup tot de dij. De verslagenen, die aan weerszijden van hem vallen, lezen met grote verschrikking op zijn kleed en op zijn gordel, die langs de dij hing, de naam van Hem, tegen wie zij zich verzet hebben en die nu bezig is hen te vonnissen. Daarom: "Kust de zoon, opdat hij" niet toorne en gij onderweg niet te gronde gaat" (Ps. 2:12).

 

Openbaring 19:17 


En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods.

In hoofdstuk 12:1 is sprake van een vrouw die met de zon bekleed is. Daar bevindt de gemeente zich dus in de heerlijkheid van de Almachtige, en de zonen Gods worden in dat licht openbaar. Hier zien wij de engel, evenals de vrouw uit genoemd hoofdstuk, op - of zoals de meeste vertalingen hebben - in de zon. Het is de engel van de overwinnende gemeente. Deze engel is een dienstknecht van God, die het licht is, en van hen die de zaligheid beërven.

Hij bevindt zich in het midden of in het centrum van het Koninkrijk Gods, dus in de lichtzijde van het Koninkrijk der hemelen. Aan de duistere zijde is ook een midden of centrum des hemels. Daar heerst niet het leven, maar de dood. De vogels die in het midden des hemels vlogen, vertegenwoordigen de ontbindende machten, die in dienst staan van de dood, dus van de verderver Apóllyon of Abáddon (9:11).

Zeker van de overwinning in de strijd die komen gaat, roept de engel de ontbindende doodsmachten op om zich te verzamelen tot een ontzaglijke, grote maaltijd (een maaltijd Gods), die voor hen zal worden aangericht. In hoofdstuk 16:16 zagen wij, dat dit verzamelen plaatsgrijpt in het hemelse Harmágedon. Daar zal God de heidenen doen beven (Hagg. 2:8).

Joël 3:9-19 schildert deze strijd in profetische bewoordingen: "Maakt u op en komt, alle volken van rondom, en verzamelt U. Doe, o Here, uw helden (de legerscharen van het Woord Gods) daarheen afdalen. Laat de volken opstaan en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om alle volken van rondom te richten. Slaat de sikkel erin, want de oogst is rijp. Komt, treedt, want de perskuip is vol; de wijnbakken stromen over. Want hun boosheid is groot. Menigten, menigten , in het dal der beslissing, want nabij is de dag des Heren in het dal der beslissing". Het woord Josafat betekent: Jahwe oordeelt. Van een natuurlijk dal met zulk een naam wordt noch in het Oude noch in het Nieuwe Testament gesproken. Wel denken wij als beeld van deze eindstrijd aan de zegepraal die Josafat over de vijanden des Heren behaalde (2 Kron. 20).

 

Openbaring 19:18 


om te eten het vlees van de koningen en het vlees van de oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en bet vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten.

In deze slachting zullen gedood worden: de "tien" koningen, de staatkundige en religieuze grootmachten, die met hun ideologieën en occulte krachten de antichrist steunen; ook de oversten van duizend, de voornaamste leiders; de sterken, waarin de geest van de antichrist zich het machtigst openbaart.

Het paard wordt hier, evenals in vers 20, bedoeld als een geestelijke macht, die zich in de mens volledig incorporeerde en die door zijn kracht ook anderen draagt. De laatste groep is het nauwst verbonden met de antichrist, waarvan gezegd wordt, dat zijn komst is naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen en allerlei verlokkende ongerechtigheid (2 Thess. 2:9). Hier is geen sprake van het doden van geesten, want dit is onmogelijk, maar van het vlees dat door deze machten geheel in bezit genomen is. Verder wordt de gehele gemeente van de antichrist, die het merkteken van het beest draagt, gedood.

Of zij nu in het natuurlijke leven vrij zijn of slaaf, klein of groot, invloedrijk of willoos werktuig, het merkteken van het beest, de doop in de geest van de antichrist, maakt het hun mogelijk deel te nemen aan de strijd in de hemelse gewesten tegen de gemeente van Jezus Christus.

 

Openbaring 19:19 


En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger.

De strijd in de hemelse gewesten bereikt nu zijn hoogtepunt. Aan de ene zijde heeft het beest door de antichrist alle tegenkrachten bijeengebracht om in de onzienlijke wereld binnen te dringen en daar slag te leveren. Tegenover zich vinden zij het Woord Gods en zijn ruiterij, die geheel in de geestelijke wereld zijn, aangezien hun geestelijk lichaam ook gehoorzaamt aan de wetten van de Geest. Zij zijn immers reeds opgestaan of in een punt des tijds veranderd. Daarom zal het leger van de antichrist zich van de aarde moeten losmaken. Om slag te leveren, moet hun inwendige mens het sterfelijke lichaam verlaten. Hier vinden wij dus de grootste spiritistische seance aller tijden onder leiding van de antichrist.

Zijn gemeente is een occulte kerk. Wat de ware gemeente bereikte door het gebruik van de geestelijke gaven en geestelijke wapenrusting, irriteert het hoofd der antichristelijke kerk door toverij en het gebruik van middelen die zijn leden "high" maken. Het is bekend dat het occultisme te allen tijde gebruik gemaakt heeft van zichtbare en hoorbare middelen om in de onzienlijke wereld contacten te leggen. Wij denken aan: wichelroede, kristallen bol, planchetten, aardstralenkastjes, pendels, toverringen, spreuken, mantra's, draaiende schijven, magische formules, enzovoort.

De antichrist zal deze magie op wetenschappelijke wijze perfectioneren. Bovendien heeft de antichrist door "bedrieglijke wonderen en verlokkende ongerechtigheid" zijn volgelingen afgeleid van de waarheid.

"Daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid" (2 Thess. 2:11,12).

In hoofdstuk 16:13,14 zagen wij, dat drie geesten van duivelen als kikvorsen kwamen uit de bekvan de draak en uit die van het beest en uit de mond van de valse profeet. Deze machten verleugenden de volgelingen van de antichrist om hen te verzamelen bij Harmágedon. Door zich op één ogenblik allen tezamen in dit paranormale avontuur te storten, vertrouwden zij er zeker op, de hemelse heerlegers te overwinnen. Op bevel van de antichrist zal het mogelijk zijn, dat allen, die het merkteken van het beest bezitten, op een bepaald ogenblik met hun zogenaamd astraallichaam uittreden.

Dan zal het gaan: Autoriteit tegen autoriteit, Waarheid tegenover leugen, Naam tegenover naam, Christus tegenover antichrist, de Heilige Geest tegenover het beest uit de afgrond. Dan zal de Here Jezus en die met Hem zijn" hen doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt" (2 Thess. 2:8).

In deze gigantische worsteling houdt de volmaakte wapenrusting stand: de gordel der waarheid, het pantser der gerechtigheid, het schild des geloofs, de helm des heils en het zwaard des Geestes.

 

Openbaring 19:20,21 


En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees.

In de antichrist ontwikkelt het beest zulk een geestkracht, dat hij niet behoeft uit te treden, maar zijn sterfelijke lichaam gehoorzaamt aan de wetten van de geest uit de afgrond. Hiermee imiteert hij de verandering in een punt des tijds van de ware kinderen Gods. Na de nederlaag wordt hij levend in de poel des vuurs geworpen, dat is dus rechtstreeks en met zijn lichaam. Wij merken op dat de antichrist dus niet in het dodenrijk of de afgrond komt. Hij sterft dus niet in de gewone zin des woords.

Wanneer de antichrist gegrepen wordt, is dit inclusief het beest uit de afgrond, dat in hem woont. Daarom staat er: "Het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had". De antichristelijke geest of het beest uit de afgrond werd gegrepen, en dit kan alleen tezamen met de valse profeet of de antichrist, met wie dit beest één was en door wie het zich manifesteerde. Degenen die zijn merkteken droegen en wier geest en ziel nu van hun lichamen gescheiden zijn, worden door het Woord Gods naar het dodenrijk of de afgrond verwezen.

Hun inwendige mens keert dus niet terug in het lichaam, waaruit zij getreden waren. Deze lichamen worden op hetzelfde ogenblik prijsgegeven aan de ontbindende machten van de dood, aan de vogels die in het midden des hemels vlogen. Hun onverzadigbare activiteit tot ontbinding vindt overvloed van werk. De dood die nimmer spreekt: "Het is genoeg", wordt nu voor een tijd verzadigd. In dit verband sprak de Heer: "Waar het aas is, daar zullen de gieren zich verzamelen" (Matth.24:28).

Daniël zag deze ondergang en beschreef die in hoofdstuk 7:11: "Het dier werd gedood, zijn lichaam (de gemeente van de antichrist) werd vernietigd en prijsgegeven aan de brand van het vuur (de machten van dood en verderf)".

In de opsomming van het vlees dat gegeten moest worden (vers 18), missen wij het vlees van de antichrist of valse profeet. Hij is met zijn getransformeerd lichaam direct in de poel des vuurs geworpen. Voor de antichrist als mens is dit de tweede dood, waaruit hij nimmermeer zal verrijzen, ook niet in de dag der opstanding. In hoofdstuk 20 komen wij terug op de poel des vuurs. Opnieuw is sprake van de overwinning van Hem, die op het paard zat. Het Woord Gods, dat als een zwaard uit zijn mond gaat, zal niet ledig wederkeren, maar het doet wat Hem behaagt en volbrengt, waartoe Hij het gezonden heeft" (Jes. 55:11).

 
vorige pagina terug volgende pagina