Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 13


 

Openbaring 13:1 


En ik zag uit de zee een beest opkomen,

De eerste vraag die oprijst, is: wie is het beest? Niet alleen in zijn Openbaring ontsluiert Johannes ons het geheim van het antichristelijke rijk, maar hij spreekt er ook over in zijn zendbrieven. De geest der dwaling openbaarde zich reeds in de eerste christengemeenten. De dwalingen hebben zich in de loop der eeuwen vermenigvuldigd en zijn alle geïnspireerd door de geest van de antichrist. Met de kerk van Jezus Christus is het gegaan als met een lichaam, dat eerst enkele ziektesymptomen vertoonde, maar waarvan men later zeggen moest: "het ganse lichaam is ziek; van de voetzool af tot de schedel toe is er niets gaaf" (Jes. 1:6).

Door de geest der dwaling wordt de weg der waarheid gelasterd en zelfs de Heerser, die de kerk gekocht heeft, verloochend (2 Petr. 2:1).

De geest van de antichrist begint afwijkingen onder Gods kinderen te brengen. "En gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. Zij zijn van ons uitgegaan" (1Joh. 2:18,19).

De geest der dwaling begint zijn werk in mensen die zich eerst bekeerd hebben. 2 Petrus 2:20 zegt: "Want indien zij, aan de bezoedelingen der wereld ontvloden door de erkentenis van de Here en Heiland, Jezus Christus, toch weer erin verstrikt raken en erdoor overmeesterd worden".

Het gaat met een dwaling als met de vorm van een letter V. Aan de onderkant liggen de twee benen vlak bij elkaar en raken zij elkaar in één punt, maar zij verwijderen zich steeds meer en de kloof er tussen wordt voortdurend groter. De dwaalleraar kan in het begin vele goede dingen verkondigen, maar hij brengt op één of meerpunten een valse leer of een leugen. Deze ontwikkelt zich en gaat overheersen, met als gevolg dat de misleider zich steeds verder van de waarheid verwijdert en het einddoel des geloofs mist.

De leugen is het fundament waarop de afvallige kerk gebouwd wordt. In 1 Johannes 4:1 staat: "Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij "uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan". De apostel richt zich tot de gemeenten en waarschuwt hen voor de verleidende geest van de antichrist. Men ontmoet deze geest, wanneer hij spreekt door de mond van de valse profeten en door de valse leraars.

Wij merken hieruit iets op, dat inzicht verschaft om het visioen van het beest uit Openbaring 13 te verstaan. Johannes spreekt over "iedere geest" en over "vele valse profeten", dat zijn dus mensen. Zo is er ook sprake van "de geest van de antichrist" en van de antichrist", ook een mens. Het beest dat Johannes ziet, komt uit de zee op. Wij wezen er al eerder op. dat de zee beeld is van het geestelijke en godsdienstige leven. Dit beest wordt ook "het beest uit de afgrond" genoemd (11:7 en 17:8).

Wij hebben hier dus met een ontzagwekkende geest uit het rijk der duisternis te maken. In de Openbaring bemoeit Johannes zich niet met de talrijke godsdiensten als het boeddhisme, het mohammedanisme of het polythéisme, maar met de strijd tussen de ware en de valse kerk. Op de zeven koppen van het beest rust de hoer. "De zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is" (17:9).

Zoals de ware kerk gedragen wordt door de kracht van de Heilige Geest, de grootste en hoogste berg, zo wordt de valse kerk gedragen door de zeven grote, antichristelijke machten uit de afgrond, die als koppen met de geest van de antichrist verbonden zijn. Het beest uit de afgrond is dus de geest van de antichrist. De antichrist zelf behandelen wij bij vers 11 van dit hoofdstuk.

In 1 Johannes 4:3 wordt opgemerkt: "En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord heb, dat hij komen zal en hij is nu reeds in de wereld".

Bij de ware kerk is sprake van de Geest Gods, die er is en in de laatste dagen machtig uitgestort zal worden. Bij de valse kerk is er sprake van de geest van de antichrist, die is en die komen zal.

Natuurlijke christenen zien de Heilige Geest als een stuk materie. Zij zeggen: "Als deze er is, dan kan Hij niet meer komen". Maar zo is het in de geestelijke wereld niet. Ook van God, die geest is, wordt gezegd: "Die is en die was en die komt!" Van mensen die de Heilige Geest ontvangen hadden en waarvan opgemerkt wordt dat zij vol van de Heilige Geest waren, wordt tóch gezegd: "Zij werden vervuld met de Heilige Geest" (Hand. 4:31). Van het beest uit de afgrond, een geest, staat: "Ziende het beest, dat was en niet is, hoewel het (aanwezig) is", zoals de Statenvertaling in 17:8 letterlijk vertaalt.

Paulus schrijft in dit verband: "Want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, ... want het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking"(2 Thess. 2:3-7).

Het beest dat uit de zee opkomt, de geest van de antichrist, is er altijd geweest. Zoals het beest in dit visioen eerst onder de oppervlakte van het water was, zo heeft de geest van de antichrist vanuit het verborgene zijn werk inde gemeente gedaan. Inde eindtijd rijst het echter op uit het wateren openbaart het zich in al zijn afschuwelijkheid. Dan wordt deze geest ook duidelijk onderkend. Het mysterie van zijn verborgenheid wordt dan openbaar. Johannes schreef. "Ik zag uit de zee een beest opkomen!"

De tweede vraag is: hoe wordt het beest geïdentificeerd? "Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist" (1 Joh. 4:2,3).

Het is van belang dat wij de geest van de antichrist kunnen identificeren. In de eindtijd zal immers het goede graan van het onkruid gescheiden worden en dit kan alleen, wanneer het verschil duidelijk naar voren komt.

Iedere geest die niet uit God is, zal ontkennen dat Jezus in het vlees gekomen is. Het gaat er bij Johannes niet om dat de valse profeten zullen loochenen dat Jezus mens is, maar wel dat Hij gekomen is "in gelijkheid des zondigen vleses" zoals de Statenvertaling in Romeinen 8:3 luidt.

Jezus heeft getriomfeerd over het "vlees der zonde". Hij nam hetzelfde vlees aan, waarin alle mensen vanaf Adam gezondigd hadden. Niemand had zich van de besmetting des vleses en des geestes vrij kunnen houden, maar Jezus liet de machten der duisternis in zijn vlees niet toe. In zijn leven bewees Hij, dat het door de Geest Gods mogelijk is om zonder zonde in het vlees te leven. Hij was de eerste van vele broeders. Doorzijn lijden, sterven en door de doop in de Heilige Geest maakte Hij het mogelijk dat ditzelfde ook in ons geschieden zou. "Opdat de eis der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het (zondige) vlees wandelen, doch naar de Geest" (Rom. 8:4).

In het zevende vers van 2 Johannes staat: "Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden". Letterlijk staat er: die niet belijden dat Jezus komende is in vlees! Bij Johannes gaat het om de Geest Gods of de geest van de antichrist in de mens. Wie de geest van de antichrist heeft, spreekt "uit de wereld en de wereld hoort naar hem". Het is de "vrome" geest, die zich voordoet als een "engel des lichts". Hij heeft een schijn van godsvrucht, maar verloochent de kracht ervan. (2 Tim. 3:5).

De afgevallen kerk kent geen groei, geen kracht tot behoud naar lichaam, ziel en geest en geen overwinning over de zonde. De geest van Johannes jubelt uit: "Want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is". "Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling" (1 Joh. 4:4-6).

De apostel spreekt over véle valse profeten en véle misleiders. Daarom ontkennen de talrijken in de valse kerk dat de Geest van God zijn werk in ons volkomen doen kan. Men aanvaardt liever het-zondaar-zijn-tot-de dood en de belijdenis dat de mens, ook de christen, onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad; dus gelijk staat met de duivel zelf. Als Jezus niet *m ons vlees gekomen is, kan Hij Zich ook niet in ons en door ons openbaren. Daarom drijft men geen duivelen uit, geneest men de zieken niet, gebeuren er geen wonderen en tekenen van herstel en belijdt men het evangelie der dwaling in een voortdurend moeten "vallen en opstaan".

De geest van de antichrist heeft in de kerk de overwinning van Jezus Christus tegengehouden en belet dat de mensen door de kracht van de inwonende Geest Gods het einddoel des geloofs bereiken: men belijdt niet dat men overwinnaar is, laat staan "meer dan overwinnaar", maar men vindt de zonde een onontkoombaar verschijnsel en de ziekte als door Gods Vaderhand over ons beschikt.

Waar men belijdt: "Wij zijn uit God!" daar is Christus in ons de hoop der heerlijkheid, daar is overwinning, heiliging en groei, daar bevestigt God zijn Woord met tekenen en wonderen tot behoud, zoals ook de bediening van Jezus hierdoor bevestigd werd.

Ook de geest van de antichrist zal tekenen en wonderen bewerken, maar de bijbel noemt deze bedrieglijk, omdat zij het behoud van de mens en zijn onberispelijkheid naar geest, ziel en lichaam, niet beogen. Deze geest stuurt de dolenden niet naar Jezus, de Heelmeester, maar naar een magnetiseur en laat hem zijn vertrouwen stellen op een aardstralenkastie, jaagt hem op tot prestaties die het vrome vlees strelen. Men stelt zich gerust, omdat men behoort tot de zuivere of alleenzaligmakende kerk, omdat men de sabbat of zondag viert, omdat men vasthoudt aan bepaalde leerstellingen of kerkbesef heeft.

Valse profeten presenteren zich als mannen Gods, maar zij tolereren de zonde, gebondenheid, de verslaafdheid, de onreinheid en het overspel, de geldgierigheid en de hoogmoed. Men leert zelfs dat de mens met zijn zondige "afwijkingen" moet leren leven en dat de naaste hem met zijn "fouten" moet accepteren en leren verdragen. De mensen worden in slaap gesust met allerlei theorieën die geen overwinning over de zonde geven. Johannes, de apostel der liefde, waarschuwt: "Geliefden, vertrouwt

niet iedere geest, maar toetst ze en beproeft ze of ze uit God zijn".

In de Openbaring zien wij hoe de waarheid én de valse leer beide tot volheid komen. Op de kinderen Gods wordt de Heilige Geest machtig uitgestort en in de zonen Gods wordt al Gods heerlijkheid geopenbaard. De Heilige Geest leidt hen van stap tot stap en zij hebben de zonde volkomen overwonnen. In de valse kerk wordt iedere werking van Gods Geest uitgebannen. Het resultaat is de openbaring van "de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods (de mens) zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is" (2 Thess. 2:4).

Tegenover de voorzegging: "In de laatste dagen zal Ik uitstorten van mijn Geest op alle vlees" staat: "En ik zag uit de zee een beest opkomen"

 

Openbaring 13:1,2 


met tien horens en zeven koppen; en op zijn horens tien kronen en op zijn koppen namen van godslastering. En bet beest, dat ik zag was een luipaard gelijk, en zijn poten als van een beer en zijn muil als de muil van een leeuw. En de draak gaf hem zijn kracht en zijn troon en grote macht.

Het beest uit de zee is een geestelijke macht uit de afgrond. Deze geest draagt met zijn zeven koppen de afgevallen kerk en doordrenkt haar met zijn gedachten, maar hij doet evenzo zijn invloed gelden in het staatkundige, maatschappelijke en economische leven. Voor Johannes is het eerste primair, maar toch tekent hij het beest in verband met de ideologieën van de wereldrijken. Daarbij sluit hij aan bij het nachtgezicht van Daniël 7.

Deze profeet ziet daar vier wereldmachten opkomen en ten ondergaan om plaats te maken voor het Koninkrijk van Jezus Christus. Deze vier rijken waren er in Daniëls tijd nog niet, want in hoofdstuk 7:17 is sprake van vier koningen die uit de aarde zouden opstaan. Het laatste wereldrijk is dat van de antichrist, en in Daniël 7:12 staat, dat de drie voorafgaande rijken ten tijde van het laatste antichristelijke wereldrijk nog zullen bestaan en dit zelfs zullen overleven. Na de ondergang van het vierde dier wordt voorspeld: "Ook aan de overige dieren werd de heerschappij ontnomen en hun werd een levensduur gegeven tot tijd en wijle".

Wij lezen van deze vier dieren dat zij uit de grote zee opkwamen, maar in de uitlegging van het visioen staat: "Die grote dieren, die vier, zijn vier koningen die uit de aarde zullen opkomen". Wij merken hierbij op dat dit geen gewone koninkrijken zijn, maar dat zij hun ontstaan te danken hebben aan de geestelijke wereld. Het zijn koninkrijken die hun grondslag in wereld- en levensbeschouwingen vinden. Wij kennen in onze tijd bijvoorbeeld staten die gefundeerd zijn op de doctrines van het communisme, andere die geregeerd worden volgens de wetten der democratie.

Zo werd Hitler-Duitsland beheerst door de beginselenvan het nationaal-socialisme, de levensbeschouwing in verband met de superioriteit van ras, bloed en bodem. Een ieder begrijpt dat dit koninkrijken zijn op geheel andere grondslagen dan bijvoorbeeld die van Nebukadnezar, Alexander de Grote, Napoleon, keizer Wilhelm II of de Russische tsaren.

Het eerste dier dat opkwam, werd als een leeuw gezien, het tweede als een beer en het derde als een panter. Werden aan deze dieren al verschillende wetteloze dingen aangetroffen, als vleugels en vier koppen, het vierde dier was verschrikkelijk om te zien in zijn totale wetteloosheid.

Drie dingen van het vierde dier vielen Daniël bijzonder op: de muil met zijn grote ijzeren tanden, de poten met de koperen klauwen en de tien horens op zijn kop (19, 20).

Wanneer Johannes het beest uit de zee ziet opstijgen, wordt hem een zelfde verschrikkelijk monster getoond. Ook hem valt de muil op en hij ziet dat deze gelijkenis vertoont met die van een leeuw. Hij merkt ook de poten op, die gelijkenis vertonen met die van een beer, en tenslotte doet het lichaam van dit wetteloze gedrocht hem denken aan een panter.

Johannes ziet uit de zee de geest van de antichrist opstijgen met zeven koppen. Het zijn juist deze zeven koppen waarop de afvallige kerk rust.

Daniël zag slechts één kop, maar dat dier symboliseerde daar dan ook het rijk van de antichrist en niet zijn geest. Ook Johannes ziet later dat zes koppen wegvielen en dat één kop overbleef Deze laatstgenoemde kop is de eigenlijke kop van het beest, want "het beest, dat was en niet is, is zelf ook de achtste, maar het is uit de zeven"(17:11).

Deze blijvende zesde kop is de geest van het occultisme of toverij, die de grondslag vormt van het rijk van de antichrist. De geest van de antichrist is er steeds geweest, maar niet zijn rijk. Al deze zeven koppen dragen namen van godslasteringen. De geesten, die de afvallige kerk dragen, belijden noch het plan noch het doel Gods. Zij loochenen dat Jezus in het vlees komende is door de doop in de Heilige Geest. Daarmee lasteren zij de weg der waarheid en de heerlijkheden (2 Petr. 2:2,10).

Wanneer het beest uit de zee oprijst, dus zich gaat openbaren, ontvangt hij grote kracht en grote macht van de duivel. Zes van de zeven koppen verdwijnen en de afvallige kerkrust dan nog alleen maar op de zesde kop, dat is op de verborgen gemeenschap met de geest van de antichrist, die zich gaat openbaren als de gemeente van de antichrist.

Daniël zag het rijk van de antichrist toen de zes koppen of zes machten reeds gevallen waren en dus niet meer functioneerden. In Openbaring 17 komen wij hier op terug. De muil van het beest dat Johannes ziet, bevindt zich dus aan de zesde of blijvende kop en daarop zijn dan ook de tien horens, die zowel Daniël als Johannes zag. Johannes zag op deze horens kronen of diademen, een teken dat deze horens - grootmachten of koningen uit het rijk der duisternis macht ontvangen hadden. De tien horens of tien koningen ontvangen hun kracht en hun macht tegelijkertijd met het beest."

En de tien horens, die gij zaagt, zijn tien koningen, die nog geen koningschap ontvangen hebben, maar (op) één uur ontvangen zij macht als koningen met het beest" (17:12). De duivel gaat zover, dat hij de troon als overste dezer wereld, afstaat aan de geest van de antichrist. Deze neemt het regime van de aarde dan over. Zoals God de Vader op aarde gewerkt heeft door de Heilige Geest om Zich een volk te vergaderen, zo geeft satan zijn macht over aan de geest van de antichrist om voor hem een volk te vergaderen op deze aarde. De geest van de antichrist is dus tegenhanger van de Heilige Geest.

 

Openbaring 13:3,4 


En ik zag een van zijn koppen als ten dode gewond en zijn dodelijke wond genas; en de gehele aarde ging het beest met verbazing achterna, en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?

In zijn gelijkenissen aangaande het Koninkrijk der hemelen sprak Jezus over het feit, dat de Zoon des mensen goed zaad op zijn akker zaaide, maar dat de vijand het onkruid er "s nachts tussen strooide. Het goede zaad zijn de kinderen van het Koninkrijk, die in het licht gezaaid zijn; en het onkruid de kinderen van de boze, die van de duisternis. De schijn-christenen bevinden zich tussen de kinderen Gods. In de eindtijd komen belde groepen tot hun volle rijpheid en worden dan openbaar.

Er is een overeenkomst op te merken in de ontwikkeling van de valse kerk en de groei van de ware kerk. De geest van de antichrist is die der dwaling, en de Heilige Geest is die van de waarheid (1 Joh. 4:6).

Deze geesten werken naast elkaar. Het licht van de Heilige Geest wordt vergeleken met het branden van zeven vurige fakkels voor de troon van God (4:5).

Er is sprake van een lam met zeven horens en zeven ogen die de zeven geesten Gods uitbeelden, die over de gehele aarde uitgezonden zijn. (5:6 en Jes. 11:2).

Tegenover de geest der waarheid staat die van de leugen. De geest van de antichrist vertoont zich in het visioen door middel van zeven koppen of bergen, beeld van zeven geestelijke machten. Alle valse leringen hebben dit gemeenschappelijk, dat zij een vleselijke gezindheid bij de mens bewerken, dat zij de heerlijkheden Gods lasteren en het doel van God met de mens, de volkomenheid, niet beogen. Daarnaast tracht men zijn geestelijke verlangens te bevredigen door rechtstreeks verbinding te zoeken met de machten der duisternis.

Wij willen enkele koppen van het beest, waarop de valse vrouw gezeten is, trachten te identificeren. Wij geven slechts voorbeelden, die met andere gecompleteerd kunnen worden. De afgevallen kerk rust niet op de wet van de Geest des levens, die ons in Christus Jezus vrijmaakt van de wet der zonde en des doods, maar op de wet van de Sinai, die niemand verlossen en bevrijden kan. Deze oudtestamentische wet berust op inspanning, zoals geschreven is: "Wie dat doet, zal daardoor leven"(Gal. 3:12).

Hier is dus sprake van vertrouwen op het vlees of de natuurlijke mens en niet op de Heilige Geest. Ook de traditie of overlevering van mensen vormt een kop van het beest en een pijler voor de valse kerk. Hoe afvalliger een kerk is, hoe meer zij zich bindt aan de inzichten van het voorgeslacht. De voorvaderen hebben door hun keuze de godsdienstige weg van hun kinderen in vele geslachten bepaald. Ook dit is dus duidelijk een vertrouwen op het vlees.

Zo zien wij ook de zuigelingen-besprenging als een zuil onder de valse kerk. De grote wereldkerken rekenen niet met bekering, wedergeboorte en persoonlijk geloof, maar rusten op de instelling van de kinderdoop. Opnieuw een domineren van vlees en bloed en niet van aanneming tot kinderen langs de geestelijke weg. Wij denken ook aan het uiterlijke vertoon als een ondersteuning van het aanzien der valse kerk. Jezus sprak: "In de wereld lijdt gij verdrukking".

De valse kerk jaagt naar invloed, macht, natuurlijke kennis, titels en predikaten, imposante gebouwen en ceremonieën. Door het modernisme heeft de kerk eveneens een dwaalweg ingeslagen, daar dit alle bovennatuurlijke ingrijpen loochent. De moderne theologie aanvaardt geen wonderen en heilsfeiten als de maagdelijke geboorte, de reiniging door het bloed en de opstanding van Jezus Christus. Zij gebruikt het woord inspiratie zelden of nooit, maar heeft tot ondergrond de filosofie van mensen. Zij is dus alleen op het natuurlijke en vleselijke verstand georiënteerd.

Wij wijzen ook op het streven naar uiterlijke eenheid, dat gebaseerd is op het feit dat men het met elkander eens wil worden. Jezus sprak echter over het één zijn, zoals de Vader en de Zoon één zijn, dat wil zeggen zonder zonde, smet of ongerechtigheid. Goede wil en gezond verstand zijn geen bases voor de ware kerk; deze rust alleen op het bijbelse fundament waarop de tempel Gods gebouwd wordt.

De voornaamste drager van de antichristelijke kerk is echter het occultisme, uitgebeeld door de zesde, de ware en blijvende kop van het beest. Deze is van alle koppen het meest rechtstreeks met het beest verbonden. Het occultisme is de grote tegenhanger van de kracht van het volle evangelie. Beide geven verbinding met de onzienlijke wereld, waaruit zij hun geestelijke energie putten. Beide kennen een geestelijke doop en manifesteren zich in tekenen en wonderen. In hoofdstuk 17 vers 10 lezen wij, dat alleen de zesde kop overblijft.

Deze openbaart het wezen van het beest uit de afgrond. Deze nauwe verbinding blijkt uit de zin: "En het beest, dat was en niet is. is zelf ook de achtste, maar het is uit de zeven". Johannes ziet de kop als ten dode verwond. In 13:4 is sprake van de wond of letterlijk de "slag" van het zwaard. Er is maar één wapen dat de bijbel kent tegen alle valse leer en iedere boze macht. Dit is het zwaard des Geestes, het Woord Gods.

Het occultisme vierde in de middeleeuwen hoogtij in de kerk. Het Woord van God was bij de kerkgangers onbekend. Dezen werden opgevoed met fantastische verhalen over allerlei heiligen en onvoorstelbaar was bij hen het bijgeloof. Wij denken aan de beeldendienst, de aanbidding der heiligen en daarmee het contact zoeken met doden, de adoratie van Maria, met de Maria-legenden, de Maria-apocriefen en de Marialogie.

Over de zieken werden magische formules uitgesproken; men gaf hun besproken kruiden en amuletten. Het was de tijd van de geselaars, de Sint-Vïtusdansers en het heksengeloof. Toen kwam de slag met het zwaard: de reformatie gebruikte het Woord van God tegen het bijgeloof Zij maakte een einde aan de Maria-verheerlijking en het aanbidden van de beelden. De zegen der reformatie was, dat het volk de bijbel ging lezen, maar toch werden de afgoderij en het bijgeloof niet geheel overwonnen.

De reformatoren hadden geen inzicht in de strijd in de hemelse gewesten, evenmin als hun geestelijke nakomelingen in onze tijd. In het gruwelijke heksenproces van Penay stond Calvijn vooraan. Hij geloofde dat de pestziekte veroorzaakt werd door zalf van de duivel die de heksen op de deurklinken zouden smeren. Hij wierp geen duivelen uit, maar liet vierendertig ongelukkigen, zogenaamde pestzaaiers, op vreselijke wijze martelen en executeren.

Luther noemde de heksen herhaaldelijk duivelshoeren, die onweer bewerkten, het vee, het koren of huis en hof schadelijk beïnvloedden. "Met zulken moet men geen medelijden hebben; ik zou ze zelf willen verbranden, overeenkomstig de (mozaïsche) wet, toen de priesters begonnen zijn de boosdoeners te stenigen". Melanchton was een grootmeester in de sterrenwichelarij. Hij doceerde in Wittenberg astrologie, terwijl hij meer dan Luther "de eis van pura doctrina, de zuivere leer, op de voorgrond stelde"!

Hij schreef de belangrijkste belijdenisgeschriften der lutherse kerken, de Augsburgse Confessie en Apologie daarvan!

Ook de "derde reformatie", die der dopers, werkte mee om aan de kop van het beest een dodelijke wond toe te brengen. De dopers hadden meer inzicht in de hemelse gewesten. Onder hen werd naar de geestelijke gaven geijverd en velen kenden de doop in de Heilige Geest en het spreken in tongen. Tegenwoordig weten wij met welk een overgave de doperse richting Christus navolgde, hoe begerig zij was de bijbel te onderzoeken en deze te gehoorzamen en hoe zij gewetensvrijheid voor allen vroeg. Van de aanvang verwierp zij het begrip der staatskerk en wilde niet te doen hebben met ceremonieën en uiterlijk vertoon.

Met grote ijver verkondigden de dopers in Europa het evangelie en zij schenen een ogenblik de reformatie voorbij te streven. Deze richting werd evenwel gelijkelijk door roomsen en reformatoren vervolgd en uitgeroeid! De Waldenzen, de Moravische broeders, de Mennonieten en anderen ontvingen nimmer godsdienstvrijheid. Hun naam bleef verbonden met alles wat verachtelijk was, maar ook met het bloed der duizenden martelaren. Het heeft vierhonderd jaar geduurd, voordat het door hun vervolgers vertekende en eenzijdige beeld der dopers de juiste proporties verkreeg.

Zonder enige erbarming werd deze beweging onderdrukt en werden haar volgelingen geëlimineerd. In hoofdstuk 17:6 merkt Johannes op, dat de afgevallen kerk dronken was van het bloed der heiligen en van het bloed der getuigen van Jezus. Wat Nederland betreft, is er een aantal van vijftienhonderd dopers als martelaars gemeld. Was het Maximilaan van Sint-Aldegonde niet, die bij de Algemene Staten erop aandrong de wederdopers met het zwaard te straffen?

In zijn "Martelaarsboek der doopsgezinden" schrijft Van Braght: "Het godsdienstige leven der martelaars was weinig gecompliceerd; het had niet meer dan één doel: "Imitatio Christi" (navolging van Christus). Diep waren zij doordrongen dat de liefde tot God en de naaste het hoofdgebod is, dat navolging van Christus onmogelijk is zonder de Geest van Christus. Wil de daad waarde hebben, dan moet zij voortkomen uit evangelische gezindheid. Vandaar dat de martelaars de leiding door de Heilige Geest als hoogste gave erkennen. "Die van Gods Geest gedreven worden", zegt één hunner, "die behoren Christus toe"."

Wij zien dus dat het Woord Gods weer zijn plaats kreeg in het kerkelijke leven en dat daardoor het occultisme in de kerk een zware slag kreeg en het een ogenblik leek of de wond dodelijk zou zijn. Maar Johannes schrijft dat de dodelijke wonde genas. De duisternis nam weer toe, maar kreeg nu een ander gewaad. Zo bracht bijvoorbeeld het jaar 1517 een breuk met bijgeloof en dwaling, maar wat ons land betreft, willen wij erop wijzen dat in het jaar 1618 bij de Dordtse synode nieuwe bindingen gelegd werden. Er was veel van God bij (wij denken aan de prachtige Statenvertaling) en veel van de duivel. Er was tarwe en onkruid.

Men kon zich voortaan beroepen op reformatoren als Luther en Calvijn, wier denkbeelden in de praktijk van het kerkelijke leven in de belijdenis geschriften gecanoniseerd werden. Paulus sprak over een evangelieverkondiging, "die met een schijn van godsvrucht de kracht ervan verloochende". De geestelijke gaven werden veracht, zieken niet genezen, gebondenen niet bevrijd en duivelen niet in de naam van Jezus uitgeworpen. De weg naar de volkomenheid werd hierdoor volledig gebarricadeerd. Het evangelie van Jezus Christus zoals Hij dit gepredikt had en in zijn werken bevestigd, werd metterdaad verworpen.

Oude occulte vormen herleefden. In plaats van de verering en het aanroepen van gestorven heiligen, kwamen het vasthouden aan en het vereren van de voorvaderen en het beroep op hen. In plaats van gewijde voorwerpen kwamen nu gewijde geschriften. Tegenover de alleenzaligmakende kerk waarvan alle heil verwacht werd, kwam nu het kerkelijke besef.

Men verwachtte het heil alleen van die kerk waarmee men van ouder op ouder was verbonden. Men ging meer vertrouwen stellen op het belijden van een zuivere leer dan op Jezus Christus en de vernieuwende werking van zijn Geest. Bovendien ging men zich hoe langer hoe meer als kerkganger begeven op het wereldse occulte terrein. Vooral door het raadplegen van magnetiseurs is een hoog percentage van de orthodoxe kerkgangers in onze tijd aan duistere machten gebonden. Ook ging men weer terug naar het vereren van uitwendigheden en ambten. Geen leek mocht vanaf de kansel spreken en ook mocht geen ongewijde of niet-geordende de zegen uitspreken of een sacrament bedienen.

"De gehele aarde ging het beest met verbazing achterna". In de oecumenische beweging, die de gehele aarde wil omvatten, zien wij het verachten van het zwaard des Geestes, Gods Woord, dat scheiding brengt tussen waarheid en leugen, tussen hetgeen door Gods Geest bewerkt wordt en hetgeen op de zeven koppen van het beest uit de afgrond rust. Er is een terugkeer naar uitwendigheden, liturgieën en ceremoniën, en een samenbundeling van waarheid en leugen, van geloof, bijgeloof en ongeloof

Het evangelie der waarheid met zijn verlossing, genezing en doop in de Heilige Geest als kracht ten leven, wordt verworpen en de dwaling wordt als het onkruid samengebundeld. Johannes beschrijft ons, waar de dwaling op uitloopt: de aanbidding van God verandert in die van de duivel.

In hun strijd in de hemelse gewesten worden de zonen Gods bijgestaan door Michaël, de aartsengel. Zijn naam betekent: wie is aan God gelijk? De afgevallen kerk, die op het beest zetelt, roept uit :"Wie is aan het beest gelijk?" Het is van tweeën één: men volgt onder leiding van de Heilige Geest het Lam waar het ook heen gaat, of men gaat de antichrist achterna onder leiding van het beest uit de zee.

Zoals de Heilige Geest de uitvoerder is van het werk van de Vader en van de Zoon, zo is het beest uit de zee de kracht waardoor de satan en de antichrist in de wereld werken. Satan zelf verbindt zich niet met de geest van de mens. Hij blijft staan op het strand en begeeft zich niet in de zee, maar geeft zijn macht over aan het beest.

Op de vraag: wie kan er oorlog tegen voeren? is het antwoord: "En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. En het beest werd gegrepen"(19:19).

Wij merken op dat de antichristelijke geest alle kerken, kringen en samenkomsten tracht te beïnvloeden. Overal vindt men mensen die gehoor geven aan de verleidingen van deze geest en leringen vasthouden, die niet overeenkomen met de waarheid van Gods Woord. De ware gelovigen, geleid door de Heilige Geest, zullen deze dwalingen opmerken en er de strijd tegen aanbinden.

 

Openbaring 13:5,6 


En hem werd een mond gegeven die grote woorden en godslasteringen spreekt; en hem werd macht gegeven, dit tweeënveertig maanden lang te doen. En het beest opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tent en hen, die in de hemel wonen.

In 2 Corinthiërs 5:20 schrijft de apostel Paulus: "Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande". God spreekt "door de mond zijner heilige proféten"(Luc. 1:70).

Zo heeft het rijk der duisternis ook een mond nodig. Een leugengeest kan geen onwaarheid in de natuurlijke wereld brengen dan door de mond van de mens. Een geest van onreinheid heeft de mens nodig om zijn aard en wezen in deze wereld te openbaren. Ook het beest uit de afgrond, de geest van de antichrist, heeft vlees en bloed nodig om zich te kunnen manifesteren. De mond van de geest van de antichrist is de antichrist of valse profeet met zijn aanhang. Johannes zei reeds dat er in zijn dagen vele valse profeten uitgegaan en vele antichristen opgestaan waren (1 Joh. 4:1 en 2:18).

Wij zagen reeds dat de geest van de antichrist loochent dat Jezus komende is in het vlees (2 Joh. 7). Deze valse profeten zijn dan ook niet gedrenkt met de Geest Gods, maar worden gebruikt door het beest. Deze geest zal de dwaling op het hoogst ontwikkelen en tenslotte zich in de tempel Gods (de mens) zetten "om aan zich te laten zien, dat hij een god is" (2 Thess. 2:4).

Daniël profeteerde: "Hij zal woorden spreken tegen de Allerhoogste, en de heiligen des Allerhoogsten te gronde richten" (7:25). Ook sprak hij over "een mond vol grootspraak" (7:8) en "het geluid der grote woorden" (7:11). Jezus sprak over "de gruwel der verwoesting of ontheiliging op de heilige plaats" (Matth. 24:15).

De geest van de antichrist heeft alle eeuwen door belet dat de christenen belijden zouden, dat Jezus door zijn Geest in hen woonde en in hen bewerken zou, wat Hij in Jezus bewerkt had. Nu komt in de mens de geest van de antichrist, die openlijk "zichzelf voor God uitgeeft" (2 Thess. 2:4 Vert. Brouwer).

Het gaat om de openbaring van de zonen Gods, die belijden: "Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons" (1 Joh. 4:6) en de openbaring van de zonen van de antichrist, die het beest in zich als god erkennen.

De tijdsduur van deze grote verdrukking, die zich vooral tegen de zonen Gods richt, is tweeënveertig maanden, een bestemde en beperkte tijd. De lasteringen van het beest zijn tegen God, om zijn naam, dat is zijn wezen, te lasteren, en de tent waarin Hij woont. De geest der dwaling blijft tot het laatste ogenblik loochenen en lasteren dat God zijn tent heeft in de mens, dat wil zeggen dat Hij door zijn Geest in hem woning maakt. De toevoeging "en hen die in de hemel wonen" moet als een bijstelling gezien worden. Letterlijk staat er: "zijn tabernakel, degenen die in de hemel tabernakelen". Volgens de vertaling Brouwer: "zijn tent en hen die de hemeltent bewonen".

Tegenover de natuurlijke mensen, die "op de aarde wonen"(zie vers 8, 12 en 14) staan de ware kinderen Gods, wier burgerschap in de hemel is.

 

Openbaring 13:7,8 


En hem werd gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen; en hem werd macht gegeven over elke stam en natie en taal en volk. En allen, die op de aarde wonen, zullen het beest aanbidden, ieder, wiens naam niet geschreven is in het boek des levens van het Lam, dat geslacht is, sedert de grondlegging der wereld.

"En wanneer zij hun getuigenis zullen voleindigd hebben, zal het beest, dat uit de afgrond opkomt, hun de oorlog aandoen en het zal hen overwinnen en hen doden". Dit vers uit hoofdstuk 11:7 correspondeert met de inhoud van boven genoemde teksten. Het thema van de Openbaring is de strijd tussen de ware en de valse kerk. Met de openbaring van de antichrist heeft de valse kerk haar gruwelijkste vorm bereikt. Zij is omgezet in een antichristelijke gemeente, waaruit ieder spoor van het leven Gods geweken is.

Zij overwint in deze wereld de heiligen en wij schreven reeds over de massale slachting der getuigen Gods. Toen de getuigen opdracht kregen te profeteren, kreeg ook het beest een mond: de antichrist openbaarde zich. Tweeënveertig maanden lang staan deze twee partijen tegenover elkander. Aan het einde van dit tijdperk wordt het "bloed der heiligen en der profeten" (16:6) bij stromen vergoten. Zij worden "onthoofd om het getuigenis van Jezus en om het woord van God"(20:4).

Jezus sprak aangaande dit tijdperk: "Want er zal dan een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin der wereld tot nu toe en ook

nooit meerwezen zal. En indien die dagen niet ingekort werden, zou geen vlees behouden worden; doch ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden ingekort"(Matth. 24:21,22).

Het inkorten der "weeën" ziet niet alleen op de tijdsduur, maar bovenal op het feit dat tussen de weeën in, steeds een adempauze is, waarin men gelegenheid krijgt zich te herstellen en zich voor te bereiden op een nieuwe beproeving. De overwinning van het beest op de zonen Gods ligt niet op het geestelijke vlak, maar betreft het natuurlijke. De aanhangers van de antichrist zijn velen. Zoals er een grote schare is, "die niemand tellen kon, uit alle volk en stammen en natiën en talen voorde troon en voor het Lam stonden" (7:9), zo recruteert de antichrist zijn aanhangers en volgelingen ook uit elke stam en natie en taal en volk.

De scheiding tussen de tarwe en het onkruid is dan in de zichtbare wereld volkomen geworden en wereldwijd. Men aanbidt de ware God of men aanbidt het beest. Men staat in de registers van de gemeente van de antichrist of in het boek des levens van het Lam dat geslacht is. Het lijden en sterven van Jezus Christus is de grondslag van het ware leven in verbinding met God.

De uitdrukking "sedert de grondlegging der wereld" wijst op het feit, dat het verlossingsplan reeds klaarlag bij de schepping der wereld. Het is toch zo, dat bij elke zet van de satan, God zijn tegenzet reeds klaar heeft. Hoe listig en sluw de duivel ook is, God komt nimmer voorverrassingen te staan, die Hij niet voorzien had. Waar het tijdelijke leven van de laatste bloedgetuigen wegvloeit, daar is juist sprake van het boek des levens, waaruit niemand hen kan uitwissen!

 

Openbaring 13:9,10 


Indien iemand een oor heeft hij hore. Indien iemand in gevangenschap voert, dan gaat hij in gevangenschap; indien iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij zelf met het zwaard gedood worden. Hier blijkt de volharding en het geloof der heiligen.

Wanneer gezegd wordt: "Indien iemand een oor heeft, hij hore", wijst dit er op dat opmerkzaamheid gevraagd wordt voor hetgeen gebeuren gaat. De gemeente van Jezus Christus wordt opgewekt om tot aan het einde bij het Woord te blijven. Jezus sprak: "Weest niet bevreesd voor hen, die wél het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden". Het eeuwige leven kan aan de heiligen nooit ontnomen worden. Zij zullen de dood in eeuwigheid niet zien.

Bovendien hebben zij de belofte dat zij "aan zijn dood gelijkvormig wordende, zouden mogen komen tot de opstanding uit de doden", zoals wij bij hoofdstuk 11:11 bespraken. Daarom: "Indien aan iemand gevangenschap beschoren is, hij gaat in gevangenschap. Indien iemand met het zwaard gedood zal worden, hij moet gedood worden met het zwaard" (vertaling Brouwer). Leven en dood zijn immers *m Gods hand en de strijd der laatste getuigen is niet tegen vlees en bloed, maar tegen de machten in de hemelse gewesten. "Een discipel staat niet boven zijn meester, Of een slaaf boven zijn heer. Het is genoeg voor de discipel te worden als zijn meester, en voor de slaaf als zijn heer" (Matth. 10:24,25).

In deze ure der duisternis. die over de gehele aarde komt, wordt het volk Gods aangeraden zich opnieuw op deze waarheden te bezinnen. Het zal volharding nodig hebben om tot het einde standvastig te blijven en het geloof te behouden, hoe moeilijk de omstandigheden ook zullen zijn en hoe zwaar de druk van de vijand is. Zij zullen met de apostel Paulus moeten zeggen: "Want wat mij aangaat, reeds word ik als een plengoffer geofferd en het tijdstip van mijn verscheiden staat voor de deur. Ik heb de goede strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden" (2 Tim. 4:6,7).

De heiligen blijven in de overwinning geloven, zoals Johannes in zijn zendbrief schreef: "Dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof (1 Joh. 5:4).

Hun geloof is niet beschaamd, want wij zien hen in hoofdstuk 14:1 staan op de berg Sion met het Lam.

Ook het christendom in de westerse welvaartsstaten zal aan de waarheid moeten wennen, dat vervolging onafscheidelijk met de dienst van de Heer verbonden is. "In de wereld zult gij verdrukking hebben!"

 

Openbaring 13:11,12 


En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en het had twee horens als die van het Lam, en het sprak als de draak. En het oefent al de macht van het eerste beest voor diens ogen uit. En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, bet eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was.

Er rijst nu geen beest uit de zee, maar uit de aarde. De aarde is het beeld van het natuurlijke leven, dat van de mens van vlees en bloed. Het beest uit de zee was de geest van de antichrist, maar het beest uit de aarde is de antichrist zelf De parallel ligt voor de hand: in de gemeente van Jezus Christus spreken wij van de Vader, de Heilige Geest en de Zoon. De Heilige Geest is de Geest door wie de Vader Zich openbaart. Hij is de Geest der waarheid (Joh. 14:17). Zo openbaart de draak, de vijand van God, zich door de geest van de antichrist of de geest der dwaling (1 Joh. 4:6).

Jezus Christus is het vleesgeworden Woord Gods. Hij is dus de mond van God en spreekt door de Heilige Geest. Zo is de antichrist de mond van de satan, die door het beest uit de afgrond spreekt. De Zoon van God is waarlijk mens, en zo is de antichrist, het beest dat uit de aarde oprijst, ook een mens. Jezus Christus is de ware profeet en de antichrist wordt de valse profeet genoemd (19:20).

De horens die dit beest heeft, wijzen op geestelijke krachten. Van het Lam werd in hoofdstuk 5:6 gezegd, dat het zeven horens had en zeven ogen, die de zeven Geesten Gods voorstelden. Twee horens van het Lam waarmee Het Zich in de wereld openbaart zijn die van de profetie en de geest van kracht, die tekenen en wonderen bewerkt. De antichrist spreekt als de draak, de vader der leugen. In 2 Thessalonicenzen 2:9-12 noemt de apostel deze horens van leugen en kracht: "Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten, tekenen en bedrieglijke wonderen ... En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt dat zij de leugen geloven".

De wonderen van Jezus hadden het herstel van de mens tot doel. Bedrieglijke wonderen zijn niet gericht op de verlossing van de mens. Jezus genas zieken, verloste gebondenen en maakte de mens vrij naar lichaam, ziel en geest. Zelfs het stillen van de storm was tot heil van zijn beangstigde kinderen. Wanneer door occulte krachten een fakir zich laat begraven, om na enkele weken levend tevoorschijn te komen, is dit wel een wonder, maar het heeft geen enkele zin. Het is mogelijk dat een heidense priester zich met messen steekt zonder dat hij bloedt, maar het is een bedrieglijk wonder.

In de zichtbare wereld oefent dus de antichrist alle macht uit, die hij" van het beest uit de afgrond ontvangen heeft.

Zij die de aarde bewonen en dus geen burger in de hemel zijn, volgen de antichrist en daardoor aanbidden zij de geest, die in hem woont. Wie het beest uit de afgrond aanbidt, vereert de draak "omdat hij aan het beest de macht gegeven had" (vers 4). De antichrist werkt met verborgen, occulte, ontwrichtende krachten, die hij rechtstreeks uit het rijk der duisternis ontvangt. De dodelijke wond aan de zesde kop, die van het occultisme, is weer genezen, en krachtiger dan ooit ondersteunt hij de religie van de antichristelijke kerk.

 

Openbaring 13:13,14 


En het doet grote tekenen zodat het zelfs vuur uit de hemel doet nederdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het verleidt hen, die op de aarde wonen, wegens de tekenen, die hem gegeven zijn te doen voor de ogen van het beest. En het zegt tot hen, die op de aarde wonen, dat zij een beeld moeten maken voor het beest, dat de wond van het zwaard had en weer levend geworden is.

>De antichrist is de mens der zonde en in hem is de ongerechtigheid gepersonifieerd, zoals in Jezus Christus de gerechtigheid gestalte gekregen had. De Farizeeën moesten van Jezus getuigen: "Deze mens doet vele tekenen" (Joh. 11:47).

Maar de Heer had ook voorspeld, dat er valse christussen en valse profeten zouden opstaan, die grote tekenen en wonderen doen zouden, zodat zij, ware het mogelijk, ook de uitverkorenen zouden verleiden (Matth. 24:24).

Het wezen van het rijk van de antichrist zal immers volkomen verschillen van alle rijken die ooit op aarde geweest zijn. "Dat vierde dier is het vierde koninkrijk, dat op aarde zal zijn, dat verschillen zal van alle andere koninkrijken"(Dan. 7:23).

Het ontleent zijn macht en zijn kracht aan een directe verbinding met het rijk der duisternis. Van de zonen Gods in de eindtij d kan gezegd worden dat hun de gehele legermacht van de vijand onderworpen is. Maar deze zelfde legermacht wordt door de draak gesteld onder het opperbevel van de antichrist en zijn aanhang. Hij zet zich immers in de tempel Gods (de mens) neer, om aan zich te laten zien dat hij een god is.

De antichrist is een mens in wie de geest van de antichrist woning heeft gemaakt. Deze geest zet zich in de tempel Gods. Zo lezen we dat Christus in een mens woning maakt, maar ook hier is sprake van zijn Geest. Op het commando van de antichrist komen de machten en manifesteren zij zich in de zienlijke wereld. "Het beest doet vuur nederdalen uit de hemel op de aarde", wil zeggen dat de geesten uit de onzienlijke wereld zich op zijn bevel openbaren. Zelfs de meest verstokte materialist zal dan moeten erkennen dat hier bovennatuurlijke krachten in het spel zijn.

Ook zal het door deze occulte macht de wereld onderwerpen. Wie zich evenwel tegen de antichrist waagt te verzetten, wordt overgegeven aan destructieve machten die het lichaam, de ziel en de geest beschadigen of vernielen. Zij die geen gemeenschap met de Heilige Geest hebben en de krachten van de toekomende eeuw niet bezitten, worden allen een prooi van deze ontketening van bovennatuurlijke krachten.

Sommige uitleggers maken verschil tussen de antichrist en de valse profeet. Zij menen dat dit twee verschillende figuren zijn. De geest van de antichrist is echter de geest van de valse profetie en daarom is de antichrist de valse profeet. In hem wordt de geest der dwaling, waarvan 1 Joh. 4:6 sprak, gepersonifieerd, zoals de Geest der waarheid in Christus gestalte vond. Door de bedrieglijke wonderen en tekenen wordt de grote massa verleid.

Deze verleiding vind haar climax in de vorming van een beeld voor het beest uit de afgrond. Op de puinhopen van Babylon, de afgevallen kerk, verrijst een gemeente die iedere band met God en zijn Zoon doorgesneden heeft. "Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent"(1 Joh. 2:22). Wij zien dus dat in de eindtijd een ware gemeente ontstaat, die aan het beeld van de Zoon gelijkvormig is, maar er vormt zich eveneens een antichristelijke gemeente die het beeld van de antichrist draagt. Duidelijk wordt vernield dat deze kerk rust op een bovennatuurlijke gemeenschap met het rijk der duisternis door middel van het beest, dat de wond van het zwaard had.

 

Openbaring 13:15 


En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken, dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden.

Op de Pinksterdag sprak Petrus aangaande de uitstorting van Gods Geest: "Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des Heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij en ziet en hoort" (Hand. 2:33).

De Geest der waarheid wordt door Jezus geschonken. "De Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam" (Joh. 14:26).

Tegenover de gemeente in de eindtijd, die door Jezus Christus gedoopt en vervuld is met de Heilige Geest, staat de gemeente van de antichrist, die ook een geest ontvangt. Er is een doop in de Heilige Geest en er is een doop in de geest van de antichrist. Zoals de zonen Gods spreken in de naam van Jezus en in zijn kracht grote wonderen en tekenen verrichten, zo spreken ook de leden van de antichristelijke kerk in de naam van het beest uit de aarde. Zoals wij reeds in vers 5 hebben gezien, ontving het beest een mond, namelijk in de antichrist, die op zijn beurt maakt dat het beeld van het beest ook zou spreken, namelijk zijn gedachten in deze wereld openbaren. De gemeente van de antichrist is een nabootsing van de zonen Gods die de woorden spreken en de werken doen van Jezus Christus. De antichrist eist dat een ieder zich bij zijn gemeente voegt, haar eert en er gemeenschap mee heeft (het beeld aanbidden).

Wie zich niet onderwerpt of ervoor buigt, wordt gedood naar het lichaam, zoals wij in Openbaring 11:7 zagen. Een schaduw hiervan vinden wij in Daniël 3, waar Nebukadnezar eiste dat ieder zich voor het gouden beeld in het dal Dura zou neerbuigen. Wie weigerde, werd in de vurige oven geworpen. Ook daar lezen wij dat de vertegenwoordigers van ieder volk, natie en tong moesten knielen voor het beeld. Wij wijzen erop, dat in de Openbaring beschreven wordt, hoe de antichrist de valse kerk beheersen gaat, maar in Daniël 7:23 is sprake, dat dit antichristelijke rijk ook een wereldmacht wordt, dat de gehele aarde zal verslinden.

Zo verzetten zich tegen zijn gezag alleen degenen die in Christus zijn, en zij zijn het die met de dood bedreigd worden. Het is niet zeker, dat deze bedreiging voor allen werkelijkheid wordt, want Jezus sprak dat deze dagen ter wille van de uitverkorenen ingekort zouden worden, daar anders geen vlees behouden zou worden, dit wil zeggen dat er geen gelovigen levend zouden overblijven. Ook Paulus schreef over een categorie die levend zou overblijven tot de komst des Heren (1 Thess. 4:15).

Bij de wederkomst des Heren zijn er dus drie categorieën die een opstandingslichaam ontvangen. Allereerst staan alle doden op die in Christus ontslapen zijn: hun geestelijk lichaam gaat dan ook functioneren in de zienlijke wereld. Tot de tweede groep behoren de getuigen uit Openbaring 11, die aan de dood van Jezus gelijkvormig werden, dus wier gestorven lichamen opgewekt worden. Dezen hebben dan ook een geestelijk, verheerlijkt lichaam, waarmee ook zij zich kunnen manifesteren, zij ontvangen dus hun opstandingslichaam op dezelfde wijze als Jezus.

De derde groep zijn de levend overgeblevenen, wier lichamen zonder dat zij sterven, in een punt des tijds veranderd worden. Het beeld van de antichrist is een keurbende, die vervuld is met de geest van de antichrist. De rest van de bevolking der aarde met haar valse godsdiensten vereert deze manifestatie van geestelijke kracht. In Genesis 11 wordt ons verhaald hoe de bewoners van het land Sinear een stad bouwden met een (heilige) toren, waarvan de top in de hemel zou reiken. Volgens de archeologen hebben wij hier te doen met een tempel van een aantal verdieping en, die zikkurat (Hochtempel) genoemd werd. In de bovenste verdieping hielden de priesters hun seances en zochten contact met de onzienlijke wereld.

De top van de toren moest immers in de hemel reiken, dat wil zeggen dat men van daaruit gemeenschap zou hebben met de geestenwereld. Omdat men één van gedachten was en één van geest en één van taal, werden de krachten, ontleend aan het rijk der duisternis, door de mens samengebundeld tot een enorme geestelijke macht. De Heer zag dit en sprak: "Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn"(vers 6).

In hun contact met de boze geesten werd het vermogen van de mens ontwikkeld om in verschillende talen te spreken. De talen die zij uit de geestenwereld overnamen. bouwden hen evenwel niet op, maar brachten een enorme verwarring. God was niet de oorzaak van de talen chaos, want Hij is geen God van wanorde (1 Cor. 14:33).

God gaf hen echter over aan hun verwerpelijke denken, zodat het contact met de demonen deze verdeeldheid bewerkte. Door het spreken in verscheidene talen kwam er verwijdering tussen de groepen van bouwers. Hieruit blijkt dat Babel en Pinksteren elkaars tegenstelling zijn, want ook de Heilige Geest doet in talen spreken, maar hierdoor worden de gelovigen opgebouwd en naderen zij tot God. In Babel werd door het "talenwonder" de mensenwereld geestelijk verdeeld. In plaats van één wereldgodsdienst ontstonden er vele honderden, die elkaar haten en bestrijden. Door deze verdeeldheid der valse religies is het voor de kinderen Gods mogelijk stil en rustig te leven.

Wanneer een volk slechts één godsdienst kent, komen er voor andersdenkenden verdrukking en vervolging. Zoals een magneet zijn kracht ontleent aan het feit dat de moleculen niet door elkander liggen, maar gericht zijn, zo ontleent de antichrist in de eindtijd zijn grote kracht daaraan, dat hij de wereld der boze geesten en zijn gemeente tezamen weer op één doel weet te richten. Dit vindt dan zijn climax in het optrekken van zijn legers naar Harmágedon, waar zij oorlog voeren "tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger"(19:19).

Maar dan is, ondanks deze concentratie van helse machten, de overwinning aan de Koning der koningen en aan de heerscharen die Hem volgen.

 

Openbaring 13:16-18 


En het maakt dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam beeft. Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal is zeshonderdzesenzestig.

De kinderen Gods bezitten een kenmerk in de gemeente van de eindtijd duidelijk openbaar wordt, zodat zij overal opvallen. Zij zijn als een heilige tempel gebouwd op het hechte fundament van Gods Woord, "met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid" (2 Tim. 2:19).

Zij zijn als Noach, "de prediker der gerechtigheid" in de wereld van de voortijd (2 Petr. 2:5).

Allen zijn zij dan ook met de Heilige Geest der belofte verzegeld (7:4). Maar ook de gemeente van de antichrist heeft haar teken, waardoor haar leden ogenblikkelijk herkend worden. Dezen zijn gebrandmerkt als beelddragers, van de antichrist; in hen werkt de geest der wetteloosheid. Johannes spreekt over een merkteken op het voorhoofd en op de rechterhand, omdat hun gehele denken en handelen rechtstreeks onder invloed van het rijk der duisternis staan.

Zoals de gemeente van Jezus Christus in die tijd de volheid "des Heiligen Geestes heeft, zo zijn deze antichristen geheel in bezit genomen door de geest der dwaling. Als tegenstelling vinden wij in het volgende hoofdstuk de aanduiding dat op de voorhoofden van de zonen Gods, de naam van de Vader en die van de Zoon geschreven zijn.

De antichristelijke gemeente is een wereld- en volkskerk. Zij omvat rijken en armen, wat betreft geld, kennis en cultuur. In haar zijn vrijen en slaven, hooggeplaatsten en geringen. Ook is er sprake van groten en kleinen onder deze zonen des verderfs, zoals men dezen ook vindt in de ware gemeente wat betreft het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid (11:18).

Het rijk van de antichrist en de gemeente van de antichrist zijn de antipoden van het Koninkrijk Gods en van de gemeente van Jezus Christus. In Daniël 7:25 staat van de antichrist, dat hij erop uit zal zijn, tijden en wet te veranderen. Zijn volgelingen haten en smaden de goddelijke wetten. In 2 Thessalonicenzen 2:3 wordt voorspeld dat na de grote afval de mens(en) der wetteloosheid zich zal (zullen) openbaren.

Jesaja duidde dit met de volgende woorden aan: "Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht en licht als duisternis; die bitter doen doorgaan voor zoet en zoet voor bitter"(5:20).

In onze dagen verstaan wij ook iets van de verandering van tijden, dat is van zeden en gewoonten en van iedere zedelijke norm. Wij denken bijvoorbeeld aan het tolereren van de homosexualiteit, waarin kerkelijke leiders vooraan staan. Wordt ook van de antichrist in Daniël 11:37 niet gezegd, dat hij geen acht zal slaan op de begeerte en het verlangen der vrouwen? (St. Vert. en Septuagint)

Tussen de gemeente van Jezus Christus en de kerk van de antichrist is geen contact mogelijk. Men is óf volkomen dienstbaar aan de ongerechtigheid óf men volgt het Lam, waar Hij ook heengaat. De ware christen kan niet meer "kopen of verkopen" zonder met de zonde in aanraking te komen. Voor hem is geen deelname aan het maatschappelijke, politieke en culturele leven in de eindtijd meer mogelijk.

Johannes spreekt hier over het merkteken van het beest, de naam van het beest en het getal van zijn naam. In hoofdstuk 14:11 wordt over het merkteken van zijn naam gesproken. Wij zagen reeds dat de naam van het beest, de geest der dwaling, die van de antichrist of die van de wetteloosheid is. Er is verstand of doorzicht in de geestelijke wereld nodig om het getal van zijn naam te berekenen, en tevens wijsheid of praktische kennis. Wij geloven niet dat men de krant moet lezen om zijn tijd te kunnen verstaan.

Johannes schreef niet voor krantelezers of voor luisteraars naar radiocommentatoren, maar voor hen, die de woorden der profetie hoorden en deze bewaarden. De krant en de radio verschaffen alleen nieuws van de uitwendige wereld en geven geen inzicht in het geestelijke gebeuren dat achter al deze dingen staat. Evenmin is er kennis van het Hebreeuws en Grieks nodig om het getal van de naam van het beest te berekenen. Dit doen bijvoorbeeld de kanttekenaars van de Statenvertaling.

Dezen nemen aan, dat de paus de antichrist is. Hij is het hoofd van de roomse of Latijnse kerk, waarde kerktaal Latijn is en de Vulgata de Latijnse overzetting van de bijbel. Nu hebben in het Grieks de letters, net zoals de Latijnse, een getalswaarde. Men kan dus de getallen volledig uitschrijven of aanduiden door letters van het alfabet. De cijferwaarde van "lateinos" wordt dan: l = 30, a = 1, t = 300, e (epsilon) = 5, i = 10, n = 50, o = 70 en s ~ 200. Samen 666.

Vele uitleggers hebben met spits vernuft getracht om historische personen op deze wijze als antichrist te bestempelen, zoals Nero, Napoleon, Mussolini, enzovoort. Bij de naam Jezus, in het Grieks gespeld, komt men op deze wijze tot het getal 888: 1 = 10, e (éta) = 8, s ~ 200, o = 70, u ~ 400 en s ~ 200.

Kurios (Heer) wordt dan 800, Christos 1480 (8-maal 185). Het is een voorrecht om de oude, dode talen te kennen, maar het is zeker niet de bedoeling van de Heilige Geest dat kinderen Gods zich met zulke woordpuzzels in de eindtijd bezighouden.

In hoofdstuk 17:9 wordt opnieuw op het feit gewezen, dat men verstand en wijsheid nodig heeft om het mysterie van hét merkteken te doorgronden. Wij zagen reeds dat de geest van het occultisme, de zesde kop, de eigenlijke en blijvende kop van het beest Is. Men moet in dit opzicht de Schrift met de Schrift verklaren.

Het getal zes wijst op de kracht van het occultisme, waardoor de gehele macht van de antichrist met de afgrond in verbinding staat. Het getal dat bij het beest uit de afgrond, bij het beest uit de aarde en bij het beeld hoort, is dus het getal zes. Wanneer gezegd wordt dat het getal "berekend" moet worden, terwijl tegelijkertijd het getal zeshonderdzesenzestig wordt genoemd, betekent dit dat het getal "verklaard" moet worden. Er wordt niet gezegd dat men de berekening pas kan maken of de verklaring ervan geven, wanneer de eindtijd gekomen is en de antichrist zich geopenbaard heeft, maar dat leder hiertoe in staat is, die inzicht en verstand heeft.

Het beest behoort tot de onzienlijke wereld, maar het getal van het beest is dat van de mens. Een soortgelijke opmerking vinden wij ook in hoofdstuk 21:17, waar staat: "mensenmaat, die engelenmaat is". Het getal zeshonderdzesenzestig bestrijkt dus twee sferen: de onzichtbare, geestelijke en zichtbare, natuurlijke. Zowel de geest van de antichrist als de antichrist en de gemeente van de antichrist zijn erbij betrokken. Wanneer wij letten op de schaduw van het beeld in het oude verbond, valt onmiddellijk op dat van het beeld van Nebukadnezar slechts twee afmetingen genoemd worden: de hoogte was zestig el en de breedte zes el.

De verhouding 10:1 wijst erop, dat het hier een beeld van abnormale proporties gold, terwijl ook daar sprake was van afschuwelijke afgoderij en gemeenschap met demonen (1 Cor. 10:20).

Johannes gebruikt nu het getal zeshonderdzesenzestig om in de wetteloosheid nog een dimensie meer aan te duiden. Hier geen indirecte aanbidding van demonen door middel van afgoden, maar directe gemeenschap met de draak en het beest langs paranormale weg. De antichristelijke kerk is een spiritualistische gemeenschap. Haar contact gaat echter niet via zogenaamde afgestorvenen, maar de menselijke geest heeft rechtstreeks gemeenschap met de geest van de afgrond.

Daarmee imiteert deze kerk de onmiddellijke gemeenschap van de geest des mensen met de Heilige Geest. Zoals de Heilige Geest de mens maakt tot een heilige tempel waarin God woont, zo zal de geest van de antichrist zich zetten in de tempel die God toebehoort, zichzelf manifesterende door tekenen en wonderen, als zou hij een god zijn.

 
vorige pagina terug volgende pagina