Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 9


 

Openbaring 9:1,2 


En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster uit de hemel op de aarde gevallen, en baar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put.

Het is een verblijdend verschijnsel dat tegenwoordig vele christenen zich bezighouden met de strijd in de hemelse gewesten. Toch bevatten de woorden "hemelse gewesten" nog niet het volledige terrein van de geestelijke wereld, waar satan opereert. In Efeziërs 6:12 is behalve van de boze geesten in de hemelse gewesten, ook sprake van de wereldbeheersers dezer duisternis. Het aanwijzende voornaamwoord "dezer" duidt aan, dat dit domein nauw met de aarde verbonden is. Wij zagen reeds hoe in de Openbaring de zee de geestelijke en godsdienstige wereld der mensen voorstelt.

Zij is het beeld van het geestelijke leven dat onder de autoriteit der duisternis staat en in het bijzonder onder die van de dood. Zee en aarde behoren bij elkaar, zoals het geestelijke en het natuurlijke leven tezamen het bestaan van de mensheid vormen. In onze verzen is sprake van de "abussos", de onpeilbare afgrond. Ook hier wordt de zee als beeld genomen. Zoals in een oceaan onmeetbare, duistere diepten zijn, zo bevindt zich in deze geestelijke zee de afgrond, waarin de geesten van het dodenrijk huizen. Later lezen wij hoe uit deze zee een afschuwelijk beest opstijgt met zeven koppen en tien horens, dat ook het beest uit de afgrond genoemd wordt (13:1, 11:7 en 17:8).

De koning van dit sinistere rijk heet Apóllyon of Verderver. Hij is de engel des doods, die als verderver reeds de eerstgeborenen in Egypte doodde en daarvan als verderfengel gesproken wordt, die de morrenden in de woestijn uitroeide (Ex. 12:23 en 1 Cor. 10: 10).

Zoals in de diepzeetroggen volslagen donkerheid heerst, zo wordt ook dit rijk dat van de buitenste duisternis genoemd. Hier is de hades (onzienlijke wereld), het dodenrijk, waar geen licht en geen leven voorkomen.

Wanneer de apostel over de opstanding van Christus spreekt, gebruikt hij voor de dood het beeld van de afgrond (Rom. 10:7).

Jezus veraanschouwelijkte het lot van een goddeloze, die een kind tot zonde verleidde, met de woorden: "Het zou beter voor hem zijn, dat een molensteen om zijn hals was gehangen en hij verzwolgen was in de diepte der zee" (Matth. 18.6).

Wij komen nu tot de vraag op welke wijze deze machten in de afgrond kwamen. De bedoeling van satan is om het plan van God te doorkruisen. God heeft de mens bestemd om op zijn troon plaats te nemen. Omdat zij met God gemeenschap krijgt, wordt de gemeente voorgesteld als de toekomstige vrouw van God. Deze is geest en schonk aan de mensen een geest. "Die aan de mensen, die op aarde wonen, de adem gaf en de geest aan hen die daarop wandelen". (Jes.42:5).

Die "de geest des mensen in diens binnenste formeert" (Zach. 12:1). De mens is geen geest, maar een levende ziel, die een geest bezit, welke hem tot zeer hoge ontwikkeling kan brengen. Dit in tegenstelling met de levensgeest van planten en dieren. Daarom kan gezegd worden: "De geest, die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid" (Jac. 4:5).

Het huwelijk is een beeld van de gemeenschap van God met de geest van de mens. Engelen hebben ten opzichte van de mensen een dienende taak.

Goede engelen zijn altijd begeleiders, maar nooit inwoners. Wanneer engelen evenwel gemeenschap met de mens uitoefenen en wederrechtelijk in hem wonen, worden zij aan hun oorsprong (God) ontrouw en verlaten zij hun eigen woning, de hemelse gewesten of onzienlijke wereld. (Judas 6).

Door deze overheersing tracht satan de troon van God te bereiken, maar hij brengt de mens op de "brede weg" naar het verderf. Bij het sterven wordt de inwendige mens, die met een satanische geestverbonden is, naar de diepte van de afgrond getrokken. Hij boet daar met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte (2 Thess. 1:9).

Wij merken nog op dat het niet de bedoeling van de machten der duisternis is om met de mens naar het dodenrijk te gaan, want in deze gevangenis kunnen zij geen enkele activiteit meer ontplooien. Ze willen daarom hun prooi vóór het sterven loslaten om een ander "huis" ter inwoning te zoeken. Alleen wanneer de mens de duisternis liefheeft en haar niet wil loslaten, is de macht gedwongen met de inwendige mens van de stervende naar het dodenrijk te gaan.

Tijdens de zondvloed waren vele miljoenen mensen met de boze machten, met wie zij verbonden waren, op bovengenoemde wijze in de afgrond of het dodenrijk terecht gekomen. "Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond (Tartarus) te werpen, aan krochten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft . . ." (2 Petr. 2:4,5).

Door de prediking van het evangelie wordt de mens reeds tijdens zijn leven de gelegenheid geboden om uit de macht der duisternis verlost en overgebracht te worden in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing (losmaking van de band met de boze geesten) hebben. (Col. 1: 13,14).

In het dodenrijk is de mens niet meer in staat zijn boze werken in de zichtbare wereld tot stand te brengen. Zowel de boze macht als de mens zijn daar in de gevangenis (Openb. 20:7 en 1 Petr. 3:19). Het doel van de demonen is dus om de mens eerst te verleiden en hem dan in bezit te nemen. Zij zijn dan verenigd met hun prooi. Jezus scheidde deze onreine geesten van de mens, wierp ze uit en dreef ze zonder buit naar de gevangenis (Luc. 8:31).

Hun speciale pijniging bestond hierin, dat zij zich zonder gemeenschap met de ziel en de geest van een mens in het dodenrijk bevonden. Zij hadden dan het doel gemist, waarvoor zij uitgezonden waren. In het oude verbond was er slechts één wijze, waarop de boze geesten machteloos gemaakt werden: hun slachtoffers moesten gedood worden. Daarom werden Sodom en Gomorra verwoest en de volkeren in Kanaän uitgeroeid. Daarom was ook de doodstraf noodzakelijk vanwege "zonden tot de dood".

In het nieuwe verbond bestaat de mogelijkheid dat de mens gered wordt, doordat de geesten gebonden en uitgedreven worden in de naam van Jezus op dezelfde wijze als Hij dit eenmaal deed.

In Judas 6 staat, dat de boze engelen voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid bewaard worden. Zij worden tot het oordeel bewaard! (2 Petr. 2:4).

De dag van het oordeel betekent het tijdperk van de grote scheiding. Dit is echter nog niet de dag van de veroordeling. In de tijd van het oordeel worden van elkander gescheiden: bozen en goeden, onkruid en tarwe, valse en ware kerk. Tot de dag des Heren blijven de geesten in de afgrond opgesloten, maar bij het geklank van de vijfde bazuin worden hun gevangenisdeuren geopend. Dan stijgen zij op uit de diepte en brengen de duisternis, die met hen verbonden is, op de aarde. Wij wijzen erop dat de kinderen Gods hun wandel in de hemel hebben. Dezen vallen dus niet onder de heerschappij van de overste dezer wereld.

Hun taak is om in de hemelse gewesten de slechte engelen te weerstaan, die hen verdrukken of trachten te verleiden, en om de slachtoffers van de wereldbeheersers dezer duisternis het evangelie van het herstel te verkondigen en te bevrijden van de boze overweldigers. Natuurlijk rijst de vraag: wat is de oorzaak dat deze machten vrijkomen en waarmee wordt deze gevangenis geopend? Johannes zag een ster uit de hemel op de aarde gevallen en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. In de bijbel is niet alleen sprake van sleutels van dood en dodenrijk, maar ook die van het Koninkrijk der hemelen.

Om dit Koninkrijk binnen te gaan, is kennis nodig van het wezen en van de wetten der geestelijke wereld. Jezus verweet de wetgeleerden in zijn dagen, dat zij de sleutel der kennis weggenomen hadden. Zij gingen zelf niet binnen en weerhielden anderen die trachtten binnen te gaan (Luc. 11:52).

De sleutel van de afgrond is de kennis die nodig is om het dodenrijk te openen of af te sluiten. Door aan de mens de sleutels van het Koninkrijk der hemelen te schenken, wijst Jezus de weg om verlost te worden van de boze machten, die hem naar het dodenrijk voeren en onder heerschappij van de dood brengen. "Christus Jezus, die de dood van zijn kracht heeft beroofd en onvergankelijk leven aan het licht gebracht heeft door het evangelie". (2 Tim. 1:10).

Ook bij het sterven weet de christen dat hij geen prooi van de dood wordt. Hij zal de dood niet zien, maar hij heeft in Christus (dus in het leven) zijn intrek genomen. Jezus bezit de sleutels van de dood en van het dodenrijk en Hij sluit voor zijn volk de weg naar de dood voor eeuwig af. In onze tekst is sprake van de sleutel van het dodenrijk, die aan een engel gegeven werd om de schacht van de afgrond te kunnen openen.

Deze ster is uit de hemel op de aarde gevallen. Ook bij de derde bazuin lazen wij iets soortgelijks. Wij wezen er toen op, dat er boze geesten zijn, die bepaalde valse leringen verspreiden, waarnaar de mens tot zijn eigen verderf luistert. Hier is een boze engel, die de sleutel had gekregen om de put van de afgrond te openen. Hij bezit dus de kennis om het dodenrijk te ontsluiten. Deze kennis is reeds lang op aarde, maar haar werking zal in de laatste dagen toe nemen en geïntensiveerd worden. Deze engel inspireert de leer,

die zich speciaal bezighoudt met de wetenschap om contact met de doden te krijgen. Hierbij is echter geen sprake van verleiding, maar de mens zelf neemt het initiatief om contact te zoeken met de geesten in de afgrond.

Daarom is het spiritisme een zonde tot de dood. Het verschaft inzicht om op bovennatuurlijke wijze gemeenschap met de geesten der doden te krijgen. Vanaf de torenbouw van Babel is de mens op deze wijze bezig om zich toegang te verschaffen tot de hemel of onzienlijke wereld (Gen. 11:4).

Het gehele heidendom is op deze zonde gebaseerd. Het is een zonde tot de dood, omdat men zich openstelt voor en overgeeft aan de heerschappij van de leugenmachten in de afgrond. In Israël moest ieder die deze zonde bedreef, onherroepelijk gedood worden. "Wanneer een man of vrouw door zich de geest van een dode laat spreken of een waarzeggende geest bezit, zullen zij zeker ter dood gebracht worden; stenigen zal men hen, hun bloedschuld is op hen" (Lev. 20:27).

Vanwege de gruwel van de afgoderij, die altijd tot deze zonde leidt, liet God de volkeren in Kanaän uitroeien (Deut. 18:12). Ook in het nieuwe verbond is sprake van deze zonde tot de dood, waarvoor men niet bidden kan. In dit verband vermaant de apostel: "Kinderkens, wacht u voor de afgoden!". (1 Joh. 5:21).

Slechts het uitdrijven van de geesten der doden in de naam van Jezus en door de kracht van de Heilige Geest kan daadwerkelijk bevrijding geven.

Er is sprake, dat bij de vijfde bazuin een engel uit de hemel valt. In hoofdstuk 12:9 wordt gezegd dat na een strijd in de hemelse gewesten, satan met zijn engelen op de aarde geworpen wordt. Daar vinden wij dan een beschrijving van hetzelfde gebeuren vanuit een andere gezichtshoek. Natuurlijk heeft satan altijd op aarde geopereerd en zijn er altijd boze machten geweest, die de mensen kennis bijbrachten aangaande het dodenrijk, maar in de laatste tijd heeft de duivel een speciale opdracht de kennis aangaande het oproepen van doodsmachten te intensiveren.

Zo spreekt de apostel er ook van, dat er altijd antichristen geweest zijn, maar dat in de eindtijd de eigenlijke antichrist geopenbaard wordt. (1 Joh. 2:18; 4:3).

In de eindtijd zal het gaan om de prediking van het volle evangelie, dat de mens op bovennatuurlijke wijze in staat stelt de kracht en de kennis van de Heilige Geest te bezitten, tegenover de spiritualistische kerk van de antichrist, die op paranormale wijze de krachten van de afgrond ontketent. Indien boze engelen de afgrond zelf zouden kunnen openen, hadden zij dit al lang gedaan. Zij hebben evenwel de mens als "medium" nodig om hun doel te bereiken. Waar Jezus Christus door de prediking van het ware evangelie de mens gebiedt de machten in de afgrond te werpen, daar beoogt het spiritisme het tegengestelde.

In het spiritisme met zijn talrijke schakeringen wordt geleerd, dat verkeer en contact met de geesten der afgestorvenen mogelijk is. Het is de sleutel der kennis om de machten te ontketenen, die de natuurlijke en vleselijke mens niet kent. Het bedrog zit hierin, dat men meent contact te krijgen met menselijke geesten, maar slechts geconfronteerd wordt met de boze geesten met wie zij verbonden waren, of eventueel met andere geesten, die zich voor de gestorvenen uitgeven.

Tegenover de doop en de vervulling met de Heilige Geest, waardoor de krachten der toekomende eeuw zich openbaren, staat deze ontbinding en losmaking van de geesten in de afgrond. Bij de vijfde bazuin wordt de mensheid op bijzondere wijze gedemoniseerd. De rook die uit de put opsteeg, wijst op de onzuiverheid van deze geestelijke wereld. De tegenstelling met de verschijning van Jezus Christus is opmerkelijk. De Heer komt in wolken der heerlijkheid, maar deze machten zijn zwart van ongerechtigheid. De verschijnselen die hen begeleiden, bemoeilijken en verstikken alle leven. Zij verduisteren in de geestelijke wereld de zon en het zwerk, zodat leder uitzicht op de hemelse gewesten, waar de heerlijkheid Gods zich manifesteert, belemmerd wordt.

 

Openbaring 9:3 


En uit de rook kwamen sprinkhanen op de aarde te voorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben.

De demonen die met de rook uit de schacht van de afgrond opstijgen, worden uitgebeeld door diersoorten, waarvan de kenmerkende eigenschappen overeenkomen met de aard en de gedragingen van deze onreine geesten. Het oordeel dat bij de vijfde bazuin over de aarde gaat, wordt vergeleken met een sprinkhanenplaag, zoals deze in de zichtbare wereld voorkomt. Het visioen is als een film die afgedraaid wordt. Eerst ziet Johannes het geheel als een opstijgende rook. Daarna merkt hij de onderdelen op. Bij de close-up neemt hij alles van dichtbij waar en deze wolk blijkt een leger van sprinkhanen te zijn. De gedaanten ervan kan hij tot in de finesses in zich opnemen.

Vooral de aanvoerder valt op. In tegenstelling tot deze duivelse armee ziet Johannes later een witte wolk en daarin iemand gezeten als eens mensen zoon met een gouden kroon op het hoofd (14:14).

De close-up volgt in 19:11-16, waar bij nadere beschouwing deze wolk de hemelse heerscharen voorstelt, die als ruiterij het Woord Gods vergezelt op zijn zegetocht. Als rook uit een grote, brandende oven verbreidt zich het verderf uit de afgrond over de gehele aarde. Ontelbare boze machten trachten systematisch alles wat leeft te vernietigen. Hun aanwezigheid ligt als een verstikkende, vergiftigende druk op de mensheid. De kerk van de antichrist is een spiritistische organisatie en onder haar invloed wordt deze massale invasie van geesten uit de afgrond opgeroepen. Dan geeft God de mens over aan deze machten, die hijzelf deed opkomen.

Er staat immers: "Hun werd macht gegeven". In Romeinen 1:24 wordt gezegd, dat God de mensen in hun hartstochten aan onreinheid overgegeven heeft, of schandelijke lusten (26), of aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt (28). De uitwerking van deze plaag wordt vergeleken met die van de schorpioenen. Over dit spinachtige ondier schrijft de christelijke encyclopedie onder andere: "Hij heeft acht poten en meestal ook acht ogen, waarvan de twee grootste boven op de kop zijn geplaatst en de zes andere aan de voorzijde. Voor de mondopening bevinden zich twee grote scharen, die veel op die van een kreeft gelijken. Het zijn echter geen poten, maar zij vormen het tweede kaakpaar.

Het achterlijf bestaat uit zeven smalle segmenten, waarvan het laatste in een kromme, holle giftstekel eindigt, die in verbinding staat met twee giftklieren in het laatste segment gelegen. Het achterlijf (staart) kan over de rug gekromd worden en de stekel komt dan ter hoogte van de kop. De prooi die uit spinnen of insecten bestaat, wordt met de scharen gegrepen, omhoog geheven, met behulp van de grote ogen gekeurd en dan door één of meer steken verlamd of gedood".

Deze beschrijving is duidelijk in al haar afschuwelijkheid. De demon die langs de weg van het spiritisme opgeroepen wordt, krijgt zijn slachtoffer volkomen in zijn greep. Deze wordt als het ware gebiologeerd door de grote, duistere ogen. Dan verlamt dit nachtdier zijn prooi. Het is een tekenende beschrijving van het lot der paranormale mediums en andere spiritisten, die niet meer in staat zijn tot normale bezigheden en die geestelijk zowel als lichamelijk uitgeput worden door de duivelse geesten uit het dodenrijk. Tegen deze vloedgolf van de geesten der doden helpt geen traktaatje of kerkelijk formulier. Deze "gruwel der verwoesting" bewerkt mede de onder gang van Babylon, de valse kerk.

Slechts zij die in de Heilige Geest gedoopt zijn en die het zegel van God op het voorhoofd hebben, kunnen door de kracht van de Heilige Geest op bovennatuurlijke wijze strijden en weerstand bieden in deze boze dag. Zij worden in de oorlog sterk en behalen de overwinning.

 

Openbaring 9:4-6 


En hun werd gezegd, dat zij aan het gras der aarde geen schade zouden toebrengen, noch aan enig gewas, noch aan enige boom, maar alleen aan de mensen, die bet zegel van God niet op hun voorhoofden hadden. En hun werd gegeven, dat zij ben niet zouden doden, maar dat de mensen zouden gepijnigd worden, vijf maanden lang; en hun pijniging was als de pijniging door een schorpioen, wanneer hij een mens steekt. En in die dagen zullen de mensen de dood zoeken, maar hem geenszins vinden, en zij zullen begeren te sterven, maar de dood vlucht van hen weg.

Het occultisme is geen zonde van het natuurlijke leven; het is een kwaad dat in de geestelijke wereld bedreven wordt. Door de zonde van het spiritisme wordt de mens rechtstreeks niet de machten van het dodenrijk in contact gebracht. Deze geesten komen uit de plaats der pijniging. Zij werden daar gevangen gehouden of bewaard, om dat zij gemeenschap met de mens gehad hadden. De kwelling van een geest bestaat hierin, dat hij onder druk gezet en overheerst wordt.

In de afgrond wordt hem iedere werkzaamheid belet, terwijl iedere geest juist kracht en activiteit is. Bovendien komt hij daar onder de heerschappij van de verderver, Apóllyon. De eenheid van de demonische heerlegers bestaat niet uit een band van onderlinge liefde, maar uit een volmaakt doorgevoerd dwangsysteem waar sommige politieke en religieuze stelsels verwantschap aan vertonen. Hun pijniging wordt opgeheven, wanneer zij uit de afgrond opgeroepen worden en opnieuw van een mens bezit kunnen nemen. Dan kunnen zij" zich naar hun aard in wetteloosheid ontplooien. Zij zetten de menselijke geest onder pressie en hebben zelf vrijheid tot expansie.

Als de afgrond boven hen ontsloten wordt, zijn zij als uit gehongerde, wilde dieren, die losbreken en zich onmiddellijk op hun prooi werpen. De pijniging, die zijzelf in de afgrond ondergingen, brengen zij in hun slachtoffers over. Dezen staan onder geweldige geestelijke druk, worden depressief en geïsoleerd van andere menselijke geesten.

Wij willen erop wijzen, dat het aanroepen van gestorven heiligen een vorm van occultisme is. De Schrift zegt duidelijk dat de in Christus ontslapenen van geen daadwerkelijk nut meer zijn voor hen die achterbleven. Anders zou Paulus niet geschreven hebben: "Maar nog in het vlees te blijven is nodiger om uwentwil. . ., opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden" (Filip. 1:24,25).

De gestorven christen is immers onttrokken aan het domein van de overste dezer wereld, de satan. Hij rust van zijn moeiten (Openb. 14:13). Hij kan dus niets meervoor ons doen en wanneer de christen tegen het uitdrukkelijke bevel van God met hem gemeenschap zoekt, zal hij met de geesten der duisternis contact krijgen. Openbaring 14:10 spreekt "van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toom; en hij (die het teken van het beest draagt; dus occultist is) zal gepijnigd worden met vuur en zwavel (de giftige geesten uit de afgrond) ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam".

In 2 Corinthiërs 5:13 verhaalt de apostel Paulus, dat hij in dienst van God in geestvervoering kwam of "uitzinnig" werd (St.Vert.). Dit voerde hem rechtstreeks tot de hoogte van Gods troon. Bij de vijfde bazuin is sprake van een uit zinnigheid in dienst van de duivel. De mens wordt "high" en deze trance leert hem de diepten van satan (de afgrond) kennen (2:24):

Dan wordt zijn geest hierdoor zo overheerst en onderdrukt, dat hij voortaan tot geen enkel nuttig werk meer in staat is. Zoals door de steek van een schorpioen de prooi verlamd wordt, zo wordt zijn geest machteloos door de aanraking met de demonen. Wij merken op dat het gebruik van verslavende middelen ook een weg is om in de occulte wereld ervaringen te hebben, die naar hetzelfde verderf voeren en dezelfde gevolgen hebben voor het geestelijke en natuurlijke leven als het spiritisme.

Ook zij die "geestverruimende" middelen gebruiken. hebben de begeerte de hemelse gewesten binnen te gaan, daar te leven en ervaringen te hebben. Zij gaan evenwel niet langs de weg die God in Jezus Christus bereid heeft, maar klimmen op onwettige wijze van elders in en worden daarom geestelijk een prooi van de dief en de moordenaar. Zij betalen de prijs met de verwoesting van hun lichaam en ziel. In die dagen zoeken de mensen door middel van spiritistische seances en door verdovende middelen de diepten van het dodenrijk. Zij begeren contacten en belevenissen in de geestelijke wereld, maar worden door de machten misleid en bedrogen.

Vanwege hun psychische kwellingen begeren zij te sterven. De tegenhanger hiervan vinden wij in wat de apostel Paulus beleed, toen hij in gevangenschap onder zware geestelijke en lichamelijke druk schreef. "Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dat is verreweg het beste" (Fil. 1:23). De machten behoeven hun slachtoffers echter niet te doden. "Hun werd gegeven, dat zij hen niet zouden doden". Dan zouden zij immers met de gestorven zielen terug moeten keren naar de afgrond of de gevangenis. Apóllyon staat hun toe de mensen zodanig te folteren, dat dezen tijdens hun leven reeds de ontbindende werking van de dood smaken.

Deze "geesteszieken" zoeken zichzelf van het leven te beroven, maar hun pogingen falen. Zij moeten de beker der ontbinding geheel tijdens hun aardse leven ledigen. "De dood vlucht van hen weg", omdat de met hen verbonden geesten hen niet afstaan en weigeren met hun slachtoffers naar het dodenrijk terug te keren. Vijf maanden lang, beeld van een bestemde tijd, houdt deze ver schrikkelijke plaag aan. Zenuwartsen en psychiaters staan machteloos totdat deze golf van bezetenheid verdwijnt zoals zij gekomen is.

Duidelijk wordt vermeld dat de slachtoffers van dit geestelijke exces niet vallen onder hen die het zegel van God op het voorhoofd hebben. Niemand van de gelovigen die in Gods Geest gedoopt zijn zal door deze plaag getroffen worden. Zij hebben immers het in zicht en de kracht om deze over de aarde uitzwermende machten te weerstaan. De kinderen der gelovigen, het groene gras, worden niet beschadigd, omdat zij geheiligd en beschermd worden in hun ouders en in de gemeente. Het gewas (letterlijk alles wat groen is) stelt diegenen voor waarin leven is, die wel gedoopt zijn met Gods Geest, maar die nog beginnen op te wassen.

Ook zij blijven door hun gericht zijn op de goddelijke dingen, onbeschadigd. Tenslotte blijven ook de "eikebomen der gerechtigheid", de zonen Gods, onaangetast. Er wordt gezegd dat het zegel van God op hun voorhoofden is, omdat zij vernieuwd zijn in hun denken (zie 7:3).

 

Openbaring 9:7-10 


En de gedaante der sprinkhanen was als van paarden, die uitgerust zijn tot de oorlog; en op hun koppen waren kransen als van gouden hun aangezichten waren als aangezichten van mensen; en zij hadden haar als vrouwenhaar en hun tanden waren als die van leeuwen; en zij hadden borstschilden als ijzeren harnassen en het gedruis van hun vleugels was als het gedruis van wagens, wanneer vele paarden ten strijde draven. En zij hadden staarten als schorpioenen en angels, en in hun staarten was hun macht om de mensen schade toe te brengen, vijf maanden lang.

De close-up wordt meer gedetailleerd door de vergroting van het beeld. De sprinkhanen die vooral door hun kop op paarden gelijken, worden nu grote, krijgshaftige strijdrossen. Het paard is een beeld van geestelijke kracht. Denk bijvoorbeeld aan de ruiter op het witte paard, het Woord Gods, dat door de kracht van de Heilige Geest wordt gedragen. Hier is echter sprake van een duivelse, schrik aan jagende sterkte. Deze heerscharen voeren een onheilige oorlog en verspreiden dood en verderf. Het occultisme is de grootste vijand van het Godsrijk, omdat het zijn kracht imiteert.

Ook bij de spiritisten spreekt men over: wonderen, tekenen, profetieën, genezingen, openbaringen en gezichten. Op de koppen der paarden zijn kransen als van goud. Alles lijkt echt, maar het is het niet. Terwijl de stad Gods straten heeft van zuiver goud (beeld van reinheid en heiligheid), is hier sprake van als van goud". Zo is het aangezicht dezer demonen "als van mensen". De misleide spiritisten menen met gestorven familieleden of vrienden te doen te hebben, maar zij ontmoeten in werkelijkheid de geesten die dezen vergezelden. De bijbel spreekt menigmaal over deze geesten van doden.

Jesaja zegt: "Als van de geest van een dode zal uw stem uit de grond komen en uw woord zal uit het stof piepen". (29:4). Dezelfde profeet spreekt in hoofdstuk 8:19 over "geesten van doden, die daar piepen en mompelen". Wij vinden hier duidelijke aanwijzingen dat deze geesten uit de diepte van het dodenrijk opkomen en de stem van de overledenen trachten te imiteren. Men denkt te doen te hebben met een geliefde of vriend, die zich uit de andere wereld manifesteert, maar in werkelijkheid heeft men contact gelegd met een demon, die zich voor de gestorvene uitgeeft en wiens doffe stem als uit de afgrond komende, opstijgt. "Zij hadden haar als vrouwenhaar".

Sommige uitleggers schrijven over de bekoorlijkheden dezer duistere machten in verband met de weligheid der lokken! Zij doelen daarmee op sexuele excessen. Wij willen er evenwel op wijzen dat het haar de vrouw tot een sluier gegeven is. (1 Cor. 11:15)

Deze geesten openbaren zich als gesluierd, opdat hun slachtoffers door de vaagheid van het astraallichaam hen niet als demonen herkennen zullen. Wanneer zij werkelijk zagen met wie ze te doen hadden, zouden zij hen nimmer opgeroepen hebben. Het is bekend dat de manifestaties bij spiritistische seances nimmer scherp zijn en altijd in het halfduister plaatsvinden. De verschijningen zijn steeds vaag. Wat zag de toveres van Endor? Een oud man gehuld in een mantel! Daarin meende zij, evenals Saul, de profeet Samuël te herkennen! Johannes zag de wrede machten, die er op uit zijn hun prooi te verslinden, in hun ware gedaante: ze zijn fel, hard, agressief en ontelbaar in menigte.

Opnieuw wordt erop gewezen wat het resultaat is, wanneer de mens opzettelijk met de geesten uit het dodenrijk gemeenschap zoekt. Het lijkt alles zo onschuldig, maar deze wezens hebben staarten als schorpioenen en angels. Het einde is dat de spiritist naar geest, ziel en lichaam vergiftigd wordt en niet meer in staat is zich uit de greep van deze hellemachten los te maken. Bij de voorgaande oordelen wordt steeds een deel van het maat schappelijke of religieuze leven der mensen aangetast. De grote afval is gekomen en de mens der wetteloosheid openbaart zich steeds duidelijker en bruter. Het geestelijke leven wordt systematisch uitgeblust. Ook bij de volgende bazuin wordt het oordeel tot een gedeelte der afvallige kerk beperkt.

Bij al deze bazuinen is steeds sprake van een derde deel dat ondergaat, maar van een tijdsduur wordt niet gerept. De vijfde bazuin is echter wereldomvattend en haar lengte wordt aangeduid door een periode van vijf maanden. Er wordt een hausse van spiritisme en verslaving geschilderd, die de gehele wereld overmeestert. De dieptepsychologie zal menen met onbewuste krachten in de mens te doen te hebben, maar zij zal deze niet in goede banen kunnen leiden, doordat het werkingen van demonen zijn.

De kerk heeft de doop in de Heilige Geest met het spreken in tongen als dwaasheid afgewezen en valt nu ten prooi aan de occulte machten van de afgrond. Plotseling komt er echter een einde aan deze bijzondere plaag. De demonen die rondgetrokken waren als briesende leeuwen, zoekende wie ze verslinden konden, moeten zich terugtrekken. De hun toegemeten tijd is voorbij. Het experiment van de marathonseance onder leiding van de valse profeet of de antichrist, de mens der wetteloosheid is dan beëindigd. In de geschiedenis treffen wij voorbeelden aan van soortgelijke duivelse invasies in de kerk. Deze treden plotseling op en verdwijnen daarna weer; wij noemen de heksenvervolgingen.

Na het tijdperk der reformatie teisterden duistere waanideeën de rooms-katholieke en protestantse landen, maar niet de Grieks-orthodoxe als Rusland en de Turkse landen. Onverwachts kwam deze verstandsverbijstering in het christendom op. Na drie eeuwen echter was ze verdwenen zoals zij gekomen was. Naar schatting kostte deze massawaan aan een miljoen mensen, meest onschuldige vrouwen en zelfs kinderen, het leven. Er waren dorpen waar slechts twee vrouwen overbleven. Opvallend is dat de reformatoren het geloof aan heksen deelden en dat de brandstapels het felst oplaaiden, toen het protestantisme reeds lang een feit was.

De kerk heeft geen inzicht in het wezen van de onzienlijke wereld en daarom verviel zij tot zulke schanddaden, die tot een ware volkerenplaag uitgroeiden. Het laatste voorbeeld van een demonische overstroming vinden we in hoofdstuk 20, wanneer de duivel zelf voor een korte tijd wordt losgelaten.

 

Openbaring 9:11,12 


Zij hadden over zich als koning de engel des afgronds; zijn naam is in het Hebreeuws Abáddon en in het Grieks heeft hij tot naam Apóllyon. Het eerste wee is voorbijgegaan: zie, nog twee weeën komen hierna

Zoals de Heilige Geest de kracht is, die ieder mens ten leven wil voeren, zo is de dood de kracht tot ontbinding, die tot alle mensen doorgegaan is. De engel des doods of die van de afgrond is de machtigste troonengel van satan. Hij is de laatste vijand die onttroond of tenietgedaan zal worden (1 Cor. 15:26).

Wanneer de duivel in de poel des vuurs geworpen is, volgt de dood pas nadat deze bij het laatste oordeel de doden teruggegeven heeft (20:10,13,14).

Aan het einde van de vijfde bazuin moet het leger dat uit de af grond was opgekomen, zich opnieuw stellen onder zijn heerser, de koning van het dodenrijk. Zijn naam is een teken, want zowel het Hebreeuwse woord Abáddon als het Griekse woord Apóllyon betekenen verderf en verderver. Dit alles was een verschrikkelijke pijn, een wee, dat het mensdom benauwde. Maar door deze weeën heen nadert de gemeente tot de volkomenheid en wordt de nieuwe schepping voltooid.

 

Openbaring 9:13 


En de zesde engel blies de bazuin, en ik hoorde een stem uit de vier horens van het gouden altaar, dat voor God staat,

Bij het blazen van de zesde bazuin worden wij voor de tweede maal in de tempel Gods gevoerd bij het gouden reukofferaltaar. In het oude verbond stond dit altaar in het heilige, waar zich ook de tafel der toonbroden en de gouden kandelaar bevonden. Wij doen er goed aan te bedenken, dat alles wat de tempel bevatte "een afbeelding en schaduw van het hemelse" was (Hebr. 8:5).

Zoals het brand offeraltaar in de voorhof beeld was van de mensheid waarvoor Christus zijn bloed gestort heeft tot verzoening der zonden, zo heeft ook het reukofferaltaar zijn betekenis. Het heilige en wat zich erin bevond, vertegenwoordigde de gemeente. In haar is het licht, uitgebeeld door de altijd brandende kandelaar. In de Openbaring zien wij, hoe Christus als de Zoon des mensen Zich in het midden van de zeven kandelaren bevindt en "de kandelaren zijn de zeven gemeenten". De gemeente verspreidt haar licht, wanneer de Heer zijn reinigend werk in haar verricht. De twaalf toonbroden op de gouden tafel vertegenwoordigden de twaalf stammen van het volk Israël als een eenheid.

In het nieuwe ver bond drukt het brood eveneens de eenheid uit van het lichaam van Jezus Christus, de gemeente: "Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam" (1 Cor. 10:17).

Van het gouden reukofferaltaar steeg de wierookgeur omhoog en zo brengt de gemeente van Jezus Christus haar aanbidding, lofprijzing en gebeden voor de troon van God. In het oude verbond werd eenmaal per jaar het bloed der verzoening op de vier horens gebracht (Ex. 30: 10 en Lev. 16:18).

De hogepriester deed door deze handeling verzoening voor de geslachten van Israël. Zo is "Christus niet binnengegaan in een heiligdom met handen gemaakt, een afbeelding van het ware, maar in de hemel zelf, om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen ... ; maar thans is Hij éénmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen om door zijn offer de zonde weg te doen". (Hebr. 9:24, 26).

Het gouden altaar is dus het beeld van de gemeente en staat in de hemelse tempel onmiddellijk voor de ark des verbonds, de troon van God. Er is immers geen voorhangsel meer. Zo bevindt zich de ware gemeente in de onmiddellijke nabijheid van God. Het goud van het altaar, van de kandelaar en van de tafel der toon broden wijst op de heiligheid en onberispelijkheid van de gemeente. Zo is ook de stad Gods van "zuiver goud, gelijk doorschijnend glas" (21:21).

Wil dit in de eindtijd gerealiseerd worden, zodat de gemeente op aarde overeenstemt met het hemelse model, dan zal de scheiding moeten komen tussen ware en valse kerk, tussen de vrouw des Lams en de hoer, tussen het volkomene en het onvolkomene. Uit de vier horens van het altaar hoorde Johannes een stem; deze komt dus uit het midden van de ware gemeente van alle eeuwen. Van de eindtijdgemeente kan in verband met het reukofferaltaar gezegd worden: "Wij zijn voor God een geur van Christus onder hen die gered worden, en onder hen die verloren gaan; voor dezen een doodslucht ten dode, voor genen een levensgeur ten leven". (2 Cor. 2:15,16).

Door het Woord van God, dat in de ware kerk verkondigd wordt, wordt het naamchristendom geoordeeld en hiermee levert zij de onwaarachtige en valse kerk in de naam van Jezus Christus over aan de satan, tot verderf van het vlees en opdat de geest behouden mag worden in de dag des Heren.(1 Cor. 5:5).

De ware kerk heeft geen bemoeienis meer met de valse. Jezus zei: "Hij zij u als een heiden en een tollenaar". De ware kerk staat ook niet op de bres voor het behoud van de valse kerk. Individueel blijft de mogelijkheid om zich te bekeren en om zich bij de ware gemeente te voegen.

 

Openbaring 9:14 


zeggende tot de zesde engel die de bazuin had. Laat de vier engelen los, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden zijn.

Aan de zesde engel die de bazuin had, wordt door middel van de gemeente opdracht gegeven, de vier engelen te ontbinden, die bij de grote rivier, de Eufraat, gebonden waren. Opnieuw merken wij op dat het boek der Openbaring aan de gemeente gegeven is en de strijd behandelt tussen de ware en de valse kerk. In beelden wordt meegedeeld hoe de ware gemeente de volkomenheid bereikt, terwijl de valse kerk onder de aanvallen van de machten der duisternis, waartegen zij zich niet verweren kan, bezwijkt.

Er is sprake van de Eufraat, een rivier die eenmaal de hof van Eden bevochtigde. Later was het de stroom waaraan Babel lag en waar deze vijand van Gods volk zijn rijkdom en welvaart aan ontleende. Aan de Eufraat (de grootste rivier van het Midden Oosten, met een lengte van 2270 km) zaten de zuchtende ballingen, die van de stad Gods en de tempel verdreven waren (Ps. 137).

Wij merkten reeds eerder op dat de hof van Eden in het nieuwe verbond de aanduiding van de gemeente van Jezus Christus is (2:7). In de gemeente is de boom des levens, Christus, en bij haar voltooiing vinden wij er ook het "geboomte des levens", de zonen Gods. Vanuit de kerk in de apostolische tijd zou een stroom van genade over de wereld hebben moeten vloeien, tot redding, ver lossing en genezing. Maar wij kennen de geschiedenis. De kerk week van haar oorspronkelijke, heerlijke, heilige roeping af en zij zocht veelal de grootheid en luister van deze aarde.

Duidelijk en scherp spreekt de Openbaring van de hoer als beeld van de ver worden kerk. Zoals in het oude verbond de profeten het overspelige en afvallige Israël met deze naam aanspraken, zo wordt hij ook gebruikt om de gedegenereerde kerk van het nieuwe verbond aan te duiden. Aan de wateren van de grote rivier de Eufraat ligt het geestelijke Babylon, de grote stad, de moeder van de hoeren en van de gruwelen der aarde (17:5).

Deze valse kerk is er en bestaat nu! Zij is zeer groot! De wateren waaraan zij leeft, zijn de grootheid des levens, uiterlijk vertoon, ceremonieën, schone gewaden en liturgieën, schoolse wijsheid, organisatie, formulieren en inzettingen van ouden, ernst, plechtigheid en statie, en bovenal valse leningen. Het is de kerk die stenen voor brood geeft, en die niet wil wandelen in de voetsporen van de Meester, wiens naam zij draagt. In haar worden de gebondenen niet bevrijd, duivelen worden niet uitgeworpen, zieken worden niet genezen en de weg naar de volkomen held is voor haar afgesloten.

Van haar leidslieden zegt de profeet: "Zwakke versterkt gij niet, zieke geneest gij niet, gewonde verbindt gij niet, afgedwaalde haalt gij niet terug, verlorene zoekt gij niet" (Ez. 34:4). Met nadruk willen wij vaststellen dat wij de aanwezigheid van Babylon wel kunnen opmerken, maar er toch geen bestaande organisaties mee willen identificeren, hoewel de invloed van Babylon in vele kerken en kringen aanwijsbaar is. Wie een kerk vals noemt, zal ogenblikkelijk met het feit geconfronteerd worden dat er nog zoveel echte kinderen Gods in zijn. Wie een kerk als de ware aanwijst, zal daarentegen met het feit te maken krijgen, dat ook in haar naamchristenen en hypocrieten zijn.

Wij leven geestelijk nu eenmaal als het volk Israël in ballingschap. De grote profeten als Daniël, Ezechiël en vele andere mannen Gods leefden in Babel. Ook nu moeten wij constateren dat het grootste deel van het volk Gods zich altijd nog binnen de muren van Babylon bevindt (vergelijk 18:4).

Bij de zesde bazuin komt Babylon onder grote druk en Gods volk blijft over en wordt apart gesteld, zoals in de oogsttijd tot de maaiers gezegd wordt: "Haalt eerst het onkruid bijeen en bindt het in bossen om het te verbranden".(Matth. 13:30).

Dan voltrekt zich de grote scheiding tussen de ware en de valse kerk, onverschillig of deze zich noemt: "de alleenzaligmakende kerk", "de kerk van de Heilige Geest", de kerk van Jezus Christus", "de meest zuivere kerk", "de gemeente Gods", "de vergadering van gelovigen", of "pinksterkerk". Welk een misleiding is het om te menen, dat hetgeen men kerkgeschiedenis noemt, een voortzetting zou zijn van de Handelingen der apostelen! De zogenaamde kerkgeschiedenis behandelt de werken en daden die in Babylon geschied zijn. Babylon is de grote en bekende stad in deze wereld, met wie de koningen der aarde gehoereerd hebben. "En zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn harer hoererij"(17:2).

Maar daarom is de kerkgeschiedenis ook het verhaal van het lijden der ballingen, Gods ware volk dat in haar vertoefde. Het ziet uit naar het uur dat de stem klinken zal: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen ge meenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen" (18:4).

Dan keert het volk terug naar eigen bodem om in de hemelse gewesten te wandelen. De Eufraat, beeld van de valse leningen en stromingen in de afgevallen kerk, vloeit nu nog als een grote rivier en aan haar ligt de metropolis van wereldwijde importantie. In nachtgezichten toonde eenmaal de engel aan de profeet Zacharia een efa meteen loden deksel. Toen dit opgelicht werd, zag de profeet in deze korenmaat een vrouw, die de goddeloosheid voorstelde.

Deze vrouw werd naar het land Sinear of Babylonië gebracht. Daar werd voor haar een huls gebouwd en toen het gereed was, werd zij daar op haar plaats gezet. (Zach. 5:5-11).

Zoals deze vrouw in de efa opgesloten was, zo zijn ook de vier engelen en met hen de door werking van de goddeloosheid, nog gebonden. "Het geheimenis der wetteloosheid is reeds in werking", maar nog niet in al zijn gruwelijkheid en kracht. De vrouw in de efa tracht zich telkens op te richten, maar "toen wierp hij haar in de efa neer en wierp het loden gewicht op de opening ervan". Bij de zesde bazuin worden de machten die latent aanwezig zijn, openbaar. Dan blijkt wie de hoer werkelijk is: zij staat niet met de levende God in verbinding, maar met de boze machten; zij zit bovendien op het scharlaken beest met de zeven koppen en tien horens, dat uit de afgrond opkomt.

 

Openbaring 9:15,16 


En de vier engelen, die tegen het uur en de dag en de maand en het jaar waren gereed gehouden, werden losgelaten om het derde deel van de mensen te doden. En het getal der legerscharen van de ruiterij was tweemaal tienduizend tienduizendtallen; ik hoorde hun aantal.

De Eufraat is het beeld van de stroom waar de grote afvallige kerk zich aan laaft. De vier engelen zijn overheden uit het rijk der duisternis. Het zijn machten die bezig zijn binnen de grenzen der dwaal kerk gedachten te brengen, die niet tot het ware leven met God leiden. Zij verkondigen geen evangelie van heil, maar zij bewerken dat "sommigen zullen afvallen van het geloof (ondanks een valse predestinatieleer), doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen" (1 Tim. 4:1).

Bij de vijfde bazuin werden door de macht en kennis van het spiritisme de geesten uit de afgrond ontbonden. Bij de zesde bazuin worden de machten losgemaakt, die alle eeuwen in de kerk aanwezig waren, maar die dan het gehele religieuze leven der mensen gaan overheersen. Wij zullen de tijd beleven dat de christen en de mohammedaan in de oecumene elkaar als gelijkberechtigde partner zullen begroeten, dat de homosexueel ouderling is en toezicht op de avondmaalstafel houdt, dat de godloochenaar bisschop is en de echtbreker predikant of evangelist.

Zoals Apóllyon koning is over de geesten van de afgrond, zo zijn de vier engelen die bij de Eufraat ontboeid worden, divisie generaals over een leger van tweehonderd miljoen duivelen. Velen in de geschiedenis hebben getracht de kerk te zuiveren. Wanneer dit demonenleger doorgetrokken is, blijkt de scheiding voltooid. Dan treedt duidelijk de wet van het Koninkrijk der hemelen in werking: "Want wie heeft, die zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden" (Matth. 13:12).

Op een door God bestemde tijd barst het geestelijk onheil los. Het uur, de dag, de maand en het jaar zijn door God nauwkeurig bepaald, want in deze catastrofale tijd voor de kerken en kringen moet er eerst een volk Gods zijn, dat door zijn verzegeling met de Heilige Geest, de kracht en het inzicht ontvangen heeft om te kunnen blijven staan. De grote afval, waarin wij reeds nu leven, grijpt dan als een niets ontziende vuurbrand om zich heen. Een derde deel van de mensen wordt gedood, dat wil zeggen, verliest iedere gemeenschap met God. Ook hier wijst "een derde" op het aanzienlijke aantal slachtoffers van leringen en stelsels die ingaan tegen de zuivere, duidelijke woorden Gods. In dit laatste bijbelboek wordt helder aangetoond wie de ware bewerkers van het kwaad zijn.

Dit vijandelijke leger is zo groot, dat het niet te tellen is en daarom staat er: ik hoorde hun aantal. Wanneer zullen de ogen van Gods kinderen opengaan, opdat zij zien dat er maar één strijd is, namelijk die tegen de boosheden in de hemelse gewesten, en dat zij kennis moeten bezitten van deze onzienlijke wereld, alsook kracht om in deze worsteling overwinnaar te zijn?De Eufraat is het beeld van de stroom waar de grote afvallige kerk zich aan laaft. De vier engelen zijn overheden uit het rijk der duisternis. Het zijn machten die bezig zijn binnen de grenzen der dwaal kerk gedachten te brengen, die niet tot het ware leven met God leiden. Zij verkondigen geen evangelie van heil, maar zij bewerken dat "sommigen zullen afvallen van het geloof (ondanks een valse predestinatieleer), doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen" (1 Tim. 4:1).

Bij de vijfde bazuin werden door de macht en kennis van het spiritisme de geesten uit de afgrond ontbonden. Bij de zesde bazuin worden de machten losgemaakt, die alle eeuwen in de kerk aanwezig waren, maar die dan het gehele religieuze leven der mensen gaan overheersen. Wij zullen de tijd beleven dat de christen en de mohammedaan in de oecumene elkaar als gelijkberechtigde partner zullen begroeten, dat de homosexueel ouderling is en toezicht op de avondmaalstafel houdt, dat de godloochenaar bisschop is en de echtbreker predikant of evangelist.

Zoals Apóllyon koning is over de geesten van de afgrond, zo zijn de vier engelen die bij de Eufraat ontboeid worden, divisie generaals over een leger van tweehonderd miljoen duivelen. Velen in de geschiedenis hebben getracht de kerk te zuiveren. Wanneer dit demonenleger doorgetrokken is, blijkt de scheiding voltooid. Dan treedt duidelijk de wet van het Koninkrijk der hemelen in werking: "Want wie heeft, die zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden" (Matth. 13:12).

Op een door God bestemde tijd barst het geestelijk onheil los. Het uur, de dag, de maand en het jaar zijn door God nauwkeurig bepaald, want in deze catastrofale tijd voor de kerken en kringen moet er eerst een volk Gods zijn, dat door zijn verzegeling met de Heilige Geest, de kracht en het inzicht ontvangen heeft om te kunnen blijven staan. De grote afval, waarin wij reeds nu leven, grijpt dan als een niets ontziende vuurbrand om zich heen. Een derde deel van de mensen wordt gedood, dat wil zeggen, verliest iedere gemeenschap met God. Ook hier wijst "een derde" op het aanzienlijke aantal slachtoffers van leringen en stelsels die ingaan tegen de zuivere, duidelijke woorden Gods. In dit laatste bijbelboek wordt helder aangetoond wie de ware bewerkers van het kwaad zijn.

Dit vijandelijke leger is zo groot, dat het niet te tellen is en daarom staat er: ik hoorde hun aantal. Wanneer zullen de ogen van Gods kinderen opengaan, opdat zij zien dat er maar één strijd is, namelijk die tegen de boosheden in de hemelse gewesten, en dat zij kennis moeten bezitten van deze onzienlijke wereld, alsook kracht om in deze worsteling overwinnaar te zijn?

 

Openbaring 9:17-19 


En aldus zag ik in dit gezicht de paarden en ben, die erop gezeten waren: zij hadden rossige en blauwe en zwavelkleurige harnassen, en de koppen der paarden waren als leeuwenkoppen, en uit hun bek kwam vuur en rook en zwavel Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur en de rook en de zwavel, die uit hun bek kwamen. Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten. Want hun staarten zijn als slangen, met koppen, en daarmede brengen zij schade toe.

Johannes ziet in zijn visioen een duivelse cavalerie. Het paard is een beeld van geestelijke kracht. Wanneer in hoofdstuk 6 bij de opening van het eerste zegel sprake is van de ruiter op het witte paard, betekent dit dat het Woord Gods gedragen wordt door de kracht van de Heilige Geest. Zo zien wij ook de heerscharen die in de hemel zijn, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen, rijdende op witte paarden (19:14).

Zij zijn de zonen Gods die gedragen worden door de Heilige Geest en die het witte kleed der gerechtigheid bezitten. Ook wordt er gesproken over de geestelijke wapenrusting der gelovigen, die zij moeten aandoen in de strijd tegen de duivelse legers, bijvoorbeeld het pantser der gerechtigheid. De ruiters die hier getekend worden, rijden op gedrochtelijke paar den, dat wil zeggen dat ook zij geestelijke kracht ontwikkelen. Deze geestelijke wezens worden door Johannes naar hun aard getekend. Hun harnassen dienen tot bescherming in de strijd. Zij vormen een pantser der ongerechtigheid. De leeuwenkoppen der paarden wijzen op hun verscheurende kracht.

Zij die op deze paarden gezeten zijn, stellen de demonen voor, die de kracht en de macht van de duisternis op de kerk richten. Paard en ruiter vormen een eenheid, die tezamen opereren. De rossige, blauwe en zwavelkleurige harnassen, die de ruiters dragen, komen overeen met het produkt dat uit de bek der paarden komt: vuur en rook en zwavel. De rossige kleur is die van het vuur, de kleur van het demonische en van de hel. De blauwe rook tekent de fatale gevolgen van de valse leringen, verstikkend, ondoordringbaar en alle leven dodend. De zwavel wijst op de ongerechtigheid, de voedingsbodem der duivelen, zoals de gerechtigheid het leven van Gods volk beheerst.

Deze plagen komen uit de bek, dat wil zeggen dat zij door leringen van boze geesten veroorzaakt worden. De dood die zij teweegbrengen, is dan ook een geestelijke dood. Wat uit de bek der boze machten komt, is woord en geest, evenals er staat in 2 Thessalonicenzen 2:8, dat de Here de wetteloze doden zal door de adem zijns monds.

Ook daar wordt op woord en Geest gewezen, die de tegenstander alle energie ontnemen zullen en hem uiteinde lijk zullen doden. Met grote kracht zullen de miljoenen door valse leringen misleid worden en hierdoor de geestelijke dood sterven..

1 Johannes 4:1 vermaant ons om de geesten te beproeven, of deze uit God zijn, "want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan". De boze geesten dringen dus in de mens en deze wordt een valse profeet, die door hen geïnspireerd wordt. De rook wijst op het verduisterd worden van het verstand (Ef. 4:18). "Want de macht der paarden ligt in hun bek en in hun staarten, want hun staarten zijn als slangen, met koppen". Door hun woorden verleiden zij de mensen en het eindresultaat is dat dezen geestelijk vergiftigd worden.

Zij worden beschadigd, dat wil zeggen dat zij niet in aanraking ge bracht worden met de helende en genezende kracht van Jezus Christus, maar naar geest en ziel nog meer toegetakeld worden dan zij al zijn. Hun lichaam zal vanzelfsprekend de gevolgen ervan ondervinden. De slachtoffers zijn door deze boze machten zo bezeten, dat zij niet meer willen of kunnen geloven in het verlossende evangelie van Jezus Christus. Maar zalig zij die door de kennis van het evangelie van het Koninkrijk der hemelen en die door de doop in de Heilige Geest geleerd hebben. goed en kwaad te onderscheiden en de kracht ontvangen hebben het goede te doen en de machten der duisternis te weerstaan.

 

Openbaring 9:20,21 


En wie van de mensen overgebleven waren, die niet gedood waren door deze plagen, bekeerden zich toch niet van de werken hunner handen, om de boze geesten niet meer te aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en bouten afgoden die niet kunnen zien, noch boren of gaan; en zij bekeerden zich niet van hun moorden, noch van hun toverijen, noch van hun hoererij, noch van hun dieverijen.

De geschiedenis herhaalt zich. De kerk van het oude verbond ver wierp de prediking van het volle evangelie door Jezus Christus. De kerk van het nieuwe verbond zal dit in de laatste tijden ook doen. Wanneer de bazuinen geblazen worden en de oordelen over de gehele wereld gaan, wordt tegelijkertijd door de zonen Gods het volle evangelie gepredikt met dezelfde kracht en dezelfde autoriteit als Jezus dit deed. Hij zei immers, dat zijn volgelingen de werken zou den doen, die Hij gedaan had, ja zelfs nog grotere. Zoals het christen dom dit evangelie nu reeds verwerpt, zo zal de afvallige kerk dit blijven doen tot het einde. "Dit (volle) evangelie van het Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn" (Matth. 24:14).

Bij de zesde bazuin worden én de afvallige kerk én de ware kerk tot hun uiterste gedreven. De valse kerk zal daarbij "m bezit genomen worden door de geesten die haar overspoelen, terwijl de gemeente van Jezus Christus zal triomferen over haar tegenstanders. Duidelijk wordt vermeld dat de oordelen over de afgevallen kerk geen positief resultaat opleveren. De haat tegen de discipelen van Jezus Christus zal er des te groter door worden. Zoals het dieptepunt van het volk Israël lag in de verwerping en kruisiging van Jezus Christus, zo zullen ook de lijken van de laatste getuigen liggen "op de straat der grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, alwaar ook hun Here gekruisigd werd" (11:8).

Van Israël werd gezegd: "Zij verwekten Hem tot naijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren" (Deut. 32:16, 17).

Zo is ook Babylon aan de Eufraat de stad met zijn "bezweringen en met de talrijke toverijen". Van hen "die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u over komen zal". (Jes. 47:12,13).

Reeds nu vinden wij onder de christenen de leringen van boze geesten, die tegen elke prijs worden vastgehouden. Reeds nu zien wij de afgoderij door het aanbidden van de mammon, het zich overgeven aan begeerten naar dingen die niet uit de Vader zijn, het zich nederbuigen voor beelden en voor alles wat groot en belangrijk is in deze wereld. Wij herinneren ons, dat bijvoorbeeld het Vaticaan de grootste astrologische bibliotheek van de wereld heeft, terwijl vele kardinalen en pausen sterrenwichelaars waren. Ook de reformator Filippus Melanchton doceerde aan de universiteit van Wittenberg de astrologie en verdedigde haar (de astrologie wil uit de sterren de toekomst voorspellen).

Hoeveel christenen ook lezen astrologische rubrieken en horoscopen? Als men er naar vraagt, zeggen ze: "ja, maar ik geloof er niet in!" Men vraagt zich dan af waarom ze die dingen dan lezen. Het aanroepen van heiligen in de rooms-katholieke kerk leidt ook tot occulte banden met de doden en het is een vorm van spiritisme. Het vast houden aan de leer der voorvaderen in de protestantse kerken geeft eveneens een occulte binding. Alles wat buiten de gemeenschap met Jezus Christus en de bijbel, geloof en aanbidding vraagt, is afgoderij en verbinding met boze geesten. Het gevolg van de gemeenschap met deze boze geesten is ook, dat men de wetten Gods in de natuurlijke wereld met voeten gaat vertreden.

Zonden worden niet als kwaad tegenover God zonder meer verworpen, maar de dwaalkerk stelt zich er begrijpend en toegeeflijk tegenover. Haat, nijd, twist en tweedracht (potentiële moord) zijn aan de orde van de dag onder hen die zich christenen noemen. Bovendien heeft een zeer hoog percentage "christenen" gebruik gemaakt van de krachten der hedendaagse tovenaars: waarzeggers, magnetiseurs, hypnotiseurs, telepaten, kruidendokters en andere paranormaal begaafde personen, en zijn daardoor occult gebonden.

Dezelfde tolerantie als bij de genoemde zonden, heeft men ook ten opzichte van de huwelijksmoraal. Tenslotte is er sprake van dieverijen, het zich op onwettige wijze verrijken ten koste van anderen. Ook de leiders van kerken en gemeenschappen ontzien zich zelfs niet om geestelijk heil aan te bieden in ruil voor geld en goederen. Niettegenstaande de grote oordelen over de afgevallen kerk, zullen haar leden zich niet bekeren.

 
vorige pagina terug volgende pagina