Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Openbaring
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

hoofdstuk 16


 

Openbaring 16:1 


En ik hoorde een luide stem uit de tempel zeggen tot de zeven engelen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de gramschap Gods uit op de aarde.

Wij worden nu verplaatst in de tijd dat de gemeente in de hemel opgenomen is en ogenblikkelijk volgt dan het derde of laatste wee (11:14). Het Lam met zijn vrijgekochten staat aan de behouden oever van de glazen zee, wanneer de wateren zich over de Farao van de eindtijd en zijn legermacht gaan sluiten. De kerk van de antichrist wordt in deze laatste plagen volkomen prijsgegeven aan de machten der duisternis. Het samenvloeien der wateren waarin zij ondergaat, wordt in dit visioen voorgesteld door zeven grote bokalen, waarvan de inhoud op de vijanden van het rijk Gods wordt uitgegoten.

Wij identificeerden de zeven engelen reeds als die der gemeenten. Zij vertegenwoordigen in deze visioenen de gemeente van alle eeuwen in de hemelse gewesten. Zij zijn de sterren die zich in de rechterhand van de Zoon des mensen bevinden. Zoals de gemeente niet te scheiden is van haar Hoofd, Jezus Christus, zo staan ook deze engelen der gemeente rechtstreeks onder zijn bevel. Wanneer Johannes dan ook een luide stem uit de tempel, de verheerlijkte gemeente, hoort, is dit het commando van Jezus Christus te midden van zijn volk en "zijn stem was als een geluid van vele wateren" (1:15).

Het is "de dag der wrake van onze God; om alle treurenden te troosten, om over de treurenden van Sion te beschikken, dat men hun geve hoofdsieraad in plaats van as, vreugde-olie in plaats van rouw, een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest" (Jes. 61:2,3).

De gramschap Gods zijn de machten van de afgrond, die de aarde pijnigen met "vuur en zwavel" (14:10). De wijn van deze gramschap stelt voor de ellende, het lijden, de wreedheden, de onreinheden en ziekten die hiervan het gevolg zijn. In het laatste wee wordt de kerk van de antichrist afgestoten als de nageboorte bij een vrouw.

 

Openbaring 16:2 


En de eerste ging heen en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een boos en kwaadaardig gezwel aan de mensen, die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.

Zoals in de Rode Zee het oordeel over de Farao en zijn volk kwam, zo vangt nu bij de eerste fiool het eind oordeel aan over de antichrist en zijn gemeente. De strijd tussen waarheid en leugen, tussen de dwaling en de gezonde leer wordt beslecht. In Romeinen 8:11 staat: "En indien de Geest van Hem, die Jezus uit de doden heeft opgewekt, in u woont, dan zal Hij, die Christus Jezus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door zijn Geest, die in u woont".

Wanneer Gods Geest door de doop in de Heilige Geest in ons woont, zal deze Geest ons lichaam in zodanige conditie houden, dat ons sterfelijk (niet ons gestorven) lichaam functioneert naar de wetten Gods. Door de Geest der opstanding overwinnen wij zonde en ziekte en tenslotte als eindtijdgemeente, de dood, opdat wij onberispelijk zullen zijn bij de komst van onze Here Jezus Christus.

Het is duidelijk dat degenen die in de geest van de antichrist gedoopt zijn, hierván óók de uitwerking in hun lichaam zullen ervaren. De geest van de antichrist is immers die der wetteloosheid. Wie het merkteken van het beest ontvangt, dat is dus de doop in zijn geest, zal het welverdiende loon van zijn afdwaling in zichzelf ontvangen (Rom. 1:27).

Men kan geen gemeenschap met het beest uit de afgrond hebben en toch gezond blijven. Dit kwaad blijft niet ongestraft. In de eerste plaag wordt beschreven hoe de lichamen door de machten der wetteloosheid aangevallen worden. Wanneer de levensgeest door ziektemachten aangetast wordt, kan hij zich alleen doeltreffend verzetten, als hij ondersteund wordt door de Heilige Geest.

Door de kracht van de Heilige Geest werpt men immers de ziektegeest uit en is het lichaam in staat zich te herstellen. Bovendien ontvangt men door de Heilige Geest de kracht om de ziektemachten te weerstaan, zodat dezen de mens niet langer kunnen aangrijpen. De ziektemacht valt immers de levensgeest aan, die het organisme doet groeien en in stand houdt. De mens wordt dan lusteloos en zijn levensgeest wordt onderdrukt, zodat deze zich niet meer tegen de ziekte verzetten kan.

Waar de geest uit de afgrond in de mens huist, verliest deze alle verweer tegen de wetteloze ziektemachten. De boze en kwaadaardige zweren wijzen op de infectie van het rijk der duisternis Gezwellen zijn een typisch voorbeeld van wetteloosheid in het lichaam. Deze wetteloosheid parasiteert op het natuurlijke leven in de mens. Het occultisme der gemeente van de antichrist in de onzienlijke wereld en de gezwellen in de zienlijke wereld staan met elkander in oorzakelijk verband. De geesten van het occultisme parasiteren immers op het geestelijk leven van de mens en maken dit wetteloos.

 

Openbaring 16:3 


En de tweede goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode, en alle levende wezens, die in de zee waren, stierven.

Bij Openbaring 8:8 schreven wij, dat de zee het beeld is van het geestelijke leven der mensen, dat onder de macht der duisternis ligt en in het bijzonder onder die van de dood (afgrond). Bij de tweede bazuin valt een enorme macht in de zee en beschadigt (verbrandt) het geestelijke leven van de mensen. Een groot deel wordt volkomen een prooi van de machten der duisternis Het is geestelijk totaal afgeschreven en onbereikbaar voor het evangelie geworden. Ook voor deze mensen geldt, dat zij niet meer geloven kunnen, omdat hun ogen verblind zijn en hun hart verhard is. (Joh. 12:40).

Het bloed wijst erop, dat alleen het aardse en natuurlijke leven in stand gehouden wordt. Men eet, drinkt en huwt, zoals in de dagen van Noach. Deze mensen zijn enkel vlees. Bij het uitgieten van de tweede schaal wordt de gehele zee bloed. Alles wat nog aan geestelijk leven over is, verdwijnt. Het godsdienstige leven van de antichrist is immers gewijd aan de dood en het voert naar het verderf.

Maar ook het natuurlijke leven (het bloed) dat nog rest, wordt zodanig aangetast, dat het niet meer normaal werkt. Het water wordt hier geen bloed, zoals in hoofdstuk 8:8, maar het verandert in bloed als van een dode. Het natuurlijke leven wordt dus ontwricht, zoals het bloed van een dode wetteloos is, blauw wordt en in ontbinding overgaat. Het natuurlijke leven wordt ziek en is ten dode opgeschreven. De tweede plaag blijkt dus een voortzetting van de eerste.

 

Openbaring 16:4-7 


En de derde goot zijn schaal uit in de rivieren en in de waterbronnen, en (het water) werd bloed. En ik hoorde de engel der water en zeggen: Rechtvaardig zijt Gij, die zijt en die waart, Gij Heilige, dat Gij dit oordeel hebt geveld. Omdat zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; zij hebben het verdiend! En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Here God, Almachtige, uw oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.

Bij hoofdstuk 8:10 en 11 schreven wij aangaande de betekenis der rivieren en waterbronnen onder andere: "In het boek der Openbaring is sprake van waterbronnen des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. In deze beelden gaat het over de Heilige Geest en over het Woord van God. Jezus Zelf sprak in verband met het werk van de Heilige Geest in de harten van zijn volk: "Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien" (Joh. 7:38).

De boze geesten vergiftigen door hun leugenachtige leringen de bronnen van geestelijk heil. Zij brengen geen leven, maar dood aan allen die uit deze besmettelijke bronnen drinken. De rivieren wijzen op geestelijke stromingen. Opnieuw vallen velen af van het ware geloof en sterven een geestelijke dood".

Nu zijn wij in het laatste stadium van de grote geestelijke afval. Alles wat in de gemeente van de antichrist geleerd wordt, wekt geen geestelijk leven, want het gaat alleen om het natuurlijke leven. Omdat dit laatste wetteloos geworden is, tracht men het nog met leringen, stelsels en voorschriften in stand te houden en op te wekken.

Er is een engel der wateren, zoals er ook een engel is die de macht over het vuur heeft. Wij lezen ook over engelen der gemeente en engelen die voor God staan. Zij worden dus aangeduid naar de functie die zij verrichten. De engel van het vuur houdt zich bezig met het leven der boze geesten, die der wateren met het leven van de geesten der mensen, terwijl de engel des Heren de heilige engelen bestuurt. De engel der wateren ziet toe op het geestelijke leven der volken. In zijn balans staat te lezen welke bloedschulden de valse en afvallige kerken bij de gemeente van Jezus Christus gemaakt hebben. Hij concludeert dan ook dat het oordeel dat over de kerk van de antichrist gaat, rechtvaardig en billijk is. Het vonnis wordt immers uitgevoerd namens Hem, die is en die was, door de onveranderlijke en eeuwige God, wiens wetten niet wisselen en wiens plannen niet afhangen van de tijdsomstandigheden. God is de Heilige en daarom is zijn oordeel over zonde en dwaling rechtvaardig en juist. God is enkel licht en geen duisternis kan Hem bij het scheiding maken tussen goed en kwaad, zijn oordeel, in verwarring brengen.

De kerk van de antichrist heeft zich vergrepen aan het bloed der heiligen en profeten. Zij heeft oorlog gevoerd tegen de heiligen en getracht allen te doden, die weigerden het beest te aanbidden. Zij heeft de zonen Gods van hun natuurlijke leven willen beroven.

Heiligen zijn geheelden en afgezonderden, die een volkomen zuiver geestelijk leven hebben. Profeten worden gedreven door de Heilige Geest en beide categorieën worden gevoed door de wateren des levens. De heiligen en profeten stierven in de historie in het geestelijke Babel of in het afvallige Jeruzalem en in het einde vallen zij in de antichristelijke kerk, die de voortzetting en voltooiing is van de valse kerk en al haar duisternis tot openbaring brengt.

Men doodde de heiligen en profeten, omdat men het waarachtige, geestelijke, bovennatuurlijke leven haatte. Nu worden haar leden van iedere vorm van geestelijk leven afgesneden. Zij moeten nu bloed drinken, want zij hebben het verdiend! Met een oudtestamentisch beeld: "Egypte zal tot een woestenij worden, en Edom tot een woeste wildernis, vanwege het geweld de kinderen van Juda aangedaan, in wier land zij onschuldig bloed hebben vergoten" (Joël 3:19).

In onze dagen zien wij het begin van de ondergangvan het geestelijke leven, onder andere door de ontmythologisering van de bijbel. Vooraanstaande theologen nemen uit dit boek alles weg, wat niet in het moderne, natuurwetenschappelijke beeld past. Daarom loochenen de huidige schriftgeleerde de wonderen in de bijbel, waaronder de maagdelijke geboorte, de opstanding en hemelvaart van Jezus Christus.

Natuurlijk is de orthodoxe richting hierover hevig verontrust. Zij protesteert en roept ach en wee. Maar tegelijkertijd negeert zij zelf de grote opdracht van de Meester, om zich in de bovennatuurlijke wereld te bewegen, door te wandelen in het licht, in zijn naam boze geesten uit te drijven, in nieuwe tongen te spreken en op zieken de handen te leggen. Het getuigt wel van een gespleten levenshouding, om enerzijds met hand en tand de historische wonderen te willen vasthouden en tegelijkertijd de christenen die deze wonderen opnieuw willen beleven, te smaden.

Zo is voor velen het evangelie van het Koninkrijk Gods reeds nu alleen nog maar een leer van deze aarde. In het rijk van de antichrist wordt dit modernisme en dit dode fundamentalisme tot het bittere einde doorgevoerd. Er wordt geen levend water meer gedronken uit de rivier des levens en uit de bronnen des heils, maar de kerkelijke massa verzadigt zich met bloed, dat is met een natuurlijke religie, om haar ziel nog ergens in het leven te houden.

De geest van de mensen is volkomen ondergegaan. Dezen leiden een dierlijk - misschien hoger ontwikkeld - bestaan. Wie bloed drinkt, verzadigt zich met het natuurlijke leven, want de ziel is in het bloed. Het was niet aan een dier verboden bloed te drinken, maar aan de mens. Deze is immers als geestelijk wezen boven het natuurlijke verheven.

Daarom moet hij drinken van het water des levens, dat is van de Heilige Geest en zich niet verzadigen met het bloed, dat door de levensgeest gebruikt wordt om het natuurlijke leven in stand te houden. Wanneer de mens toch "bloed" drinkt, verlaagt hij zich tot de status van een beest en wel tot die van de gedemoniseerde, verscheurende en vergiftigende dieren.

Er blijven voor zulke mensen nog slechts twee dingen over: bloed (beeld van het natuurlijke leven) en vuur (beeld van het demonische leven). In de laatste dagen zijn immers de tekenen op de aarde: "Bloed, vuur en (verstikkende) rookwalm".

Toen God met Noach een verbond maakte, gebood Hij daarbij dat de mens geen bloed zou drinken. Daarmee wilde de Heer te kennen geven dat Hij zijn plan om de mens te verheffen tot geestelijk wezen, niet had losgelaten, maar dit ook niettegenstaande alles zou realiseren.

Dan hoort Johannes het altaar spreken. Wij zagen reeds dat het brandofferaltaar beeld is van Jezus Christus. Onder dit altaar zijn de zielen van hen die geslacht zijn om het Woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden (6:9). Deze martelaars, die bij hun sterven een blijvende intrek bij de Heer genomen hadden (2 Cor. 5:8), waren dus in of onder het altaar, dat wil zeggen in Christus ontslapen. Zij hadden geroepen: "Tot hoelang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?"(6:10).

Toen werd hun gezegd nog een korte tijd geduld te hebben, maar nu zien zij dat hun bloed gewroken wordt. Zij getuigen dat Gods oordelen waarachtig en rechtvaardig zijn en een grote schare in de hemel stemt hiermee in (19:2).

 

Openbaring 16:8,9 


En de vierde goot zijn schaal uit over de zon en haar werd gegeven de mensen te verzengen met vuur. En de mensen werden verzengd door de grote hitte en zij lasterden de naam van God, die de macht heeft over deze plagen, en zij bekeerden zich niet om Hem eer te geven.

In de laatste dagen kenmerken zich - volgens de profeet Joël - de gerichten door bloed en vuur. Bloed is het beeld van het natuurlijke leven, waarop de christenen teruggeworpen worden als zij hun plaats in de geestelijke wereld verlaten. Vuur is het beeld van demonische beïnvloeding, overheersing en aantasting.

Na de opname van de met de Heilige Geest vervulde gemeente blijven er twee categorieën mensen van de afgevallen kerk over: natuurlijke mensen zonder geestelijke interesse zoals in de dagen van Noach, en zij die vervuld zijn met de duivelse geest van de antichrist.

In de eerste drie plagen zagen wij de verwording van de mens in zijn natuurlijk leven. Bij de vierde plaag zien wij hoe de wereld rechtstreeks overgegeven wordt aan de ontbindende machten van de afgrond. De vierde engel goot zijn schaal uit naar de richting van de zon. In hoofdstuk 14:18 werd medegedeeld, dat deze engel macht had over het vuur, dat wil zeggen autoriteit over de boze geesten der duisternis. Deze macht wordt hem nu verleend.

Wij lezen met de Engelse vertaling: "En hem werd gegeven". Wanneer immers vertaald wordt "haar", wordt naar de zon, het beeld van God, verwezen. Deze kan echter wel macht geven, maar Hem kan niets gegeven worden. Wanneer de engel zijn opdracht volvoerd heeft, openbaren zich de boze geesten met enorme kracht in de mensen. De machten in hen worden tot grote activiteit opgejaagd en zij worden met een verzengende haat tegen God vervuld.

Het resultaat is dat de lasteringen als een fontein naar de levende God opspuiten ("naar de zon"). Op deze wijze wordt de maat der zonde vol gemaakt. De engel had de macht van God ontvangen om de boze geesten met hun geweldige haat te ontketenen. Op aarde wordt nu de duivelse lastering tegen God geopenbaard. De mensen verwijten God hun ellende, maar de genade die hen had kunnen redden, was door hen veracht.

Zij blijven deze versmaden, want zij bekeerden zich niet. Een zelfde beginsel zien wij ook nu reeds in de wereld, als men God de schuld geeft van alle smart, leed, ziekte en oorlog en de reddende hand van Jezus niet aangrijpt. De zeven engelen kwamen uit de tempel (15:6). Van de engel die de macht over het vuur had, wordt nog nader gezegd dat hij uit het altaar kwam (14:18). Dit altaar is Jezus Christus. Hij« is de doper met de Heilige Geest en met vuur (Matth. 3:11).

Terwijl de zonen Gods allen in de Heilige Geest gedoopt waren, toen zij door de grote verdrukking gingen, moet de wereld de doop met vuur ondergaan, zonder kracht om die te kunnen weerstaan. Vanwege hun verwerpelijk denken "heeft God hen overgegeven", "want onze God is een verterend vuur"(Rom. 1:28 en Hebr. 12:29).

"Want de dag (van het oordeel Gods) zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt" (1 Cor. 3:13). Zoals God de Zoon zijner liefde macht gegeven heeft om de wereld te redden, zo geeft Hij Deze ook macht om allen die de Zoon ongehoorzaam zijn en blijven, als in een blakende hitte te verzengen. Het vuur is de toom van God, dus de machten aan wie de ongehoorzame mens door zijn eigen keuze wordt overgegeven.

Schreef de ziener van Patmos niet: "Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toom Gods blijft op hem" (Joh. 3:36)?

Men bekeert zich niet en toont geen berouw, zoals eenmaal de koning van Ninivé met zijn volk wel deed. Er is geen vasten, geen boete en geen roepen tot God en men heeft geen inzicht in de ware situatie. Men verhardt zijn hart als Farao en weet niet dat men in het voorportaal van de hel vertoeft, de poel des vuurs die van zwavel brandt. Men lastert de naam van God: "Dan trekt men rond, gedrukt en hongerig, en wanneer men hongert, zal men in woede uitbarsten, en zijn koning en zijn God vervloeken; en men zal de blik omhoog richten en men zal naar de aarde schouwen, en zie, benauwdheid en duisternis, beangstigende donkerheid, en in duisternis is men verstoten". (Jes. 8:2 1,22).

 

Openbaring 16:10,11 


En de vijfde goot zijn schaal uit over de troon van het beest en zijn rijk werd verduisterd, en zij kauwden op hun tong van pijn, en zij lasterden de God des hemels vanwege hun pijnen en vanwege hun gezwellen, en zij bekeerden zich niet van hun werken.

Tot nu toe zijn de fiolen van Gods toom over de ganse wereld uitgestort,

maar de vijfde engel richt zich nu in het bijzonder op de troon van het beest en zijn rijk. De ellende - en gruwelverwekkende machten worden nu op de antichristelijke gemeente geconcentreerd. Het beest is immers de geest van de antichrist en zijn troon heeft hij op deze aarde gevestigd in de gemeente van de antichrist. De imitatie is duidelijk. God heeft immers zijn troon door zijn Geest in de harten van zijn volk gevestigd. Hij regeert in en door hen. De gemeente van de antichrist is begonnen als een kerk met verwarring (Babylon) die naast waarheden ook allerlei soorten dwalingen in haar dogma's opgenomen had.

De chaos werd steeds groter en de waarheid steeds minder: de valse leringen kregen de overhand. Wanneer nu de vijfde engel zijn schaal uitgiet, is de tijd gekomen dat ook de laatste waarheid geloochend wordt en men radicaal en openlijk de zijde van de duivel kiest. De verwarring heeft dan opgehouden en het onkruid is volkomen rijp geworden. Het beest en de tien koningen uit het rijk van de leugen ontplooien een blinde haat tegen alles wat nog aan God en zijn dienst herinnert. "Dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden" (17:16).

De gemeente van de antichrist wordt totaal door de duisternis in beslag genomen. Zij wordt er identiek mee, zoals de ware gemeente van de eindtijd wezensgelijk werd met het licht, Jezus Christus. Een nieuwe aanval van haat en lastering richt zich naar God. De oorzaak is dat het natuurlijke leven zwaar onder druk staat van de machten der duisternis Dit veroorzaakt gezwellen en pijnen die zo groot zijn, dat men in machteloos verzet op de tongen kauwt. Wij weten dat de Heilige Geest de sterfelijke lichamen van de zonen Gods levend maakt, dat wil zeggen doet functioneren naar de wetten Gods.

Wanneer de geest van de antichrist, dat is van de wetteloze, van de mens bezit neemt, zal hij ook het sterfelijke lichaam wetteloos maken. Als tegenhanger van 1 Thessalonicenzen 5:23, waar staat "geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn, "kan nu gezegd worden, dat de leden van de gemeente van de antichrist naar geest, ziel en lichaam in allen dele beschadigd blijken te zijn. Smart en pijn zijn daar het gevolg van.

Bij deze verwording kent de tong, die door het zieleleven in beweging gebracht wordt, geen lof, prijs, aanbidding of het spreken in tongen, maar alleen vervloeking en lastering. Bij zulk een brute opstand is geen weg terug, is er geen bekering, maar deze leden volgen de duivel in zijn val. Zij zullen tot in de hel toe neergeworpen worden.

 

Openbaring 16:12 


En de zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang der zon komen.

Eenmaal was de Eufraat een rivier in het paradijs. Hij was een der wateren, waarin de stroom die in Eden ontsprong, zich splitste (vergelijk de Rijn bij" Pannerden en Westervoort). Door de zondeval werd dit uiteengaan der wateren het beeld van de dwaling. Deze begint toch als een kleine afwijking van het Woord Gods, maar zij wordt steeds groter en nimmer ontmoet zij de oorspronkelijke stroom weer. De rivier van het water des levens in het hemelse paradijs heeft geen vertakkingen.

Aan de oever van de Eufraat verrees de metropolis Babel, beeld van de afvallige kerk en tegenspeelster van de ware gemeente van Jezus Christus.

De bijbel deelt ons mede hoe het antieke Babel door Cyrus belegerd werd (Dan. 5). Deze Perzische vorst damde de Eufraat af, waardoor een meer ontstond. De uitgedroogde bedding aan de andere zijde van de dam word een natuurlijke toegang tot de stad. De Perzen drongen 's-nachts de stad binnen en doodden de brooddronken en zwelgende Belsazar met zijn feestgenoten.

De wateren waardoor de afvallige kerk gevoed wordt, zijn een mengsel van waarheid en leugen, van evangelie met valse leerstellingen en dwalingen. Als de afval op het hoogst is, breekt de tij d aan, dat alles wat aan de waarheid, aan de genade Gods en aan het werk van Jezus Christus herinnert, weggenomen wordt. Er ontstaat dan een kerk die alleen gevoed wordt door "dwaalgeesten en leringen van boze geesten" (1 Tim. 4:1).

Wij zouden kunnen zeggen dat het water van de Eufraat nu vervuild is en zwart van modder. Er is nog wel geestelijk leven, maar dit is niet "helder als kristal", omdat zij door vele onreine stromen gevoed wordt. Wanneer de rivier opdroogt, zal ieder spoor van zuiver water verdwijnen.

Na het uitgieten van de zesde bokaal, waardoor dwaalgeesten en de boze geesten vermenigvuldigd worden, droogt het water geheel op. Waar eertijds de rivier stroomde, komt nu een weg, waardoor de vijand toegang krijgt tot de stad. Deze vijand wordt vertegenwoordigd door tien koningen, die van de opgang der zon of uit het oosten komen. Jesaja sprak aangaande de aanvoerder dezer koningen: "Wie heeft hem uit het oosten verwekt, die bij elke schrede de zege ontmoet?" (41:2).

Jeremia profeteerde: "De Here heeft de geest der koningen van Medië opgewekt, want tegen Babel is zijn plan om het te verdelgen; want dit is de wraak des Heren, de wraak voor zijn tempel" (51:11).

In het beeld van het beest uit de afgrond worden deze tien koningen voorgesteld als tien horens. "En de tien horens, die gij zaagt, en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Want God heeft in hun hart gegeven zijn zin te volbrengen en dit eensgezind te doen"(1 7:16,17).

De Heer wekt dus de geest van deze koningen op! Zij staan onder leiding van het beest uit de aarde of de antichrist. Het zijn de geestelijke leiders van de gemeente van de antichrist, grootmeesters van toverij en occultisme. bedreven in het werken met magische of verborgen krachten. Zoals in de antichrist de geest van het beest uit de afgrond huist, zo manifesteren zich in zijn kerkvorsten de geesten van tien koningen uit de afgrond. Zoals de antichrist het beest uit de aarde genoemd wordt, zo heten zijn paladijnen koningen der aarde (19:19).

 

Openbaring 16:13,14 


En ik zag uit de bek van de draak en uit de bek van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen, als kikvorsen; want het zijn geesten van duivelen, die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om ben te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God.

In Efeziërs 6:11 en 12 wijst de apostel erop, dat de strijd van de kinderen Gods niet tegen vlees en bloed is, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. In deze worsteling tegen de onzienlijke machten, die de oorzaak zijn van iedere zonde, ziekte en gebondenheid, kan slechts hij overwinning boeken, die in de Heilige Geest gedoopt is. De menselijke geest alleen is niet in staat een doeltreffende of absolute zege te behalen.

Ook de gemeente van de antichrist kent een volheid des geestes, namelijk het vervuld zijn met onreine en boze machten. Dit merkteken van het beest geeft de mogelijkheid om in de hemelse gewesten met kracht het plan Gods (de ware gemeente) tegen te staan. Als in een punt des tijds de zonen Gods, het voorwerp van haat van de antichristelijke kerk, weggenomen worden, is de gemeente uit de zichtbare wereld verdwenen. Wanneer de vijfde engel zijn schaal uitgiet, is de tijd aangebroken dat de antichristelijke kerk tot haar volle wasdom komt. Zij wordt nu in haar strijd tegen Christus en zijn gemeente tot een laatste krachtsinspanning geïnspireerd.

Het strijdtoneel ligt nu alleen in de hemelse gewesten. Wil zij de ware gemeente volkomen imiteren en uitrangeren, dan zal deze niet alleen op de aarde, maar ook in de hemel overwonnen moeten worden. Er is nu sprake van een mobilisatie van alle geestelijke krachten voor een totale oorlog. Het occultisme, het werken met verborgen krachten uit het rijk der duisternis, zal tot zijn hoogste graad opgevoerd worden. Een leugenleer zal op aarde gepredikt en gemanifesteerd worden, waarvan de afkomst rechtstreeks uit het wezen van de satanische drie-eenheid is.

De draak, het beest en de valse profeet zijn de imitators van de Vader, de Heilige Geest en de Zoon. De draak is de duivel, de vader der leugen. Het beest is de geest van de antichrist aan wie de draak al zijn macht en kracht verleende. De valst: profeet is de antichrist. Zoals Christus de ware profeet is, zo is de antichrist de profeet van de leugen en de valse leer. Uit de bek van de draak en uit die van het beest en uit de mond van de antichrist komen drie onreine geesten.

Johannes ziet ze als glibberige, weerzinwekkende, onreine kikvorsen. Dat zij uit de bekken of uit de mond komen, wijst op een afschuwelijke dwaalleer, de allerslechtste die ooit op aarde verkondigd en geloofd werd. De draak zelf werkt mee door kracht van tekenen en wonderen, zodat de machthebbers in de geestelijke, politieke en culturele wereld "verbijsterd" en volgzaam gemaakt worden.

In 2 Thessalonicenzen 2:11,12 spreekt de apostel in dit verband: "En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid". Zo worden de koningen der wereld "verlokt" om zich te verzamelen en hun krachten te bundelen tot de eindstrijd in de hemelse gewesten. Het tijdstip hiervan wordt evenwel niet door de draak en de zijnen bepaald, maar deze dag is door de almachtige God vastgesteld!

 

Openbaring 16:15 


Zie, Ik kom als een dief. Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde.

Christus zelf onderbreekt een ogenblik de schildering van dit drama van de eindtijd. Een laatste waarschuwing wordt gegeven om zich niet open te stellen voor de afschuwelijke verleiding der boze geesten, die in vers 14 genoemd worden. Wat toch is het plan van deze duistere machten? Op aarde heeft de antichrist zijn doel bereikt. "Hem werd macht gegeven om tegen de heiligen oorlog te voeren en hen te overwinnen" (13:7).

Maar bij het uitgieten van de zeven schalen is de gemeente van Jezus, na in een punt des tijds veranderd te zijn, in de hemel en dus onbereikbaar voor aards geweld. Op welke wijze moet de antichrist dan nog strijden? Hij zal de aanval van de aarde naar de hemel moeten verplaatsen. Toen zij nog op aarde waren. hadden de zonen Gods hun verblijf in de hemel en daar streden ze tegen de overheden en machten van het rijk der duisternis. De duivel met zijn trawanten is nu op de aarde geworpen.

De hemel wordt volkomen beheerst door het Lam en zijn vrijgekochten. Als de antichrist de ware gemeente en haar Hoofd wil overwinnen en zich meester maken van haar plaats, zal hij de hemelse gewesten binnen moeten gaan. Daarom zal de antichrist nu de methode van de zonen Gods trachten te imiteren. Hoe werd door dezen de overwinning behaald?

Door hun verbondenheid met de Heilige Geest. Zo zullen nu de zonen des verderfs verbonden met de machten der hel, hun strijd voeren. Onze gedachten gaan opnieuw terug naar het ogenblik dat de kinderen Israëls bij hun uittocht uit Egypte op wonderlijke wijze gered werden. God baande voor dit volk een pad door de Rode Zee. Wij weten dat Farao toen de euvele moed opbracht om met zijn volk ook deze weg te gaan. Met zijn paarden en wagens bereikte deze onderdrukker het midden van de zee. Daar verschrikte de Here hen vanuit de vuurkolom en wolk. Zijn leger raakte in paniek. Op het woord des Heren, gesproken door Mozes, sloten zich de wateren, en Farao en zijn leger kwamen om.

De antichrist zag hoe het volk des Heren op wonderlijke wijze door de glazen zee gegaan was en weggenomen werd van de aarde. Hij tracht nu deze gemeente nog na te jagen tot in de onzienlijke wereld, maar hij zal omkomen in deze zee van glas met vuur vermengd.

Wij komen nu tot de vraag: wat betekent de beeldspraak "zijn klederen bewaren, naakt wandelen en het zien van iemands schaamte of schaamdelen"? In 2 Corinthiërs 5 spreekt de apostel over het feit, dat de kinderen Gods bij het neerhalen van hun aardse woontent (dus bij het sterven) van Godswege een gebouw bezitten, een woning die niet met handen gemaakt is, maar eeuwig in de hemelen. Bij zijn sterven verlaat de christen zijn uitwendige mens en zijn inwendige mens bezit dan een beschutting in de onzienlijke wereld.

Paulus spreekt in dit verband over een kleed. In vers 2 zegt hij: "Hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden, als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden". Het is dus mogelijk dat men bij het sterven geen "kleed der gerechtigheid" heeft. De inwendige mens is dan naakt. Veronderstel dat zo'n mens verbonden was met onreine geesten. Zolang de mens nog in zijn lichaam is, is deze gemeenschap verborgen. Valt het aardse kleed weg, dan wordt openbaar met wie de verborgen mens des harten verbonden is. Het wezen van de zonde, de verbinding met de machten der duisternis, maakt hem tot schande. Deze schaamte wordt dan gezien.

Paulus sprak ook nog van de mogelijkheid dat iemand uit het lichaam treedt, zonder dat hij sterft. In 2 Corinthiërs 12:2 staat: "Of het in het lichaam was, weet ik niet, of dat het buiten het lichaam was, weet ik niet, God weet het - dat die persoon weggevoerd werd tot in de derde hemel". Als duivelse imitatie en tegenhanger horen wij, hoe bij spiritistische seances mediums uit hun lichaam treden. Men spreekt in dit verband over een astraal- of sterrenlichaam, waarmee men zich buiten het stoffelijke lichaam elders vertonen kan.

De gemeente van de antichrist is een spiritistische kerk. Wanneer de verleidende geesten over de wereld gaan, doen zij grote tekenen en wonderen (vers 14). Hun bedoeling is om legerscharen te werven, die in staat zij n om de strijd aan te binden met Christus en zij n gemeente in de hemelse gewesten. Voor de strijd in de hemelse gewesten hadden de zonen Gods de doop in de Heilige Geest en de geestelijke gaven nodig. Miljoenen ontvangen door middel van een leugenleer de doop in de geest van de antichrist.

Door deze macht worden de mensen toegerust om op spirituele wijze in de onzienlijke wereld te opereren. Op het signaal van de valse profeet, de grootmeester van alle toverij, zullen de zonen des verderfs in trance geraken. In deze geestvervoering kunnen zij zich naar de hemelse gewesten verplaatsen. Dan volgt een titanenkamp om de hemel te bestormen. In onze dagen zien wij reeds de mogelijkheid dat zelfs via een televisieprogramma door middel van hypnose vele slachtoffers gemaakt worden. Ook door gebruik van opwekkende en verslavende middelen, waardoor men "high" wordt, is men in staat zich in werelden te verplaatsen, die voor de natuurlijke mens afgesloten gebieden zijn. De waarschuwing gaat over de aarde: "Zie, Ik kom als een dief". Op deze tocht van de gemeente van de antichrist naar de onzienlijke wereld volgt namelijk geen terugkeer. Wanneer de lichamen der mediums daar roerloos neerliggen en hun geesten optrekken tegen de heerscharen in de hemel, zal plotseling het oordeel komen en zullen zij van hun bases (hun lichamen) afgesneden worden. "

Terwijl zij zeggen: het is alles vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen". Als tegenstelling voegt de apostel in 1 Thessalonicenzen 5:4 toe: "Maar gij broeders, zijt niet inde duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dags". Zij die tot de duisternis behoren, komen in trance, of gebruiken middelen om "high" te worden. "Want die slapen (door hypnose of als medium), slapen des nachts (in de duisternis) en die zich bedrinken (gebruik maken van opwekkende middelen), zijn des nachts dronken".

Voor de ware kinderen Gods geldt het: "God heeft ons niet gesteld tot toom, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, die voor ons gestorven is, opdat wij, hetzij wij waken (leven bij zijn komst), hetzij wij slapen (gestorven zijn), tezamen met Hem zouden leven". (1 Thess. 5:9,10).

Voor wie in die tijd niet luistert naar de verleidende geesten, is er nog een mogelijkheid van behoud. De stem van de Heer klinkt: "Zalig hij die waakt en zijn klederen bewaart". Dezelfde stem sprak eens: "Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen". De debielen, de geestelijk gestoorden, de beschadigden naar de geest, zijn niet gelukkig vanwege hun defecten, maar omdat het evangelie van het Koninkrijk der hemelen hun een weg tot bevrijding, verlossing en genezing biedt.

Op deze wijze wordt ook hier het woordje zalig gebruikt, om aan te duiden dat na de ondergang van de antichrist en zijn rijk, voor hen die aan zijn experimenten niet hebben meegedaan, een tijd aanbreken zal, dat de aarde kennis zal maken met het heil in het vrederijk van Jezus Christus.

 

Openbaring 16:16 


En Hij verzamelde hen op de plaats, die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmágedón.

Met de Statenvertaling en ook andere overzettingen lezen wij: "En zij hebben hen vergaderd". De verleidende geesten die over de wereld gingen, deden hun heilloos werk. In dit verband denken wij aan een gebeuren, dat beschreven staat in 1 Koningen 22:19-22.

In de hemelse gewesten wordt door God de vraag gesteld, wie Achab verleiden zou, op te trekken naar Ramoth in Gilead, waar hij een smadelijk einde zou vinden. Een leugengeest treedt naar voren en spreekt: "Ik zal hem verleiden. De Here vroeg hem: waarmede? Hij antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in staat zijn; ga heen en doe het".

Het is voor praktisch alle uitleggers wel duidelijk dat het in vers 16 gaat om een strijd tegen Jezus Christus en zijn gemeente. "En ik zag het beest en de koningen der aarde (de tien horens) en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger". (19:19).

Degene die op het paard zat, is Jezus Christus als het Woord Gods en Hij wordt gevolgd door de heerscharen, die in de hemel zijn. Zij volgen Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen (19:13,14). Hier is dus geen sprake van een krijg tussen twee aardse legers, of een strijd van antichristelijke legers tegen het natuurlijke volk Israël, waarbij God van boven plotseling zou ingrijpen. Het is geen strijd op de aarde, maar in de geestelijke wereld. Er is sprake van een oorlog tegen Jezus Christus en zijn verheerlijkte gemeente! Het is duidelijk dat Harmágedon dan geen geografische plaats kan zijn.

Er is geen plaats op aarde die Harmágedon genoemd wordt. Men zal haar tevergeefs zoeken, want zij bestaat niet! Het is dwaasheid, te veronderstellen dat aardse legers met al of niet moderne wapenen oorlog in de hemel kunnen voeren. Sommigen menen dat de profetieën uit het oude verbond niet voor de gemeente gelden, zoals 1 Petrus 1:10-12 uitdrukkelijk vermeldt, maar dat deze zien op een aards, natuurlijk volk Israël. Dit volk zou dan na de overwinning op de legers van de antichrist, volgens een geliefkoosde tekst het wapentuig van de vijand in brand steken: "Kleine en grote schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren - zeven jaar lang zullen zij daarmee hun vuur stoken!" (Ez. 39:9).

Maar het lijkt ons niet waarschijnlijk dat een komende wereldoorlog met de wapenen der volkeren uit het stenen en bronzen tijdperk gevoerd wordt. Terwijl de wetenschap zich vermenigvuldigd heeft! (Dan. 12:4).

Deze opsomming is een schaduwbeeld van de wapenen en methoden die alle eeuwen door de vijand gebruikt zijn tegen de gemeente van Jezus Christus en die nu tenietgedaan worden (vergelijk Ef 6:16).

Harmágedon is vermoedelijk een Griekse verbastering van het Hebreeuwse Her-Megiddo: de berg Megiddo. Megiddo betekent plaats van troepen; stad waar veel soldaten liggen". In de Openbaring zijn er twee bergen, die een verzamelpunt zijn voor de strijd in de hemelse gewesten. In hoofdstuk 14:1 was sprake van de berg Sion, waar het Lam stond, omringd door een schare van honderdvierenveertigduizend, op wier hoofden zijn naam en de naam zijns Vaders geschreven stonden.

Zij waren de zonen Gods, die het Lam volgden waar Hij ook heenging. Van deze overwinnaars wordt gemeld, dat in hun mond geen leugen gevonden werd en dat zij onberispelijk waren. Als tegenhanger van de berg Sion, beeld van de kracht van de Heilige Geest, waarop de ware kerk rust, lezen wij hiervan de berg Megiddo. Hier verzamelen zich allen voor wie geldt: "En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven, opdat allen worden geoordeeld, die de waarheid niet geloofd hebben, doch een welgevallen hebben gehad in de ongerechtigheid.

De berg van Megiddo stelt het beest uit de afgrond voor, de tegenhanger van de Heilige Geest. Op deze berg verzamelt zich rondom de antichrist - met twee horens als die van het Lam - zijn gemeente, de elitetroepen uit het rijk der duisternis. Vanuit onze eigen strijd in de hemelse gewesten kunnen wij bij benadering ons een voorstelling maken van wat daar gebeurt. Verbonden met Gods Geest strijdt onze geest in de onzienlijke wereld tegen de machten en overheden van het rijk van satan.

Demonen worden met het Woord van God in de naam van Jezus door de kracht van de Heilige Geest gebonden en naar de afgrond verwezen. BIJ de slag van Harmágedon probeert de duivel het andersom. Hij verlangt terug te keren naar zijn oorspronkelijke plaats. Zijn bedoeling is nog steeds op te stijgen boven de hoogten der wolken (zie het beeld der gemeente als wolk bij 14:14) en zich aan de Allerhoogste gelijk te stellen (Jes. 14:14).

Daar God de mens bestemd heeft om met Hem in zijn troon te zitten, tracht satan zijn doel te bereiken door middel van de gemeente van de antichrist. Daartoe zal hij eerst Christus met zijn gemeente in de hemelse gewesten moeten overwinnen en verlagen. De grote leugen die hij laat verkondigen is de dwaling, dat de duisternis het Echt kan verdrijven. Veronderstel dat iemand zich des nachts in een vertrek bevindt, waar een lamp helder brandt. Hij werpt de vensters open en ziet de omringende duisternis.

Het is onmogelijk dat het licht in de kamer door deze duisternis verdrongen kan worden. Het licht baant zich echter wel een weg in de donkere nacht. Nooit kan de duisternis het licht overwinnen. In Psalm 2:2,3 wordt het verloop van de strijd vermeld. "De koningen der aarde scharen zich in slagorden en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen!". Wij zagen reeds wie deze "koningen der aarde" zijn.

Wij wezen op de tien horens, die op één uur macht met het beest ontvangen. Van deze geestelijke overheden kan gezegd worden, dat "God ze overgegeven heeft aan de ketenen der duisternis, om tot het oordeel bewaard te worden" (2 Petr. 2:4 St.Vert.)

In Judas 6 staat, dat God ze met eeuwige boeien aan de duisternis ketent. Nimmer kan daarom een boze geest behouden worden. Hij blijft geketend aan de duisternis "ver van het aangezicht des Heren!" (2 Thess. 1:9).

Deze boeien willen ze in Harrnágedon verbreken. Ze willen terugkeren naar het licht en indringen in het Godsrijk. Door middel van hun verbondenheid met de menselijke geest trachten zij dit doel te bereiken. Het antwoord van de Here God bij deze aanval op Christus en zijn gemeente luidt: "Die in de hemel zetelt, lacht; de Here spot met hen. Dan spreekt Hij tot hen in zijn toom, en verschrikt hen in zijn gramschap: Ik heb immers mijn koning gesteld over Sion, mijn heilige berg. Ik wil gewagen van het besluit des Heren: Hij sprak tot mij: Mijn zoon zijt gij; Ik heb u heden verwekt. Vraag Mij en Ik zal volken geven tot uw erfdeel, de einden der aarde tot uw bezit. Gij zult hen verpletteren met een ijzeren knots, hen stukslaan als pottenbakkerswerk". (Ps. 2:4-9).

De uitdrukking "die in het Hebreeuws genoemd wordt Harmágedon" vestigt de aandacht op de zinnebeeldige betekenis van deze berg, die slechts door bekendheid met de bijbelse geschiedenis verstaan kan worden. Aan de voet van de berg van Megiddo ligt het dal van Megiddo, of van Esdrelon, of van Jizreël. De Israëli's noemen haar nu de Emek, dat is de vallei. Zij is bekend vanwege haar vruchtbaarheid. Het is de streek waar het leger van Sisera een smadelijke nederlaag leed.

Richteren 4 verhaalt, hoe Barak zijn voetvolk op de berg Tabor (waarschijnlijk de berg der verheerlijking" in Mattheüs 17) verzamelde. Onverwacht stortte hij zich met tienduizend man op het vijandelijke leger, dat zich in de vlakte bevond, met Megiddo in de rug. Van zijn bliksemactie (Barak betekent bliksem) zong Debora: "Achter hem stormde men het dal in".

De overstroming van de beek Kison maakte de operatie van de vijandelijke strijdwagens onmogelijk, want "de beek Kison sleurde ze mee". Het opmerkelijke van deze strijd was, dat zich tegelijkertijd bijzondere natuurverschijnselen voordeden: "Van de hemel streden de sterren, vanuit haar banen streden zij tegen Sisera". Is het wonder dat Johannes deze slag als beeld gebruikt van het hemelse Harmágedon?

Toen Joël profeteerde over deze menigten in het dal der beslissing, riep hij* uit: "Doe, o Here, uw helden daarheen afdalen!" (3:11). Bovendien was voor het volk Gods in het oude verbond dit dal van Megiddo verbonden met de herinnering aan talrijke beslissende veldslagen. Ook Josia leverde daar slag, maar met een geheel andere afloop dan voor het volk Gods in de hemelse gewesten. In zijn visioenen ziet Johannes dus geen taferelen die zich op de aarde, maar die zich in de hemel afspelen.

Hij zag de dingen die in de hemelse gewesten zouden geschieden. De Heer had tot hem gezegd: "Klim hierheen op en Ik zal u tonen, wat na dezen geschieden moet. Terstond kwam ik in vervoering des geestes". (4:1,2).

Johannes beschreef niet de dingen van deze aarde, maar hij* hield zich bezig met de gebeurtenissen in de onzienlijke wereld, die natuurlijk hun gevolgen en doorwerking hebben in de zienlijke. Onder leiding van de antichrist, de valse profeet, met de tien koningen, worden de menigten gemobiliseerd en samen gebundeld tot een strijd in de hemelse gewesten. Men formeert een duivels gerichte kracht, waarvan gezegd kan worden, dat deze "tot de hemel reikt" (Gen. 11:4).

Van deze bezeten mensheid staat: "Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam zal hen overwinnen" (17:14).

Harmágedon is het einde van de strijd in de hemelse gewesten. Het nieuwe verbond bemoeit zich niet met aardse strijdtonelen, atoomwapens of een natuurlijk volk Gods. In Harmágedon tracht de satan de hemelse legerscharen te binden en krachteloos te maken. De mens is daar verbonden met de machten, de overheden, met de wereldbeheersers van de duisternis in die dagen en met de demonen uit de hemelse gewesten. Men heeft de lendenen omgord met de leugen en het pantser is de brutale ongerechtigheid, de voeten heeft men geschoeid met het evangelie van de haat tegen God en zijn Gezalfde.

Men heft daar het schild van het ongeloof omhoog, waardoor iedere goddelijke genade weerhouden wordt. Gestreden wordt er met de wapenen van de geest. Geen natuurlijke strijdmiddelen komen eraan te pas. De Here zal de wetteloze doden "door de adem (woord en Geest) zijns monds". (2 Thess. 2:8).

Uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan" (19:15). Alleen degenen die de strijd in de hemelse gewesten kennen, kunnen zich een voorstelling maken van de dimensie van deze krijg. Wanneer het rijk der duisternis het Godsrijk tracht binnen te dringen, is dit een wetteloze en onrechtmatige actie. De vijandelijke legermachten stuiten af op de kracht van hen die bekleed zijn met de witte klederen der gerechtigheid. Zij komen en vinden in hen niets (Joh. 14:30). Er is geen enkel contact mogelijk.

Dan blijkt het licht heerlijker dan de duisternis, de kracht van de waarheid sterker dan die van de leugen, de Heilige Geest machtiger dan het beest uit de afgrond. De strijd is snel beslist. De geesten der mensen die met de geesten der duisternis verbonden zijn, worden door het Woord Gods naar de afgrond verwezen. "En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat". Zij keren na hun uittreden niet meer terug in hun vlees, maar gaan dadelijk naar het dodenrijk. "En al de vogels werden verzadigd van hun vlees" (19:21).

Hun lichamen worden aan de ontbinding prijsgegeven. Nog rest de vraag, wat er met de antichrist gebeurt. De bijbel zegt dat deze mens niet zal sterven. De wijze waarop hij levend in de poel des vuurs geworpen wordt, komt aan de orde in hoofdstuk 19:20.

 

Openbaring 16:17,18 


En de zevende goot zijn schaal uit in de lucht en er kwam een luide stem uit de tempel, van de troon, zeggende: Het is geschied. En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen, en er geschiedde een grote aardbeving, zo groot als er geen geweest is, sedert een mens op de aarde was: zó hevig was deze aardbeving, zo groot.

In het hemelse Harmágedon woedt de strijd. Bij de zesde schaal zagen wij, hoe de vijand zich verzamelde en zich opmaakte om oorlog te voeren tegen het Woord Gods en zijn legerscharen. Nu volgt een summiere weergave van de nederlaag van de antichrist en zijn occulte gemeente. De zevende engel giet zijn fiool uit in de lucht. De lucht is hier het beeld van de onzienlijke wereld. het toneel van de strijd. De zonen des verderfs zijn juist met de inwendige mens uit het lichaam getreden om zich rechtstreeks te stellen onder de "overste van de macht(en) der lucht" (Ef. 2:2).

In deze "lucht" was ook de gemeente haar Heer tegemoet gegaan.

(1 Thess. 4:17). Daar waar de zonen Gods hun Heer ontmoeten, is ook het slagveld van de anti christelijke gemeente. God trekt in zijn volk de vijand tegemoet. Er komt een machtige stem uit de tempel, dat is uit de gemeente.

Gods troon is te midden van zijn volk en met hen heerst Hij tot mi alle eeuwigheid. De tent van God is immers bij en in de mensen! Vanuit het hemelse heiligdom klinkt de overwinningskreet: "Het is geschied!" Daarmee wordt geconstateerd dat de strijd in de hemelse gewesten beëindigd is. De afgevallen antichristelijke kerk is ondergegaan. De waarheid heeft de leugen overwonnen, en het licht de duisternis Het beest en de valse profeet worden gegrepen, en degenen die hun merkteken droegen, worden gedood.

Nu volgt nog in het kort de beschrijving van deze laatste geestelijke strijd. Er worden bliksemstralen gezien, beeld van de ontlading van de kracht Gods. De dreunende donderslagen barsten los, beeld van het geweld van de Geest Gods en van de stem Gods. De hemel en de aarde beginnen te wankelen, want: "Nog eenmaal zal Ik niet slechts de aarde, maar ook de hemel doen beven"(Hebr. 12:26).

Het onheil treft niet alleen de geesten der mensen, maar ook hun lichamen in hun mediamieke slaap. "s Heren stem op het hoogst geducht, rolt en klatert door de lucht". En de Here brult uit Sion en verheft zijn stem uit (het hemelse) Jeruzalem, zodat hemel en aarde beven. Maar de Here is een schuilplaats voor zijn volk en een veste voor de (geestelijke) kinderen Israëls (Joël 3:16).

Bij deze geweldige openbaring van de kracht des Geestes stort heel het bouwwerk van de antichrist en zijn rijk ineen. Er is sprake van een aardbeving, zó verschrikkelijk als er nooit tevoren geweest was. Hiermee wordt bedoeld dat er een ontzaglijke verschuiving plaatsvindt in het geestelijke leven op aarde, waarbij iedere antichristelijke en anti-goddelijke religie neergeworpen wordt, dat wil zeggen haar macht en invloed verliest.

 

Openbaring 16:19 


En de grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden der volken stortten in. En het grote Babylon werd voor God in gedachtenis gebracht, om daaraan de beker met de wijn van de gramschap zijns toorns te geven.

Na de aardbeving ziet de apostel nog eenmaal terug op wat er met de grote wereldkerk was gebeurd. Nu de strijd beslecht was, kon geconstateerd worden dat deze synagoge van de satan in drie stukken uiteen gereten was.

Dit betekent:

a. Een deel van de inwoners van Babylon gaf aan de oproep gehoor om uit deze stad te trekken, teneinde geen gemeenschap te hebben aan haar zonden en geen deel te krijgen aan haar plagen (18:4). Dit deel vormde de ware gemeente van Jezus Christus, die bij de zevende bazuin werd weggenomen van de aarde.

b. Uit een ander deel rekruteerde de antichrist zijn keurbende, die in de slag van Harmágedon werd ingezet en daarna geliquideerd werd.

c. Het laatste of derde deel vertegenwoordigt de christenen, die zich niet lieten bevrijden van de in hen wonende machten. Ze hadden de vergeving der zonden door het bloed van Jezus Christus aanvaard, maar leefden evenwel op oudtestamentische basis. Ze behoorden wel tot de stad Gods, maar hadden zich niet laten invoegen als levende bouwstenen tot het vormen van een geestelijk huis, dus tot een tempel Gods in de geest. Ze waren daarom bij de opname achtergebleven, maar hadden zich ook niet laten gebruiken tot het vormen van de gemeente van de antichrist.

Wij wijzen er nogmaals op, dat de kerk van de antichrist ontstaan is uit de afgevallen kerk van Christus. In 1 Johannes 4:3,6 wordt erop gewezen, dat de gemeente van de antichrist het resultaat is van de dwalingen in de kerk. Een valse leer is als onkruid: het overwoekert de goede plant en verstikt haar.

Niet alleen de kerk van de antichrist wordt weggevaagd, maar ook alle valse godsdiensten die nog resten, verliezen hun invloed en gezag. "De steden der heidenen stortten in"(Canisius-vert.). Van de organisaties der grote wereldreligies zoals het boeddhisme, het mohammedanisme, het polytheïsme, enzovoort, blijft niets meer over.

"En het grote Babylon werd voor God in gedachten gebracht." In de volgende hoofdstukken moet de ziener van Patmos de geschiedenis van Babylon en zijn ondergang opnieuw, maar dan uitvoeriger belichten. Nog eenmaal zal Johannes duidelijk en klaar moeten optekenen, hoe de kerk die de waarheid losgelaten heeft en de leugen liefgehad, haar einde vindt. Zij zal moeten drinken" de beker met de wijn van de gramschap zijns toorns".

Wij zagen reeds eerder dat de toom van God bestaat uit het ontbinden en het loslaten van zonde- en ziektemachten, die de demonische pijnigingen veroorzaken van "vuur en zwavel"(zie 7:1 en 9:14). De wijn die gedronken wordt, zijn de gevolgen van deze toom: de gruwelen, de onreinheden, de wreedheden en de ziekten. Te allen tijde heeft de toom Gods gerust op de demonen en daarmee op de mensen, die met hen waren verbonden. In de eindtijd is evenwel sprake van "de gramschap van zijn toom".

Bij deze verbolgenheid verheft zich de toom, wordt omhoog gestuwd en komt tot de grootste openbaring en krachtontplooiing. Bij deze gramschap wordt de mens verzadigd met en doortrokken van het gehele rijk der duisternis

 

Openbaring 16:20,21 


En alle eilanden vluchtten weg en bergen werden niet meer gevonden. En grote hagelstenen, een talent zwaar, vielen uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel want de plaag daarvan was zeer groot.

In het boek der Openbaring is de zee het beeld van het religieuze leven der mensen. Bergen zijn beelden van geestelijke machten. Eilanden zijn bergen in zee, dus ook uitdrukking van overheden en machten in de onzienlijke wereld, in het bijzonder in verband met de valse religies. Na de slag van Harmágedon wordt de "godsdienstige" wereld volkomen ontwricht. De dwaalgeesten en boze geesten, die de mensheid verstrikken in valse religies, weten dat nu hun einde gekomen is.

Johannes ziet deze eilanden wegvluchten naar de duisternis van het dodenrijk. De machten waarop men vertrouwd had, worden niet meer op aarde gevonden, evenmin als de duivel zelf. Tenslotte wordt de ziener op Patmos nogmaals bepaald bij de ellende, die op aarde ontstond, toen na de slag van Harmágedon al de duistere machten uit de hemel teruggeworpen werden op aarde, voordat ze met de satan in het dodenrijk werden vastgezet.

Toen de antichrist met zijn legerscharen optrok, zal hij ongetwijfeld ondersteund zijn door de afgevallen engelen. In de strijd in de hemelse gewesten wordt de gelovige immers ook bijgestaan door de heilige engelen Gods. Wanneer deze satanische legerscharen zien dat de strijd verloren is, "vallen zij wit de hemel op de mensen" aan, die op aarde zijn. Er wordt gesproken overgrote hagelstenen van ongeveer 50 kg. De zwaarste hagelstenen die mensen waargenomen hebben, hadden een gewicht van 11/2 kg.

Het is dus wel duidelijk dat hier niet over verschijnselen in de natuur gesproken wordt. Hagel valt uitsluitend bij buien en vaak bij onweer. Tijdens de "bliksemen, stemmen en donderslagen", waaronder de antichristelijke legermacht verslagen wordt, vallen deze hagelstenen, beeld van ontzaglijke grootmachten der onheilige engelen, op de mensen. Dezen weten dat hun religie geen redding geven kan, terwijl er geen gezag en macht is, waarbij zij kunnen schuilen. In hun radeloosheid en wanhoop vervloeken zij de naam van God, aan wie zij deze ramp toeschrijven.

Wanneer geroepen wordt: "Het is geschied", zijn alle macht en gezag in de geestelijke en natuurlijke wereld verdwenen. Alles ligt dan "plat". Er is niets meer dat zich op aarde en in de hemel verheft. Alle religieuze bouwsels hebben dan hun duivelse inspiraties verloren. De weg is gebaand voor hen, van wie gesproken wordt: "En ik zag tronen en zij zetten zich daarop"(20:4).

Dan komt het ogenblik dat de overwinnende hemelscharen de aarde in bezit nemen en er hun heerschappij" gaan uitoefenen, nadat de satan met zijn engelen gegrepen is en in de afgrond geworpen wordt.

 
vorige pagina terug volgende pagina