Stichting Uitgeverij Rhemaprint

De eerste brief aan de Corinthiërs
Gezag en orde in de gemeente

 
vorige pagina inhoud volgende pagina

Inleiding
 
 

Op zijn tweede zendingsreis stichtte Paulus de gemeente te Corinthe (Hand. 18:1-18). Deze plaats was de mooiste havenstad van Griekenland, en was gelegen op de landengte tussen Centraal Griekenland en de Peloponnesos tussen de Egeïsche Zee en de Ionische Zee. Deze strategische ligging maakte haar tot een handelscentrum voor de scheepvaart. De schepen uit Italië, Sicilië en Spanje kwamen aan in de havenvan Lechaeum aan de westkant en de schepen uit Egypte, Palestina, Fenicië en Klein Azië meerden in Kenchreae, aan de oostzijde (Hand. 18:18).

Corinthe dankte haar rijkdom aan het transitoverkeer tussen deze beide voorhavens. Men transporteerde de goederen over land over een afstand van acht kilometer van de ene haven naar de andere. De straten van Corinthe waren daarom in Paulus' dagen vol Romeinse, Griekse, Joodse, Syrische en Egyptische kooplieden en industriëlen, die maar één hartstocht hadden: geld verdienen.

Corinthe was wellicht zo groot als Amsterdam, met evenveel slaven als Rotterdam inwoners telt. De slaven vormden dus de grootste bevolkingsgroep. Het aantal Joden dat daar woonde schat men op vijftienduizend. De stad werd in 146 v. Chr. bij de verovering van Griekenland door de Romeinen verwoest, maar honderd jaar later bij besluit van Julius Caesar als Romeinse kolonie herbouwd. Romeinse vrijgelatenen vormden de kern van de nieuwe bevolking der herbouwde stad. Vele inwoners droegen nog echte Romeinse namen zoals Lucius, Gajus, Tertius, Quartus (zie Romeinen 16:21; de Romeinenbrief werd nl. te Corinthe geschreven) en Fortunatus (1 Cor.16:17).

De Romeinse kolonisten werden evenwel al spoedig overwoekerd door een mengelmoes van mensen uit het gehele Midden-Oosten: kooplieden, havenwerkers en vooral dus slaven. De sociale tegenstellingen waren groot: weelde naast diepe armoede. Bovendien was Corinthe een zedeloze stad met tempels voor Isis, Serapis, de Magna Mater, maar vooral voor Aphrodite, de godin der liefde, bij de Romeinen Venus en bij de Kanaämeten Astarte genoemd. Uit deze briefvalt wel af te leiden dat voor de jonge gemeente de verleiding tot zonde groot was, en dat het oude leven vaak nog heel erg trok. De haat van de Joden drong Paulus uit Corinthe naar Efeze te gaan. Hij werd vergezeld door Priscilla en Aquila (Hand.18:18). Vanuit Efeze bleef de apostel schriftelijk met Corinthe in contact. Zo schreef hij voor deze brief reeds een vroegere (5:9). De eerste brief aan de Corinthiërs is dus eigenlijk de tweede. Deze brief werd geschreven naar aanleiding van allerlei kwesties, waarop Paulus inging.

De brief aan de Romeinen is dogmatisch, maar de twee brieven aan de Corinthiërs zijn praktisch. Zij regelen de huiselijke, de burgerlijke en de gemeentelijke betrekkingen en zijn in dit opzicht ook nog leerrijk voor onze tijd. Wij worden geconfronteerd met de vraagstukken en de problemen van een jonge gemeente in haar ontstaan. Wij zien de onbeweeglijkheid van de apostel als het zijn geloof betreft, maar ook zijn liefde jegens de mens. Ook ontvouwt deze eerste brief het plan van God met de mens. De zonde kan dit wel vertragen, maar niet beletten. Het zal eindigen met de vervulling, dat God alles in allen zal zijn (15:28).

De indeling van de brief is ongeveer als volgt:

a. Inleiding: 1:1-9
b. Berisping vanwege onderlinge verdeeldheid: 1:10-4:21
c. Het sexuele vraagstuk: 5-7
d. Het wel of niet eten van offervlees: 8-11:1
e. De openbare eredienst: 11:2-14:40
f. De leer van de opstanding: 15
g. Verdere praktische raadgevingen: 16
 
vorige pagina terug volgende pagina