Stichting Uitgeverij Rhemaprint

de brief aan de Hebreeën
beknopte kanttekeningen door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

Hebreeën 2
vers 1-18


 

Hebreeën 2:1 


Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven.

'Daarom', omdat wij weten dat Christus als mens boven de engelen gesteld is en wij met Hem, moeten wij ons steeds meer verdiepen in de nieuwe weg die ons gepredikt is, want anders bereiken wij het doel niet, maar komen in een verkeerde stroom terecht en drijven af. Soms wordt 'afdrijven' vertaald door 'doorvloeien' (Statenvertaling), dat is wegvloeien, zoals water in de grond verdwijnt en niet meer gevonden wordt (2 Sam. 14:14). De Lutherse vertaling heeft: 'Opdat wij niet verloren gaan'. De bedoeling is dus: wanneer wij ons niet nauwkeurig houden aan de waarheid van het evangelie, komen we op een dwaalweg en zullen dan nimmer overwinnaar worden.

 

Hebreeën 2:2 


Want indien het woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,

Meerdere malen wordt in het Nieuwe Testament over de dienst, die de engelen bij de wetgeving verrichtten, gesproken (Hand. 7:53 en Gal. 3:19). Welke taak zij precies in dit gebeuren hadden, weten wij niet. Wel weten wij dat de woorden die God gesproken had, als een tweesnijdend zwaard hebben gewerkt.

Aan de ene kant zegt de Heer: 'Dit is uw leven', maar aan de andere kant volgde op iedere overtreding straf. Denk ook aan de engelen die tot Lot zeiden dat ze niet mochten omzien (Gen. 19:17), terwijl Lots vrouw ongehoorzaam was en stierf. Een engel sprak bij de geboorte van Simson dat zijn haar niet geschoren mocht worden. Toen hij dit toch door Delila liet afknippen, verloor hij zijn kracht (Richt. 13:5 en 16:19-22). Niet alleen de wet had kracht, maar alle woorden die door de engelen waren overgebracht.

 

Hebreeën 2:3 


hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,

Hoeveel temeer kracht heeft het woord dat door de Zoon gesproken is, die het van zijn Vader ontving. Omdat de Zoon meer is dan de engelen, is zijn woord belangrijker en van meer importantie. Niemand kan daar straffeloos aan voorbijgaan, of met Zijn woorden geen ernst maken, zonder de droevige gevolgen van zijn ongehoorzaamheid te ondervinden.

Het woord van Christus was een boodschap van heil, van heling, van herstel en van afzondering van het kwade. Wie naar zijn woorden niet luistert, wordt niet hersteld. Eerst heeft Jezus deze woorden Zelf doorgegeven, en zijn discipelen, die dag aan dag met Hem rondtrokken, hebben ze gehoord en nu op betrouwbare wijze overgeleverd. Meerdere malen schrijft Paulus in zijn brieven: 'Het woord is betrouwbaar'.

 

Hebreeën 2:4 


terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar zijn wil.

Deze betrouwbaarheid blijkt ook uit de gevolgen die het aanvaarden van het evangelie met zich brengt. Het evangelie van Marcus eindigt: 'terwijl de Heer medewerkte en het woord bevestigde door de tekenen die erop volgden'.

Het is een woord van geest en leven, en ook de tekenen en wonderen werken mede aan het herstel en aan de opbouw. Een teken van herstel is, wanneer een zieke geneest en wanneer een gebondene bevrijd wordt. Wanneer na een bevrijding een genezing plotseling intreedt, spreken wij van een wonder. Ook krachten kunnen zich in natuurlijke banen openbaren, maar ook plotseling iets uitwerken, bijvoorbeeld wanneer water in wijn wordt veranderd of de storm ineens gestild wordt. Wanneer de kracht Gods langzaam doorwerkt, zal alleen de gelovige dit opmerken. Tegenover het geweld van God, het wonder, staat het geweld van de duivel, in vernieling en plotselinge destructie. Ook nu nog is de juiste volgorde: eerst het evangelie prediken en dan zullen de tekenen het ware evangelie volgen.

Het verschil met de 'bedrieglijke wonderen' (2 Thess. 2:9) van de antichrist is dus, dat bij de laatste de wonderen voorop gaan, als introductie van deze zogenaamde wereldleraar. Dit geldt ook voor zijn aanhangers. Bovendien zijn de bedrieglijke wonderen er niet op gericht om de mens Gods voort te brengen, die tot alle goed werk volmaakt is toegerust (2 Tim. 3:16).

Om dit doel te bereiken, schenkt God bovendien de Heilige Geest. Er is sprake van 'distributies' van de Heilige Geest. Het is de wil van God dat deze over de gehele gemeente verdeeld worden en dat ieder zal ontvangen waarnaar hij zich uitstrekt 'naar de mate des geloofs dat God aan elkeen in het bijzonder heeft toebedeeld' (Rom. 12:3). Het geloof en de genadegaven hangen met elkander samen. Het is Gods bedoeling dat in de gemeente alle gaven tot openbaring komen en gedistribueerd worden over de gehele gemeenschap.

Wij merken op, dat er staat dat wij allermeest naar de gave der profetie moeten ijveren, omdat het spreken van de woorden Gods voor een ieder nodig is, zoals Petrus zegt: 'Laat al uw woorden, woorden Gods zijn' (1 Petr. 4:11).

 

Hebreeën 2:5 


Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan wij spreken, onderworpen.

De apostel heeft eerst meegedeeld dat wij als kinderen Gods, in Christus zijnde, boven de engelen zijn gesteld. Nu gaat hij nog verder. Dit geldt niet alleen voor het heden, maar dit zet zich ook in de toekomst voort, wanneer wij met Christus de bewoonde wereld zullen herstellen en regeren. Dit geldt dus voor het duizendjarige rijk en voor de nieuwe aarde.

De gemeenteleden worden dan de leidslieden en 'heilanden' voor de mensen in de toekomstige aeonen (tijdperken) (Obadja21). De geestelijke gaven worden nú ontwikkeld om later volledig te functioneren. Daarom worden ze de krachten der toekomende eeuw genoemd (Hebr. 6:5). Wij zoeken dus nu nog geen heerschappij en macht op aarde, maar alleen in de geestelijke wereld.

 

Hebreeën 2:6-7 


Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer hebt Gij hem gekroond,

Ook van bovenstaande waarheid in vers 5 wordt in het Oude Testament gesproken. Wanneer de psalmist in Psalm 8:4-6 de mens vergelijkt met de grootheid van de gehele schepping, roept hij vol verwondering uit: 'Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt?' ' want hij weet welk een hoge rang en autoriteit God de mens heeft toegedacht: 'Gij hebt hem bijna goddelijk gemaakt'. In de septuaginta staat hiervoor: 'Gij hebt hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld'. Als natuurlijk mens stond de menselijke geest op gelijk niveau met de engelen. God had hem heerschappij gegeven op de aarde, maar niet in de hemelse gewesten. Daar waren alleen de engelen machthebbers, onder de aartsengelen.

Door de zonde kwam de mens onder de heerschappij van de boze engelen. Hij was beneden de engelen gesteld, maar niet voor altijd. God heeft hem verlost door Jezus Christus en deze is de eerste mens die heerschappij heeft in de hemelse gewesten en die met eer en heerlijkheid gekroond is. Hij is de eerste aan wiens voeten God alle dingen onderworpen heeft, maar Hij zal vele zonen tot dezelfde heerlijkheid leiden.

 

Hebreeën 2:8 


alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen. Want bij dit: alle dingen hem onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle dingen onderworpen zijn;

Door de zondeval is de mens beneden de engelen gekomen en de boze engelen proberen hem onder hun heerschappij te brengen en te houden. Dit is evenwel niet voor eeuwig, maar voor een korte tijd. Wanneer iemand zich bekeert, ontworstelt hij zich aan die heerschappij van de boze machten en is er vreugde bij de engelen Gods, die hun dienende taak kunnen gaan verrichten.

Door de doop des Geestes krijgt zo'n mens allereerst heerschappij in de hemelse gewesten en komen de boze machten onder zijn voeten. Met deze heerschappij in de onzienlijke wereld keert ook terug het geschikt zijn om te heersen over de zienlijke wereld, zoals God in Genesis 1:28 gezegd had.

Bij de opstanding van de mens volgt het herstel van de ganse schepping, die om onzentwille onder de heerschappij van de vijand ligt.

Jezus is als oudste broeder ons op deze weg der heerlijkheid voorgegaan. Hij heeft het doel bereikt en heeft alle macht in hemel en op aarde. Heerlijkheid en eer zijn zijn deel. Vervuld is: 'Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is in Hem verheerlijkt' (Joh. 13:31). De eer die Hij ontvangen heeft, is; dat Hij nu de naam heeft boven alle naam en is gezeten aan de rechterhand Gods. De Vader is in Hem verheerlijkt, omdat Jezus het doel van het plan Gods bereikt heeft. Al wat Jezus nu reeds ontvangen heeft, belooft Hij ook aan zijn volgelingen die in zijn voetsporen wandelen en die overwinnen zoals Hij overwonnen heeft.

Noemt Psalm 8 alleen de zienlijke dingen die aan de mens onderworpen zijn, in het nieuwe verbond ontvangt de mens ook macht over de gehele vijandelijke legermacht.

 

Hebreeën 2:9 


maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond.

Bij de volgelingen van Jezus zien wij nog niet deze volle machts- en krachtsontplooiing geopenbaard. Het is nog in een ontwikkelingsstadium. Wij worden van dag tot dag vernieuwd en wij groeien ook gestadig naar Hem toe. Bij Jezus heeft dit evenwel zijn beslag gekregen. De hoofdzin in vers 9 luidt: 'Maar wij zien Jezus met eer en heerlijkheid gekroond'. Voor een korte tijd was Hij ook beneden de engelen gesteld, toen Hij de schuldenlast der wereld op Zich genomen had, toen alle ongerechtigheid op Hem aanliep (Jes. 53:6). Toen hebben in zijn lijden de machten der duisternis en die van de dood over Hem geheerst. De dood voerde toen heerschappij over Hem (Rom. 6:9).

Jezus heeft dit lijden ondergaan met een doel, namelijk de barrière van de zondeschuld wegnemen, opdat de genade Gods alle mensen kon bereiken. 'Want de genade Gods is verschenen, heilbrengende voor alle mensen' (Titus 2:11). Bij zijn herrijzenis was deze taak volbracht. Jezus had de sleutels van dood en dodenrijk. Hij is de laatste rechtvaardige geweest, die onder de heerschappij van de dood geweest is. 'Wie in Hem gelooft, zal de dood niet aanschouwen noch smaken' (Joh. 8:51).

 

Hebreeën 2:10 


Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken.

Het kwam overeen met het plan Gods. Hij heeft alle dingen geschapen tot zijn eer. Hij leidt en volvoert zijn plan om zijn uiteindelijk doel te bereiken. God voert Jezus, die Hij gesteld had tot een leidsman om vele mensen te behouden, tot heerlijkheid. Dit geschiedt langs de weg van lijden, opdat Jezus zo tot een volmaakt uitvoerder ervan zou worden. Een onderdeel van Gods plan was het vormen van een koninklijk priestergeslacht, door wie Hij verder handelend kon optreden. Jezus was hun tot overste gesteld en moest hen uit de duistere wereld het Koninkrijk Gods binnenleiden. Het wegnemen van de zondeschuld was als het openen van een deur, waardoor de weg vrij kwam.

 

Hebreeën 2:11 


Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen,

Heiligen betekent afzonderen van het kwaad, helen en apart stellen. Hij die heiligt is dus Jezus en zij die geheiligd worden, zijn zonen Gods. Zij zijn allen uit God geboren, dus 'uit één'. Daarom kan Jezus Zich oudste broeder noemen, de eerste onder vele broederen. Ook schaamt Hij Zich daar niet voor, omdat zij overwinnaars mogen zijn, gelijk Hij overwonnen heeft.

 

Hebreeën 2:12 


en Hij zegt: Uw naam zal ik aan mijn broeders verkondigen, in het midden der gemeente zal ik U lofzingen;

Om deze gedachten te bevestigen, citeert de apostel Paulus Psalm 22:23, waar over het lijden van Christus gesproken wordt. Reeds tijdens zijn leven heeft Jezus Gods naam bekend gemaakt: 'Ik heb uw Naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt' (Joh. 17:6). Ook staat er in Johannes 1:18: 'Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die aan de boezem des Vaders is, die heeft Hem doen kennen'. Ook is letterlijk vervuld dat Jezus temidden van zijn broeders de lofzang zong. Dit zal wel meerdere malen gebeurd zijn, maar wij lezen het in Mattheüs 26:30 en Marcus 14:26.

 

Hebreeën 2:13 


en wederom: Ik zal op Hem vertrouwen, en wederom: Ziehier ik en de kinderen, die God mij gegeven heeft.

Hier is een aanhaling uit het danklied van David in 2 Samuël 22:3, welke in onze nieuwe vertaling luidt: 'Bij wie ik schuil'. De apostel wil hiermee zeggen, dat Jezus het lijden is doorgegaan in vertrouwen op God en schuilende bij de Vader. Als overwinnaar kan Hij zeggen: 'Ziehier Ik en de kinderen die Gij Mij gegeven hebt', een aanhaling uit Jesaja 8:18. Deze kinderen zijn zijn loon, die God Hem uit de wereld gegeven heeft (Joh. 17:6 en 9). Deze kinderen 'zijn de vreugde die voor Hem weggelegd was' (Hebr. 12:2).

 

Hebreeën 2:14-15 


Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deel gekregen, opdat Hij door zijn dood hem, die de macht over de dood had, de duivel, zou onttronen, en allen zou bevrijden, die gedurende hun ganse leven door angst voor de dood tot slavernij gedoemd waren.

De kinderen waarover gesproken wordt, waren mensen van vlees en bloed. Om hun leidsman te worden en om hun schuld weg te nemen, moest Hij mens worden teneinde in hun plaats te kunnen sterven, om zodoende de straf te dragen die zij verdiend hadden. Hij moest ingaan in het rijk van de dood, om daar de tegenstander te onttronen en diens macht over degenen die gerechtvaardigd waren door het bloed van Jezus, weg te nemen. Daardoor was voor hen die in Christus geloofden en die zijn offer aanvaardden het dodenrijk toegesloten en het Koninkrijk Gods geopend.

God had gezegd: 'De ziel die zondigt, zal sterven'. Ieder die Gods Woord ernstig neemt, zal dit oordeel en deze straf vrezen. Deze verwachting van de straf des doods jaagt schrik aan. Het geloof in Jezus neemt deze vrees weg. Zij die gebukt gingen voor de angst van de dood, worden vergeleken met slaven, die door hun Meester bevrijd werden. Zij waren immers gedoemd of veroordeeld om onder de heerschappij van de koning des doods te komen, dus onder zijn slavernij te verkeren, geketend en 'in banden' des doods. Niet alle mensen die buiten de verlossing van Jezus Christus staan, zijn bewust bang voor de dood. Dit komt omdat zij de woorden van God niet serieus nemen. Jezus nam de angst weg bij degenen die wel geloven in straf en dood, maar ook het evangelie van herstel aangenomen hebben.

 

Hebreeën 2:16 


Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over het nageslacht van Abraham.

De duivel is ongehoorzaam geworden aan God en hij is in de waarheid niet staande gebleven. Hij is de kant van de leugen opgegaan. Hij is gevallen en God heeft hem voor eeuwig verstoten. De mens is ook ongehoorzaam geworden. Hij heeft ook de weg der waarheid verlaten en de leugen geloofd. Hij is ook gevallen, maar God heeft hem niet verstoten. Het kwaad is in de duivel zelf opgekomen en daarom kan hij niet verlost worden van de boze. De mens is door verleiding bezweken en wanneer hij van de boze verlost is, kan God hem weer herstellen en gebruiken. De leer van de erfzonde zegt dat ook de mens in wezen en van nature verdorven is, maar dan zou ook voor hem geen redding mogelijk zijn. De erfzondeleer is een duivelse inspiratie om de mens gelijk te schakelen met de boze.

Hoewel God door Jezus Christus de weg om het Koninkrijk Gods binnen te gaan voor alle mensen opengesteld heeft en het zijn wil niet is dat één verloren gaat, worden alleen zij behouden die geloven. Alleen die geloven in het Woord van God en in zijn plan, zijn kinderen van Abraham en worden behouden. Zij worden van alle vijanden verlost en behoeven ook geen angst voor de dood te hebben.

 

Hebreeën 2:17 


Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen.

Gods woord van herstel, van ontferming en van heil, is vlees geworden en heeft onder ons gewoond. God heeft opnieuw een man in de wereld gebracht die in alle opzichten gelijk was aan alle andere mensenkinderen. Jezus werd door de Vader Zelf op volmaakte wijze geheiligd, zodat Hij afgezonderd bleef van het kwaad. Hij is in alles zijn broederen gelijk geworden, uitgenomen de zonde. In Jezus, die voortkwam uit het menselijke geslacht, heeft God getoond dat de mens niet wezenlijk verdorven was. Ook op Hem kwamen de verleidingen, de verzoekingen en de verdrukkingen aan, en Hij weet dus wat dit voor een mens betekent, maar de Heer is hiervoor nooit bezweken.

Als een onbevlekt lam stierf Hij voor de overtredingen van zijn volk. Na zijn opstanding werd Hij de hogepriester, dat is degene die tussentreedt en de zonde van het volk verzoent. Doordat de volheid der godheid in Hem woont en Hij het uitgedrukte beeld van God is, is Hij barmhartig en getrouw, twee eigenschappen die de bijbel vele malen aan God toeschrijft.

 

Hebreeën 2:18 


Want doordat Hij zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp komen.

Als mens staat Jezus niet vreemd tegenover de listen en de pressies van de boze. Hij weet wat voor lijden dit meebrengt voor ieder die God zoekt. Hij kan een aangevochtene te hulp komen door in hem zoveel kracht van de Heilige Geest te openbaren, dat de beproefde ertegen bestand is, want er staat: 'Want Hij zal met de beproeving ook voor de uitkomst zorgen, zodat gij ertegen bestand zijt' (1 Cor. 10:13).

Zo maakt Hij zijn volk sterk in de strijd en kan Paulus zeggen: 'Zeer gaarne zal ik dan in zwakheden nog meer roemen, opdat de kracht van Christus over mij kome' (2 Cor. 12:9). In 1 Petrus 1:5 staat: 'U die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid'.

 
vorige pagina terug naar index volgende pagina