27,28. Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Maar Ik zeg u: Een teder, die een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met haar gepleegd.
Natuurlijk had de luisterende menigte menigmaal in de synagoge het zevende gebod horen voorlezen en uitleggen. Vanuit hun kennis en inzicht gaven de Farizeeën en de schriftgeleerden allerlei aanwijzingen aangaande het gebod: gij zult niet echtbreken. Hierbij discussieerden zij over allerlei problemen die zich bij het plegen van overspel voordeden. Door hen werd de vrouw gezien als het eigendom van de man en niet als een gelijkwaardig persoon. Zij werd immers voor een bruidsprijs door de man gekocht (Ex. 22:16).
De echtbreuk zag men dus in de eerste plaats als een aantasting van iemands eigendomsrecht. Bij het tiende gebod gaat het om het begeren van het bezit van de naaste: zijn huis, zijn vrouw, zijn knecht, zijn dienstmaagd, zijn rund, zijn ezel, enzovoort. Wanneer David zich vergrijpt aan de huisvrouw van Uria, vergelijkt de profeet Nathan deze daad met een roof van een klein ooilam. David had iets waardevols van zijn naaste ontvreemd, dus meereen sociaal onrecht bedreven dan een zedelijke wet geschonden. Job had meer inzicht, want hij betuigde: 'Ik had met mijn ogen een verbond gesloten, hoe zou ik dan een maagd hebben aangezien?' (Job 31:1). Uit dit alles blijkt dat men de vrouw niet beschouwde als een zelfstandig, zedelijk persoon, die gelijkwaardig is aan de man. Het evangelie van Jezus heeft de vrouw evenwel in een emancipatieproces gebracht. Het verheft de vrouw tot gelijke hoogte als de man. Zo schreef Paulus in dit verband: 'Eerst kreeg Adam zijn gestalte en daarna Eva' (1 Tim. 2:13). Het woord 'geformeerd' ziet daar op een vormingsproces, dat eeuwen en eeuwen werd geblokkeerd, maar in Christus zijn voltooiing vindt, want in Hem is geen verschil meer tussen man en vrouw.
Voor het eerst hoorden de mensen zich nu een levensregel voorhouden, die ontsproot uit de kennis der onzienlijke wereld. Voor de 'leraars der wet' gold de uitspraak van de Prediker: 'Zo zag ik, dat de mens niets kan ontdekken van het werk Gods, dat onder de zon geschiedt, want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet ontdekken' (Pred. 8:17).Jezus ontdekte echter wel de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen die sinds de grondlegging der wereld verborgen waren gebleven (Matth. 13,35). De mens voor wie dit Koninkrijk verborgen is, gaat er vanuit 'dat men de ware wijsheid bezit, wanneer men innerlijk ervan overtuigd is, dat de goddelijke geheimenissen in de omgang met de ziel niet kunnen worden begrepen' (Kanttekeningen Berliner Bibel).
Men spreekt dan wel van 'onnaspeurlijke wegen Gods'en over 'de onderkant van het borduursel waartegen men aankijkt'. De Schrift leert evenwel dat de Geest alle dingen doorzoekt, zelfs de diepste gedachten van God. En die Geest woont in ons en is ons tot een helper geworden. In zijn bergrede bracht Jezus het huwelijksleven op het terrein van het Koninkrijk der hemelen: de man die de vrouw van zijn naaste begeert, dus het tiende gebod overtreedt, heeft reeds zijn vrouw losgelaten en onrechtmatig nieuwe banden aangeknoopt en daarmee het zevende gebod ook geschonden.
Waarom is echtbreuk eigenlijk zondig? Waarom mag de man slechts één vrouw hebben en geldt dit gebod niet voor de dierenwereld? Omdat het menselijke huwelijk de gemeenschap uitbeeldt tussen Christus en zijn gemeente. Zo schreef Paulus in Efeziërs 5:31 over de geestelijke betekenis ervan: 'Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en de gemeente'.
In dit beeld vertegenwoordigt Christus de vader, totdat onze Heer ook Zichzelf onderwerpt- zoals de vrouw aan de man - en God dan alles in allen zal zijn. Ondanks de zondeval blijft God de mensheid als eeuwige partner zien. Hij neemt geen trouw gebleven engelen aan, maar alleen het Israël Gods, het ware zaad van Abraham. In het huwelijk nu worden in alle omstandigheden deze onveranderlijke liefde en trouw uitgebeeld. De mens die met afgoden gemeenschap heeft, zondigt tegen de eerste tafel der wet, welke eist dat wij God boven alles zullen liefhebben.
Wie ontrouw is tegen zijn huwelijkspartner, zondigt tegen de tweede tafel der wet, want wie zijn eigen vrouw niet liefheeft, zijn allernaaste, heeft zichzelf als beeld Gods niet lief (Ef 5:28). Afgoderij en echtbreuk komen uit dezelfde bron voort. Merkwaardig is daarom dat polytheïsme en atheïsme beide het zuivere huwelijksleven aantasten. De ingeschapen wet is, dat de mens God liefheeft en buiten Hem geen rust en vrede bezit, en dat de man zijn vrouw liefheeft en in deze ene alleen 'een hulp heeft, die bij hem past' (Gen. 2:18).
Paulus was voor zijn bekering de ingeschapen wet van God kwijt. Hij erkende dat hij niet wist dat de begeerlijkheid of beter 'begeerte' eigenlijk zonde was. Hij meende dat zijn gedachten tolvrij waren, want men kon immers voor dit kwaad niet voor de aardse rechter worden gedaagd. De wet van Mozes had hier ook geen straffen voor. Het laatste gebod van de goddelijke wet houdt evenwel rekening met de onzienlijke wereld. Daarom schreef de apostel: 'ja, ik zou de zonde niet hebben leren kennen, tenzij door de wet; immers, ook van de begeerte zou ik niet geweten hebben, indien de wet niet zeide: gij zult niet begeren' (Rom. 7:7).
Paulus miste dus voorzijn bekering een zuiver, innerlijk leven. Hij kon niet zingen: 'Ik draag uw heil'ge wet, die Gij den sterv'ling zet, in't binnenst' ingewand' (Ps. 40:4, berijmd). Ook niet: 'De wet van God is in mijn hart, mijn schreden wankelen niet' (Ps. 37:31).
De tragiek van de wettische Jood en de natuurlijke christen is, dat zij 'vlees zijn, verkocht onder de zonde' (Rom. 7:14). Voor wie het puur geestelijk leven mist, is de wet een dam, die het water van de zondige begeerten alleen maar doet stijgen. De begeerte - in ons verband de seksuele - wordt immers bij zulke mensen geactiveerd door lustgeesten, want 'toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven' (Rom. 7:9).
De geesten die de begeerte in een verkeerde richting stuwen, laten zich niet uitdrijven door het gebod. De fatsoenlijke zondaar, die krampachtig strijdt, begint daarom 'te sterven'. Hij zegt: 'Indien je in mijn hart kon zien, zou je schrikken'. Hij is innerlijk niet rein, heeft geen overwinning en raakt steeds verder van God af. De inwonende machten maken in het hart van de wellustige christen, wiens ogen vol overspel zijn, scheiding tussen God en zijn ziel. Jezus zei dat de zogenaamde bijbel- en wetsgetrouwe mensen op wit gepleisterde graven gelijken, die van buiten wel schoon schijnen, maar die van binnen vol dorre doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn (Matth.23:27).
Soms gaan bij zulke wetsbetrachters de onreine geesten er voor een tijd uit en wordt hun levenshuis met bezemen gekeerd. De onreine geest zegt dan na een bepaalde periode: 'Ik zal terugkeren naar mijn huis, waar ik ben uitgevaren'. De macht blijft dus het huis claimen, want hij noemt het 'mijn huis' (Matth. 12:44).
'Vrome' geesten moeten zich inspannen en het is bekend, dat onreine geesten dikwijls onder de dekmantel der 'vrome' geesten werken. Het onoplosbare probleem voor zulke christenen is, dat zij van geen onreine geesten willen horen of domweg poneren, dat een kind van God niet gebonden of bezet gebied kan zijn. Daarom laten zulken zich ook niet bevrijden door de kracht van de Heilige Geest in de naam van Jezus. Hij sprak evenwel: 'Zalig zijn de reinen van hart'. Dezen zijn nu zalig, want zij zijn bevrijd en hebben de onreine geesten overwonnen.
Bij het zondig begeren van de man trekt diens innerlijke mens de vrouw die hem niet toebehoort naar zich toe. Zijn begeerte is dus een zuigkracht, die de vrouw van haar eigen man tracht los te maken of beslag wil leggen op een ongehuwde vrouw. De apostel spreekt van zo iemand, dat hij 'brandt van begeerte'. Hij wordt dan overheerst door de onreine geesten, die de begeerte bevruchten, dus de begeerte uit de ingeschapen wet van God of uit de gedachten van God losmaken (Jak. 1:15).
Jezus maakt het ons duidelijk dat het onwettig begeren wel niet in de natuurlijke wereld strafbaar is, maar toch aan het goddelijke gericht niet voorbijgaat. In het oude verbond kwam de mens alleen in het natuurlijke gericht door de overspelige daad, maar het evangelie van het Koninkrijk der hemelen dat zich met de totale mens bezighoudt, kent ook een gericht in de onzienlijke wereld.
De bedoeling van de uitspraak van Jezus is: Je bent niet alleen met je vrouw één vlees, maar je moet ook één zijn naar de innerlijke mens. Daarom mag je ook niet met een ongelovige huwen. Je mag wel een ongelovige knecht nemen, maar geen ongelovige vrouw, want je kunt je vrouw in de onzienlijke wereld niet loslaten. Je bent met de hele vrouw gehuwd en de vrouw met de gehele man. Indien de natuurlijke gemeenschap om bepaalde redenen stagneert, ben je nog innerlijk met haar of hem verbonden.
Het is opvallend dat Jezus Zich hier alleen tegen de man richt. Hij zegt immers: wie met begeerte naar een vrouw ziet, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart. Ook in de wet van Mozes, die door een barmhartig mens gegeven werd, wordt eerst de man aangesproken: 'En een man, die echtbreuk pleegt met iemands vrouw, echtbreuk pleegt met de vrouw van zijn naaste - welke man hij moet liefhebben - zal zeker ter dood worden gebracht; zowel de overspeler als de overspeelster' (Lev. 20: 10).
De man wordt terecht voor de 'hoofddader', gehouden, want hij is de actieve deelgenoot in de gemeenschap. Hij kan er niet toe worden gedwongen, maar de vrouw wel. De orthodoxe Farizeeën en schriftgeleerden brachten echter alleen de vrouw, 'die in overspel gegrepen was', tot Jezus. De man hadden ze laten gaan. 'Vrome' geesten spreken altijd over de verleidster en over 'slechte' vrouwen. Zij laten de man veelal buiten schot.
Luther schreef bij deze tekst: 'Het is niet mogelijk te verhinderen dat de duivel met boze gedachten 'in het hart schiet, maar zie toe, dat gij zulke pijlen niet laat steken en ingroeien, maar ze wegwerpt. Doet dan, gelijk in oude tijden iemand geleerd en gezegd heeft: Ik kan niet verhinderen, dat mij een vogel over het hoofd vliegt, maar dit kan ik wel verhinderen, dat hij in mijn haar nestelt, of de neus afbijt. Wanneer het dus bij het invallen der gedachten blijft, wanneer men zich er niet mee inlaat, hoewel zij aankloppen, is dit wel zonde, doch 'in de algemene vergeving opgenomen, omdat wij niet in het vlees kunnen leven, zonder zonde, en een ieder moet zijn duivel hebben, zoals ook Paulus klaagt in Romeinen 7:18'.
Luther ging ervan uit, dat de uitdrukking van onze Heer: de duivel vindt in Mij niets niet voor ons zou kunnen gelden. De christen kan evenwel in de vrijheid staan met welke Christus hem heeft vrijgemaakt. Hij kan door de kracht van de Heilige Geest de onreine geesten met hun inspiraties, die zijn seksuele begeerten willen bevruchten, weren, weerstaan en overwinnen.
Tenslotte moeten wij er natuurlijk wel rekering mee houden, dat de zondige seksuele begeerte even goed van de vrouw kan uitgaan als van de man. Denk maar aan de dochters van Jeruzalem, 'die rondliepen met gerekte hals en lonkende ogen' (Jes. 3:16). Voor het gericht in de geestelijke wereld geldt dan ook voor de vrouw hetzelfde als voor de overspelige man. Ook al gaat het begeren van de vrouw - in haar flirt - niet direkt uit naar de overspelige daad en vindt zij haar voldoering reeds in het feit begeerd te zijn, dan valt zij toch onder het oordeel in de geestelijke wereld.
29. Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde.
Het 'aanzien' naar een vrouw heeft te maken met het oog. Vondel, die zelf een goed huwelijk had, dichtte in 'Joseph in Egypten': 'Sluit voor begeerte uw graag gezicht; zij loert, zij loert om 'in te varen. Sluit d'ogen, vensters van het licht, indien gij wilt uw hart bewaren. Want zo begeerte eens binnensluipt, zal bederf en jammer baren, dat eeuwig smert en eeuwig druipt'. Het is duidelijk dat hier niet wordt bedoeld, dat het rechteroog orgaan zou moeten worden uitgetrokken, want met het linkeroog neemt men immers ook waar.
Het gaat hier om het innerlijke oog dat bij het inwendige geestelijk lichaam behoort. De apostel schreef immers: 'Is er een natuurlijk lichaam, dan bestaat er ook een geestelijk lichaam' (1 Kor. 15:44). Dit wordt gevormd door de ziel en de geest, die beide tot de onzichtbare wereld behoren. Dit oog functioneert dus in het onzienlijke Koninkrijk der hemelen. Het innerlijke oog kan door onzichtbare, onreine geesten worden gedirigeerd. Het 'ergert' de mens, zo luidt de Statenvertaling. Het Griekse werkwoord is 'skandalizoo', dat de betekenis heeft van iemand ten val brengen, dus in dit verband doen struikelen in zijn huwelijk.
In hoofdstuk 6:22 zegt de Heer: 'Indien uw oog slecht of boos is, zal geheel uw (geestelijk) lichaam duister zijn'. Wie één gebod overtreedt, is schuldig aan de gehele wet (Jak. 2:10). Bovendien gaat het kwaad van de onzedelijkheid niet buiten het natuurlijk lichaam om. Wie bijvoorbeeld steelt, verontreinigt nog niet zijn lichaam, maar wie hoereert of overspel bedrijft, onteert zijn eigen lichaam. In1 Korintiërs 6:18 wordt opgemerkt: 'Elke andere zonde, die een mens doet, gaat buiten zijn eigen (natuurlijk) lichaam om. Maar door hoererij bezondigt men zich aan zijn eigen lichaam. Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest?'
Bij echtbreuk geldt, wat Paulus in Romeinen 1:24 zegt over allerlei andere seksuele zonden, dat het lichaam door de onreinheid onteerd wordt. Wie hoererij bedrijft, wie met de daad homo-erotisch is, wie masturbatie toepast, kan het Koninkrijk Gods niet beërven (Gal. 5:19-21). Het oog is boos, wanneer het met onreine machten is verbonden. Zo'n geest beheerst dikwijls van de vroege morgen tot de laat avond het hele bestaan van de zondaar.
Jezus zegt hier nu: ruk dit oog uit en breek radicaal met deze vijand, die je oog misbruikt, want anders dringen er nog meer machten binnen. Denk alleen maar aan de leugengeesten die de echtbreker vergezellen. Uitrukken en wegwerpen doet men boze geesten. Het uittrekken ziet op het 'ontbinden' van de lustgeesten, zodat ze losgemaakt worden van de mens. Het wegwerpen ziet op het verdrijven van de onreine geesten. Jesaja vergelijkt dit met het wegwerpen van een vast in elkaar gerolde kluwen, die als een bal naar een uitgestrekt land wordt geworpen (Jes. 22:18)
De mens die blijft zondigen, wordt onherroepelijk een willoze prooi van de demonen. Paulus schreef dat God zulke verharde zondaars loslaat of 'overgeeft aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt' (Rom. 1:28). Wij denken bijvoorbeeld aan wat onze Heer sprak tot de valse profetes Izébel te Thyatira. Door haar valse leringen verleidde deze vrouw sommige gemeenteleden. Zij werd met haar volgelingen door de Heer losgelaten en overgegeven aan de demonen met wie ze gemeenschap had. Dezen maakten haar ziek, en brachten allen die met haar zondigden in grote ellende.
Met haar verwerpelijk denken was zij doorgedrongen tot 'de diepten van de satan' en toen zij 'aan de satan werd overgegeven' gaf deze haar 'het verdiende loon' (Openb. 2:18-25). Zo vernam Paulus dat in de gemeente te Korinte een man was, die met de vrouw van' zijn vader samenleefde. Hij leverde deze man in de naam van Jezus over aan de satan, tot verderf van zijn vlees, opdat zijn geest nog zou worden behouden 'in de dag des Heren. De machten die hem zondigen deden, zouden nu vrijelijk ook in zijn lichaam kunnen toeslaan, zodat dit een prooi zou worden van ziekte en ellende (1 Kor. 5:1-5).
Wie zijn lichaam door onrechtmatige seksuele handelingen ontwijdt, stelt zich als slaaf in dienst van de wetteloosheid of van het verderf. De apostel schreef. 'Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid?' (Rom. 6:16). In 1 Johannes 5:16 is er sprake van een 'zonde tot de dood', dat is dus een zonde waarbij de mens ten volle is overgeleverd aan de machten der duisternis, die hij naar zich toehaalde en met wie hij zich verbond.
Johannes merkt hierbij op dat de gemeente niet meer voor zulke mensen moet bidden, dus op de bres moet gaan staan. Misschien zal dan de geest van de zondaar in het oordeel nog worden gered, omdat hij in de diepte van zijn ellende het kwaad heeft leren haten. Wie zich evenwel niet bekeert - misschien omdat hij geen verderf in zijn natuurlijk lichaam ondervindt wacht een eeuwig verderf. Het natuurlijk lichaam keert dan terug tot het stof waaruit het was opgebouwd, maar de Heer spreekt hier over het 'ten verderve' (verloren) gaan van het gehele lichaam, dus ook van het onzichtbare geestelijk lichaam.
Bij het laatste oordeel wordt dit lichaam met de onreine geesten aan wie het zich beschikbaar stelde, een prooi van de poel des vuurs, die voorde duivel en zijn engelen bereid is, maar waarin de mens terecht komt die de duisternis liever heeft gehad dan het licht.
30. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want bet is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare.
Wie zijn rechteroog uitrukt, is een zeer belangrijk orgaan kwijt. Zonder rechteroog kon men geen krijgsman meer zijn, geen boog meer hanteren en geen pijl meer afschieten. Daarom dreigde koning Nahas de inwoners van Jabes in Gilead allen het rechteroog uit te steken (1 Sam. 11:2). Jezus sprak: ruk dit oog uit in de geestelijke werelden maak dan een scheiding. Hij herhaalde deze belangrijke raad met een ander voorbeeld: als je rechterhand je tot zonde verleidt, houw haar af en werp haar ver van u weg. In de rechterhand zit bij de meeste mensen immers de grootste kracht.
De hand van het geestelijk lichaam grijpt iets door haar begeerte. Jezus zegt: kap met de zondige begeerte. In Mattheüs 18:8 spreekt de Heer nog over de voet, die iemand tot zonde aktiveert. Hij vervolgt dan: 'Het is beter verminkt of kreupel ten leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden'. Met een boos oog en een verkeerde hand gaat men het Koninkrijk Gods niet binnen. Daarom ruk het uit en kap haar af. Wie zo verminkt binnengaat, kan herstel ontvangen.
Men is verminkt als men met 'de vreemde vrouw' heeft gebroken, maar eigen vrouw nog niet liefheeft. Men begeert niet meer het huis van de naaste, maar men is toch nog niet tevreden met eigen woning. In Jakobus 3:6 staat letterlijk: 'En de tong, een vuur, de wereld van ongerechtigheid'. De tong is of wordt een vuur, wanneer zij verbonden is met de zondige geestenwereld. De kwade tong neemt dan haar plaats onder de leden in als iets, dat het gehele lichaam bezoedelt. Leg daarom de oude mens af als een vuile mantel.
Op aarde behoef je niet alles uit het leven te halen. Misschien is de andere vrouw knapper en aanlokkelijker: breek dan met het boze oog. Kap ook ter wille van je behoud de boze hand af, die door driftmachten wordt misbruikt, ruk de tong uit die roddelt en lastert en laten uw voeten niet snel zijn om aan je zondige begeerten te voldoen. Het is goed dat de roker zijn tabak inlevert, maar tegelijker tijd moet hij breken met de nicotinegeest die hem tot slaaf maakt. De drinker moet zijn flessen wegwerpen maar ook breken met de drankduivel, want anders brengen zijn voeten hem toch weer naar de slijterij.
De apostel zei dat een afgod niets is, maar de onzienlijke demonen zijn ermee verbonden. Breek daarom met de okkulte geestenwereld. Wie okkult gebonden geweest is, kan zich niet permitteren in de krant nog eens een horoscoop te lezen, of een kaartje met een toekomstvoorspelling op een fancy-fair te trekken. Versier daarom uw huis niet met afgods- of heiligenbeelden, of andere aan de goden gewijde kunstvoorwerpen. Wie geldgierig is, zal zich moeten laten bevrijden en voortaan dubbel moeten uitkijken, opdat de mammon hem niet opnieuw in zijn netten vangt. En wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle door ergens weer kontakten te leggen met de demonen die van hem zijn uitgegaan.
Wie opgegaan of verslaafd was aan kaarten, gokken, loterij, hazardspel, moet zich als christen wel verre houden van zijn vroegere omgeving, want de Heer zegt, dat bij de mens die na zijn bevrijding zich opnieuw inlaat met zijn oude gebondenheid, het laatste erger is dan het eerste. Handen, ogen, voeten en de tong behoren wel bij de mens, maar niet de boze geesten. Bedenk dan de dingen die boven zijn waar Christus is. Lees de wereldse tijdschriften niet op de punten waar je zwak bent. Vermijd het lezen van slechte romans en van pornografie en stel je niet in op allerlei radio- en televisieprogramma's die door mensen worden gemaakt, die geïnspireerd worden door allerlei duistere geesten.
Denk verder ook aan je houding ten opzichte van bioscoopbezoek, het vertoeven aan het strand met zijn verlokkingen. Bedenk dan ter wille van een rein en zuiver geestelijk leven, dat het beter is dat een van je ledematen verloren gaat of zich iets moet ontzeggen, dan geheel een prooi te worden van een duistere macht en met deze in de hel te komen. Voor een volgeling van Jezus geldt: 'Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid'.