10. Zalig de vervolgden om der gerechtigheid wil, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
De vredelievendheid van de vredestichters die Jezus ons in de bergrede voorhoudt, moet geen valse illusies wekken, want de achtste zaligspreking gaat over de vervolgden. Wie als rechtvaardige leeft, moet erop bedacht zijn dat hij onrecht zal lijden. Men kan ook zeggen dat men vervolging lijdt om de waarheid, want de gerechtigheid is de openbaring in de zichtbare wereld van de waarheid of van de gedachten Gods in de onzichtbare wereld. De waarheid is het fundament van de gerechtigheid. Zo berust de gerechtigheid van de wet op de waarheid.
Onze Heer deelt ons mee dat de liefde Gods die in onze harten is, beantwoord zal worden met haat, barmhartigheid zal worden misbruikt en van eerlijkheid zal men trachten te profiteren. Wie werkelijk als christen leeft, zal niet overal sympathie ontmoeten. De ware christen ondervindt niet altijd waardering, maar dikwijls miskenning. krijgt niet altijd aanhang maar vaak tegenstand. Er zijn immers al te veel mensen die zedelijk en religieus wandelen overeenkomstig de loop dezer wereld, dus die onder invloed staan van de god dezer eeuw of zoals een dichter zei: van de goden van de tijd.
Er is een autoriteit van de 'lucht' of van de boze engelen, een georganiseerde negatieve kracht vanuit de wereld der onheilige geesten, die de rechtvaardigen en waarheidslievenden haat. Er zijn legioenen van gevallen engelen die onderde machtvan Beëlzebul zijn verenigd om de kinderen Gods 'met vuisten te slaan'. Paulus schreef in Efeziërs 2:2 over een 'luchtmacht' van geesten, die werkzaam is in de mensen die aan God ongehoorzaam zijn.
Deze geestenwereld leidt de gedachten en handelingen van de ongehoorzamen in wetteloosheid en ongerechtigheid. Zij houden de waarheid in ongerechtigheid ten onder (Rom. 1:18). Tegenover de zonen Gods staan de zonen der ongehoorzaamheid, wier leven wordt bepaald door de demonen. Daarom zal het de ware christen niet bevreemden, wanneer de vuurgloed der beproeving over hem komt, want hij heeft deel aan het lijden van Christus, en vult zelfs aan wat aan de verdrukkingenvan Christus ten behoeve van zijn lichaam, dat is de gemeente, ontbreekt (Kol. 1:24).
Het gaat hier dus over het resultaat dat de christelijke levenswijze met zich meebrengt. De ware christen wordt in deze wereld, ook in de 'vrome', gediscrimineerd als een andersoortig mens, want hij is 'geheel anders'. De apostel schreef: 'Indien gij door de naam van Christus smaad lijdt, zijt gij zalig, daar de Geest der heerlijkheid en de Geest Gods op u rust' (1 Petr. 4:14). Vervolging brengt lijden met zich mee en hier is sprake van vervolging ter wille van de gerechtigheid, dus ook ter wille van de waarheid.
Je doet het goed en je komt erdoor in verdrukking. Zo werd de rechtvaardige Job rechtstreeks door de satan In zijn lichaam en in zijn bezit aangevallen, hoewel hij geen kwaad had gedaan. Zijn vrienden werden bovendien gebruikt om zijn lijden te verzwaren. Jezus werd vervolgd en Hij vroeg aan zijn belagers: 'Waartoe tracht gij Mij te doden? Om wat voor goede werken wilt gij Mij stenigen?' Hij werd vervolgd omdat Hij de wet van God ‘in zijn binnenst ingewand' droeg.
Hij leed om der gerechtigheid wil en om de waarheid die Hij predikte. En een dienstknecht is niet meer en beter dan zijn Heer. Paulus constateerde: 'Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden' (2 Tim. 3:12). Jezus sprak evenwel: 'Want hunner is het Koninkrijk der hemelen'. De vervolgden behoren niet tot de aarde maar tot het rijk van God. Hun is mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus zijnde en blijvende (Ef 2:6).
Zij zijn zalig, omdat zij leven in de tijd van het welbehagen des Heren. Onder hen zullen uiteindelijk de zonen Gods worden geopenbaard. Zij leven in de tijd van het heil, van de genezing, van de heling, van de bevrijding en van het herstel. De apostel Paulus kon al schrijven: 'Nu is het de dag des heils' en hoeveel te meer kunnen wij dit na tweeduizend jaar beamen. Tegelijkertijd was hij evenwel als medewerker Gods 'in veel dulden, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden, in slagen, in gevangenschappen, in oproeren, in moeiten, in nachten zonder slaap, in dagen zonder eten' (2 Kor. 6:4,5).
Onder de vervolgingen die hij op aarde ondergaat, heeft de christen evenwel een uitwijkmogelijkheid naar boven. Daar wandelt hij, daar strijdt hij, daar overwint hij en bezit hij de rust en de vrede die het natuurlijke verstand te boven gaan. Laat dus niemand denken dat de bergrede een aanhangsel zou zijn van aardse wetten of zelfs van de tien geboden. De Joden hadden evenals vele christenen in onze dagen een natuurlijke voorstelling van het Koninkrijk der hemelen, maar onze Heer vernieuwt door zijn Geest het denken, zodat wij ons kunnen bezighouden met de geestenwereld waar God die geest is, zelf vertoeft. De vervolgden ervaren 'in hun lichaam', dat zij ver van de Here in de vreemde zijn'.
Let erop dat er niet staat: zalig zijn de vervolgden. Er worden zeer vele mensen vervolgd en zelfs hele volken. Zij zitten in gevangenissen en concentratiekampen vanwege hun politieke overtuiging of vanwege hun aktiviteiten op maatschappelijk en cultureel terrein. Maar ondervinden zij verdrukkingen vanwege het recht Gods? Indien wij politiek en religie dooreenmengen, behoeven wij ons niet te verwonderen dat wij vervolgingen zullen meemaken, vooral als we erop letten dat we de eindtijd zijn binnengegaan.
Ook staat er niet: zalig zijn de christenen als zij vervolgd worden wegens hun gebrek aan wijsheid in hun getuigen, of wegens het feit dat hun gebondenheden bij het belijden van hun geloof meevibreren. Het gaat om de gerechtigheid en om de waarheid en niet om vooroordelen, menselijke tradities, kleinburgerlijke opvattingen, vanwege fanatisme of omdat christenen weigeren te gehoorzamen aan normale wetten van het land. In dit opzicht behoren zij voorzichtig te zijn als de slangen en oprecht gelijk de duiven.
De Heer verhoede ook dat wij schade moeten lijden vanwege het onrecht dat wij anderen zouden aandoen, vanwege ons harde optreden en vanwege onze onverdraagzaamheid. In 1 Petrus 4:15 staat: 'Laat dus niemand uwer moetenlijden.... als een bemoeial'. Laat het altijd zijn als ware christen, zodat God onder die naam wordt verheerlijkt.
11. Zalig zijt gij, wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad van u spreekt om Mijnentwil.
De Heer heeft ons in de vorige zaligsprekingen het beeld van de nieuwe mens duidelijk getekend: zachtmoedig, hongerend en dorstend naar de gerechtigheid, barmhartig, rein naar de innerlijke mens, een vredestichter en tenslotte een vervolgde vanwege zijn gerechtigheid in een door demonen geleide en geïnspireerde wereld. Deze nieuwe mens is het zout der aarde en het licht der wereld, de ware mens die zich ontwikkelt naar het beeld van de Zoon van God en die leeft en werkzaam is in het Koninkrijk der hemelen.
De negende zaligspreking is nu wat de inhoud betreft, een vervolg op en een uitbreiding van de achtste zaligspreking. Jezus zegt nu: je bent een bevoorrecht mens als je ter wille van Mij, omdat je mijn denkwereld hebt overgenomen, beschimpt, verdrukt en vals beschuldigd wordt. De oprechte christen zal altijd door de goddeloze en 'vrome' wereld in de beklaagdenbank worden gezet. De overste van deze wereld is immers de aanklager van de broeders. Of dit dan terecht of ten onrechte is, doet bij hem niets terzake. De wezenlijke christen heeft weliswaar een moeilijk te omschrijven identiteitsbewijs, maar de categorie en de kleur waaronder men zijn kaart rangschikt, is bekend.
De volgeling van Jezus van Nazareth is immers niet beter dan zijn Heer van wie de profeet sprak: 'Zonder gestalte of luister, waar we naar opzien. Zonder gratie, die ons behaagt. Veracht, en door mensen verstoten. Man van smarten, met lijden bezocht' (Jes. 53:2,3 Can. vert.).
Niemand geloofde verder zijn prediking. Het persoonsbewijs van de christen zit daarom tussen de verachten, de geboycotten, de gesmaden en de vogelvrij verklaarden. Men mag ze najagen als schadelijk wild en de ure komt, dat men opnieuw meent Gode een dienst te bewijzen door ze te doden. De geschiedenis leert dat ze zijn behandeld als 'het uitvaagsel der wereld, als aller voetveeg' (1 Kor. 4:13).
Vanaf de rechtvaardige Abel tot nu toe zijn ze beboet, gevangen gezet, verbannen, buitengesloten, gegeseld, geradbraakt, gepijnigd en als schapen ter slachting overgeleverd. Ook in het afvallige christendom, het grote Babylon, 'werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen, die geslacht zijn op de aarde' (Openb. 18:24).
Het was en is altijd een strijd tussen het zaad van de slang en het heilige zaad. De vervolgden om der gerechtigheidwil zijn de gelijkgestelden met Jezus. Men heeft Hem uitgescholden en van verachtelijke namen voorzien. Hem werden dingen ten laste gelegd die Hij nooit had bedreven, zoals er staat: 'Misdadige getuigen staan op, zij vragen mij naar wat ik niet weet' (Ps. 35:11). Uiteraard kan men de volgelingen van de Heer niet zo wreed behandelen, indien men ze niet eerst al liegende, als zeer slechte mensen voorstelt.
Er is geen kwaad zo schandelijk, dat niet ten opzichte van de discipelen van Jezus wordt aangevoerd. Neen, het lijden der christenen blijft niet beperkt tot de goddeloze wéreld waarin ze leven, maar de ergste vervolgingen, lastertaal en beschuldigingen geschieden door de religieuze mensen. De haat tegen het volk van God komt uit het naam-christendom. Wie waren de voornaamste beschuldigers van onze Heer? Het antwoord luidt: de Farizeeën, de' schrift- en wetgeleerden waren de instrumenten in handen van de vorst der duisternis. Met de oudsten van het volk hebben zij voor het gerecht de elkaar tegensprekende getuigen bijeengezocht.
Lees de kerkgeschiedenis en zie hoe de rooms-katholieke kerk de 'ketters' heeft vervolgd, terwijl ook de protestanten hun tegenstanders veel last bezorgden. Hebben de gereformeerde kerken niet tot 1905 de catechisanten onderwezen, dat de overheid geroepen was te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de antichrist te gronde te werpen? (art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis).
Dat wij als volle-evangelie gemeenten zeker niet zouden geduld worden is dan wel buiten kijf. Het is nooit de bedoeling van onze Heer geweest om zijn godsdienst door vuur en zwaard te verbreiden en andersdenkenden te vervolgen. Zij die voor Hem het zwaard trekken, zullen door het zwaard vergaan! Daarom zal ook het grote Babylon vallen en met geweld als een grote molensteen in de zee worden geworpen waar het beest uit Openbaring 13 zijn woonplaats had.
De negende zaligspreking is een test voor de christenen. Het wezen van de haat tegen Jezus Christus en zijn volgelingen ligt in het verschil in gezindheid tussen de vleselijke en de geestelijke mens, want 'de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede' (Rom. 8:6). Daarom zei Jezus in dit verband: 'Wee u, wanneer alle mensen wel van u spreken; immers op dezelfde wijze hebben hun vaderen met de valse profeten gehandeld' (Luc. 6:26).
Velen menen dat de volmaakte christen een aardige, populaire figuur is met wie men gemakkelijk als zijn gelijke kan omgaan. Maar de werkelijke christen lijkt op zijn Meester. Goede en edele natuurlijke mensen worden zelden vervolgd, want de boze ziet in hen geen fundamentele tegenstanders, die hem kunnen overwinnen in de geestelijke strijd. Daarom aanvaardt de wereld de humane, natuurlijke mens nog als haars gelijke. De rechtvaardige, geestelijke mens wordt evenwel vervolgd, omdat hij geheel verschillend is.
De wedergeborenen die hun burgerschap bewust in de hemel hebben, bezitten iets waartegen de onwedergeborene door zijn inspirator wordt opgezet. Men bemerkt dan dat de gerechtigheid van de kinderen Gods tot een andere dimensie behoort en daarom zoekt men om iets te vinden dat hen in staat van beschuldiging zou kunnen brengen. Zo deed men dit immers ook bij Jezus bij zijn verhoor aan het einde van zijn aardse leven.
Ofschoon men als religieus mens wel over God spreekt, heeft men een afkeer van zijn beelddragers. Toen de Zoon van God op aarde was, waren de geestelijke leiders met nijdigheid tegen Hem vervuld en zo zal men ook de zonen Gods gaan haten. Om christen te zijn, zal men op Christus moeten gelijken en dit kan niet anders dan door een algehele metamorfose, waardoor men losraakt van de tegenwoordige wereld. De ware christen is altijd bezig met het Jeruzalem dat boven is,' de stad met fundamenten waarvan God de ontwerper en bouwmeester is' (Hebr. 11:10).
Hij zoekt de toekomende wereld en niet de tegenwoordige. Hij leeft daarom uit geloof in de dingen die hij niet ziet. Dit geeft hem de mogelijkheid om al de vervolgingen, schimp en smaad te verdragen, en zijn innerlijke blijdschap en vrede, zijn zaligheid te bewaren!
12. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zijde profeten vóór u vervolgd.
Wanneer onze Heer in de zaligsprekingen Zich nu rechtstreeks tot zijn volgelingen wendt, wijst Hij nog op het principiële verschil tussen de ware christen en degene die dit niet is. De klemtoon ligt op de tegenstelling tussen de geestelijke en natuurlijke mens, tussen hem die door de Heilige Geest geleid wordt en hem die onderworpen is aan de beïnvloeding van de god dezer eeuw. In hoofdstuk 10:34 drukt Jezus dit antagonisme (tegengestelde gezindheid) uit met de woorden: 'Meent niet, dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde; Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard'.
Het resultaat van zijn bediening verwekt tweedracht tussen zoon en vader, tussen dochter en moeder en de vijanden van de christen kunnen zijn eigen huisgenoten zijn. De schijnchristen openbaart zichzelf door de ware christen te verdrukken en aan te vallen. De vijandschap tussen het zaad der vrouw en het onheilige zaad der slang kan jaren lang sluimeren, maar ze komt te voorschijn, wanneer de geestelijk gezinde mens de eindfase van zijn ontwikkeling bereikt. Niemand werd om deze reden ooit zo vervolgd als de Zoon des mensen zelf en Hij sprak, dat de dienstknecht niet groter is dan zijn heer.
Hij werd vervolgd door de godsdienstige leiders van zijn volk en zo zal het ook zijn volgelingen vergaan. Het leven van de christen moet worden gecontroleerd en worden beheerst door Jezus Christus als Woord Gods, door loyaliteit aan zijn persoon en door de wil te allen tijde onvoorwaardelijk een trouwe onderdaan te zijn van zijn rijk. Waarom wordt de christen vervolgd? Omdat hij niet voor zichzelf leeft maar voor zijn Meester, omdat hij niet zichzelf toebehoort maar zijn redder, die hem voor een grote prijs kocht.
Het karakteristieke van de christen is dat hij met gedachten in de hemel vertoeft en vanuit dit hoge niveau elke situatie beziet. In Hebreeën 11 wordt het leven van de oudtestamentische gelovigen die niet waren gedoopt met Gods Geest, toch al verbonden met lijden en verdrukkingen. Waarom? Omdat zij beleden vreemdelingen en bijwoners te zijn op aarde. Zij verlangden naar een hemels vaderland en verwachtten de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. Hoewel ze geestelijk door hun beperkte inzichten afgeremd werden, waren ze dikwijls bezig met het bedenken der dingen die boven waren, dus in de onzienlijke wereld.
Waarom vervolgde Kaïn zijn broeder Abel? Omdat deze geloofde in het bloed der verzoening en in zijn gerechtigheid die hij voor God in de hemelse gewesten had. Door zijn geloof greep hij de dingen uit een wereld die hij niet zag. Waarom werd David door Saul vervolgd? Omdat zijn troon was verbonden met die van God in de hemel, want hij zat' op de troon van het koningschap des Heren over Israël' (1 Kron. 28:5 en 29:23).
De troon van Saul was enkel van de aarde. Daarom werd bij zijn troonsbestijging gezegd, dat het volk niet Samuël maar God had verworpen, dat deze geen koning over hen zou zijn (1 Sam. 8:7). Vandaar de bezetenheid en de redeloze haat van Saul tegen het Davidische koningschap. Deze afkeer kan alleen worden begrepen vanuit de kennis die wij bezitten van de geestenwereld.
Jezus accentueert hier nog de animositeit van de 'vrome' leiders tegen de profeten. Dezen zijn immers mannen die bij uitstek bezig zijn om met een innerlijk oor naar de stem van God te luisteren. Profeten dragen kennis van de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen en hebben een radar die naar boven is gericht. Voor hen is een deur geopend in de hemel. Vandaar dat zij vervolgd en gedood worden door een geslacht wiens godsdienst bestaat uit uitwendigheden, vormen en ceremoniën, een geslacht dat er op uit is om door mensen gezien te worden en die de eer, die van de enige God komt, niet zoekt (Joh. 5:44).
Tot de leidslieden sprak de Heer: 'Het gaat niet aan, dat een profeet buiten Jeruzalem omkomt. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijk heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten' (Luc. 13:34,35). De kerkgeschiedenis eindigt met de ondergang van de verbasterde kerk, want het bloed van de profeten en heiligen wordt in haar gevonden (Openb. 18:24).
De Heerwijst er verder nog op dat de ware christen bij een verdrukking elke negatieve gedachte ver van zich moet houden. Zeg niet bij uzelf. waarom word ik nu zo behandeld? Waarom moet mij dit juist overkomen? Dan komt er immers een depressie in uw leven die u geestelijk neerdrukt en die uw statuur als christen aantast. Jezus zegt evenwel: wees positief, 'zijt vrolijk en blijmoedig' (Lut. vert.). Wanneer men liegende allerlei kwaad van u spreekt vanwege de dienst die u voor de Heer verricht, wanneer over u geroddeld wordt, laat uw blijdschap u niet ontnemen, door geen zorgen of problemen!
U moogt zelfs opspringen van vreugde, een daad die voor de natuurlijke mens in zo'n situatie onmogelijk is. Zie op uw loon in de hemel. Laat uw oog gericht zijn op de leidsman en voleinder des geloofs, Jezus Christus, die om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtte en die nu is gezeten ter rechterzijde van de troon van God (Hebr. 12:2). Wanneer ze u vervolgen, over u liegen en roddelen, denk dan aan Christus en aan de profeten, die nu in eeuwige heerlijkheid leven. De Heer doet verder alle dingen medewerken ten goede.
De beproevingen en verdrukkingen zijn voor u het bewijs dat u geen bastaard maar een zoon bent. jakobus schreef. 'Houdt het voor enkel vreugde, mijn broeders, wanneer gij in velerlei verzoekingen valt, want gij weet dat de beproefdheid van uw geloof volharding uitwerkt. Maar die volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volkomen en onberispelijk zijt en in niets te kort schiet' (Jak. 12-4).
Er is loon in de hemel voor allen die om Christus' wil kwalijk worden behandeld. Deze vergelding heeft te maken met 'allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten in ij Christus' (Ef. 1:3). Paulus schreef over 'de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, hem zou geven' (2 Tim. 4:8). Zo ontvingen de zielen van hen die geslacht waren om het woord van God en om het getuigenis dat zij hadden, een wit gewaad, dat hun statuur zou schenken in het rijk van God (Openb. 6:9-11).
Aan Petrus gaf de Meester de toezegging, dat zij die alles hadden prijsgegeven om Hem te volgen, in de wedergeboorte of in het herstel aller dingen naast de Zoon des mensen op tronen zouden zitten om de twaalf stammen van het Israël Gods te nichten door middel van het evangelie dat zij hadden verkondigd en waarvoor zij smaad leden (Matth. 19:28). Paulus schreef vanuit zijn gevangenis: 'Verblijdt u in 47 de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u!' (Filip. 4:4). Doe als Mozes, want hij hield de blik gericht op de vergelding (Hebr. 11:26).
Wie een hemelse gezindheid heeft, zal opgewekt leven, want hij zal zich aanpassen aan de sfeer van een rijk, waar alle tranen van de ogen zijn afgewist, de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite. Slechts een positieve geest is in staat om dit loon te verwerven dat aansluit op zijn manier van leven op de aarde. 'Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor u een alles verre te boven gaand eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig' (2 Kor. 4:17,18). Hoeveel malen denken wij aan deze uitbundige vreugde die voor ons is weggelegd?
Tenslotte stellen wij de vraag: wie worden hier zalig verklaard, de levenden of de doden? Toen de christenen hun burgerschap in de hemelen verloren, omdat ze aards gezind gingen denken, werd de zaligheid een toekomstbegrip. Men sprak bijvoorbeeld over zijn vader of moederzaliger' (gedachtenis) niet tijdens hun leven maar na hun heengaan. Het loon in de hemelen was niet langer de verkregen geestelijke statuur met de daaraan verbonden beloften, maar een ondefinieerbaar heil dat bij 'de schatten der kerk' werd gevoegd en waarmee de tekorten van andere 'gelovigen' kunnen worden aangevuld.
De zalig verklaarden kunnen dan voor allerlei hulp in het dagelijkse leven worden aangeroepen. De tekortkomers zoeken dan kontakt te krijgen met hen door ze aan te roepen, alsof deze heiligen met hun geest alomtegenwoordig zijn. Zo zijn deze zaligverklaringen aanleiding geworden tot een okkulte gemeenschap met een geestenwereld uit het dodenrijk. Men wordt niet zalig als men tijdens zijn leven niet zalig is.