Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Het Koninkrijk der Hemelen
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

7- De schat in de akker


 

"Het Koninkrijk der Hemelen is gelijk aan een schat, verborgen in een akker, die een mens ontdekte en verborg, en in zijn blijdschap erover gaat hij heen en verkoopt al wat h heeft en koopt die akker" (Matth. 13 vers 44).

 

De illustratie 


Het moet ongetwijfeld voor ons gemakkelijker zijn een voorstelling te vormen van het gehele verhaal waaruit deze kleine gelijkenis genomen is en de verklaring ervan te vinden, dan voor de discipelen. Zij immers stonden voor het lijden en sterven van hun Heer en zij kenden nog maar vaag de bedoeling van God met de mens. Wij kennen de betekenis van de gouden draad die door al deze parabelen loopt, namelijk de waarheid of werkelijkheid van Gods handelen in de geestelijke of onzienlijke wereld.

Na tweeduizend jaar kerkgeschiedenis begrijpen wij op welke wijze deze schat opnieuw verborgen kon blijven, doordat de kennis van de onzienlijke wereld verloren is gegaan, maar wij ervaren dan ook de vreugde van de herontdekking dezer rijkdommen.

Met hulp van de weinige gegevens in deze gelijkenis, maar met als achtergrond de kennis van de gang van zaken in het Koninkrijk der hemelen, stellen wij ons de omlijsting van deze parabel als volgt voor:

Een rijk man begroef in zijn akker een kostbare schat. In vroeger jaren was het moeilijk om geld te beleggen en men verborg zijn kapitaal dikwijls in aarden vaten in de grond. Zo deed bijvoorbeeld voor enkele jaren de Laplander, wanneer hij één of tweemaal per jaar zijn waren naar de markt bracht en het geïnde geld onder stenen of in ijsspleten verborg. Wij hebben ook in eigen land tijden gekend dat men kostbare muntstukken en sieraden in potten deed en begroef. Dan kunnen er vele jaren voorbijgaan, voordat zo'n schat bij het omwoelen van de grond ontdekt wordt.

In onze gelijkenis kunnen wij ons voorstellen dat de rechtmatige eigenaar door oorlogshandelingen zijn akker en daarmee de schat was kwijtgeraakt. Geruime tijd gaat voorbij, terwijl de nieuwe eigenaar geen weet heeft van hetgeen in de grond verborgen is. Velen lopen over het terrein, maar de schat ligt daar volkomen vergeten.

Dan komt een betrouwbare zaakwaarnemer van de eerste landeigenaar het bezette land binnen. Hij is met deze rijke man nauw verbonden en deze heeft zijn geheim aan hem bekend gemaakt. De opdracht van deze man is, de kostbaarheden te herontdekken en ze te vinden, door de instructies op te volgen die hem door de eerste landeigenaar verstrekt werden.

Zijn inspanningen worden beloond, en wanneer hij tenslotte de rijkdommen aanschouwt, is zijn vreugde groot. Hij volvoert nu het plan om alles op rechtmatige wijze in zijn bezit te krijgen. Hij koopt de akker in het vijandelijke gebied en niemand kan hem dan het recht ontzeggen deze schatten successievelijk te voorschijn te halen.

Eer hij tot de koop overgaat, verbergt hij evenwel de schat zorgvuldig, zodat men er geen weet van krijgt. Omdat de koper begerig is en koste wat het kost de akker in zijn bezit wil hebben, wordt een hoge prijs geboden en de vinder moet alles wat hij bezit ervoor opofferen. Hij doet dit evenwel met blijdschap, want hij wordt nu de rechtmatige eigenaar en blijft dit, totdat de bezettende macht geheel verdreven is en de oorspronkelijke heer zijn akker en schatten overneemt.

 

Onjuiste uitleg 


Ook deze parabel van de schat in de akker ontleent haar stof dus aan het alledaagse leven, maar zij heeft een verheven hemelse betekenis. Opnieuw wil de Heer ons een waarheid van het Koninkrijk Gods door een gelijkenis inprenten. Wij schrijven van het Koninkrijk Gods, omdat hier sprake is van een kostbare schat. Wij krijgen dus weer een blik in de lichtzijde van het Koninkrijk der hemelen. Ook deze gelijkenis heeft geen betrekking op de dingen van de aarde, maar zij toont de heerlijkheid van het rijk Gods. Zij openbaart de onzienlijke achtergrond van het werk dat Jezus hier op aarde deed.

De traditionele verklaring van deze gelijkenis is, dat het evangelie de akker is, waarin de schatten van wijsheid, kennis, gerechtigheid, genade en vrede verborgen zijn. De "mens" stelt dan voor het heilbegerige kind van God dat op zoek is naar deze schat. De moeilijke opgave bij deze uitleg is dan dat de christen bij het toe-eigenen van deze schat geen kosten of moeiten mag sparen, zich elk offer moet getroosten zelfs dat van zijn leven. Men moet dan alles wat men heeft, verkopen om deze schat tot zijn eigendom te maken.

Deze uitleg is ontstaan bij de Franciscaner monniken, die de gelofte afgelegd hadden van armoede en onthouding. Deze exegese werd door de protestanten nagepraat en overgenomen, doch zelden of nooit toegepast, behalve dan tot op zekere hoogte door vluchtelingen uit de tijd der vervolgingen, toen christenen die huis en have in de steek moesten laten om in den vreemde te dolen, zelfs de marteldood ondergingen. Maar er is niemand die het heil kan kopen, want dit wordt uit genade geschonken.

Geestelijke goederen verwerft men zich niet door het zichtbare als ruil aan te bieden. God vraagt daar trouwens niet om, want Hij wil het goede, het welgevallige en het volkomene ook voor het natuurlijke leven. Wat zal trouwens de mens geven in ruil voor zijn leven? (Matth. 16:26).

Anderen leerden dat men "de prijs ervoor betalen moet" om het Koninkrijk Gods te beërven. Zij willen deze prijs betalen door het "eigen ik" te doden. Zij zingen: "O, niets te zijn, gans niets te zijn" en "Heer, verbreek mij nu!" De koopsom die zij aanbieden, drukken zij uit met de woorden van het koor: "Neem mij, breek mij, vul mij!" Zij willen dus alles kwijt wat God hun in het leven geschonken heeft.

Zij willen volkomen in de vernieling, want zij verlangen immers geheel verbroken te zijn naar lichaam, ziel en geest. Zij bidden dat God hen als een vat wil breken en het daarna wil vullen! Bij het zingen van de woorden "breek mij, vul mij", moet men "het gezonde verstand wel inleveren", daar een gebroken vat nu eenmaal niet gevuld kan worden. Men merkt op wie de inspirator van zulke liederen is. De ware christen zal liever bidden om herstel, genezing en heling, want dan kan hij gevuld worden met de Geest van God.

Jezus sprak: "Wat baat het de mens, als hij de gehele wereld wint, maar zichzelf verliest of zelf schade lijdt?" (Luc. 9:25). Wie het "ik" doodt en "niets meer" is, wie zichzelf verliest, wordt een gemakkelijke prooi van de boze, want hij kan deze niet meer weerstaan. De bedoeling van de duivel is, de mens eerst stuk te maken of te beschadigen, zodat hij dan des te gemakkelijker zijn intrek bij hem kan nemen.

 

De geestelijke werkelijkheid 


Ten einde de geestelijke betekenis van deze gelijkenis te verstaan, zullen wij ons eerst moeten realiseren wat de Heer met de akker bedoelt. In vers 38 sprak Jezus: "De akker is de wereld" en deze verklaring houden wij ook hier aan. In het Oude Testament noemt God Israël de akker, maar Jezus spreekt in het Nieuwe Testament over de kosmos als de akker.

Het allerschoonste en allerheerlijkste van de schepping ligt verborgen in de mensheid. God schiep het eerste mensenpaar als volmaakte, natuurlijke mensen, die opdracht ontvingen zich te vermenigvuldigen, maar die ook de mogelijkheid in zich hadden te ontwikkelen tot volmaakte, geestelijke mensen.

Dit laatste bedoelde de Heer toen Hij sprak: "Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis" (Gen. 1:26). Hij gaf hun heerschappij over de aarde, maar zijn bedoeling was dat het menselijke geslacht met Hem zou heersen over alle werken zijner handen, dus ook gezag zou uitoefenen in de geestelijke wereld. Deze gedachte van God lag als een kostbare schat verborgen in de schepping.

Met het Koninkrijk der hemelen wordt vanzelfsprekend de koning met zijn onderdanen aangeduid. Het koninkrijk van satan bestaat uit de duivel met zijn onreine geesten, het dodenrijk wordt gevormd door de koning des doods met zijn doodsmachten; het rijk Gods is evenmin te lokaliseren, maar heeft Jezus als koning en de wedergeboren mensheid met haar dienende geesten, de heilige engelen, tot zijn gevolg.

De "schat" bestaat uit de kinderen des Koninkrijks die te voorschijn moeten komen. Dan wordt het Koninkrijk Gods geopenbaard. Toen God Adam schiep, formeerde Hij dus een natuurlijk en geen geestelijk mens. Wij zouden dit verschil kunnen vergelijken met een rups en een vlinder. De rups bezit de mogelijkheid om in een vlinder gemetamorfoseerd te worden. Zo kan de natuurlijke mens zich ontwikkelen tot een geestelijk wezen.

De bedoeling van God is "dat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust" (2 Tim. 3:16), dat deze onberispelijk zal functioneren in de zichtbare en in de onzichtbare wereld en voor wie Hij een plaats heeft bereid in zijn troon.

Tot de mens had God gesproken: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde" (Gen. 1:28). Vele mensen werden geboren, maar niemand bereikte het doel van God. De rups bleef op de aarde kruipen en werd niet veranderd in een vlinder die zich in de lucht beweegt.

God liet deze gang van zaken geworden, totdat de volheid des tijds aanbrak, zoals er staat: "Hij heeft ten tijde der geslachten, die achter ons liggen, alle volken op hun eigen wegen laten gaan" (Hand. 14:16), want "het geestelijke komt niet eerst, maar het natuurlijke, en daarna het geestelijke. De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede (geestelijke) mens is uit de hemel".

Jezus is "een levendmakende geest" dit wil zeggen: Hij maakt mensen geestelijk. "En gelijk wij het beeld van de stoffelijke gedragen hebben, zo zullen wij het beeld van de hemelse (geestelijke mens) dragen" (1 Cor. 15:45-49).

De akker is dus de wereld en de nog verborgen schat was de gedachte Gods om volmaakte zonen des Koninkrijks te formeren.

 

De verborgenheid ontdekt 


De "mens" die de schat ontdekte, was Jezus, de Zoon des mensen. Hoe kwam Hij aan zijn evangelie van het Koninkrijk der hemelen? Het antwoord luidt: Hij kende de woorden Gods en werd geïnspireerd door de Heilige Geest. Bij Hem rijpten deze gedachten, omdat Hij doordrong tot het wezen der oudtestamentische profetieën. Hij was de eerste die zag dat de oude godsspraken in het nieuwe verbond een geestelijke vervulling hadden. Hij ontdekte de oorsprong van goed en kwaad in de geestelijke wereld. Hij stelde de boze ten toon, toen Hij bijvoorbeeld zei: "Die het onkruid gezaaid heeft, is de duivel" (vers 39). De Zoon van God werd geopenbaard "opdat Hij de werken des duivels verbreken zou" (1 Joh. 3:8).

Hij sprak ook over de hemelse Vader en diens heilige engelen en Hij beloofde de Heilige Geest te zenden aan allen die in Hem zouden geloven. Jezus wees de weg naar de volle waarheid, dat is die in twee dimensies. Door zijn leer zouden mensen gevormd worden die van eeuwigheid in Gods raad waren bedoeld. Jezus zag deze verborgen schat van het Koninkrijk der hemelen liggen. Hij ontdekte haar, door bezig te zijn met de dingen van zijn Vader, onder de leiding van de Heilige Geest.

Zoals het werk van de wet in het hart en in het verstand van de mens was gelegd (Rom. 2:14), zo waren alle gedachten Gods in Jezus ingegrift. Hij vond de schat, want Hij sprak: "Die uit de hemel komt, is boven allen; wat Hij gezien en gehoord heeft, dat getuigt Hij" (Joh. 3:31,32). Hij kreeg kennis van de bedoeling Gods met de mens en daarom kon Hij zeggen: "Gij dan zult volmaakt zijn, gelijk uw hemelse Vader volmaakt is" (Matth. 5:48). Hij wist dat in deze wereld een gemeente van volmaakte, geestelijke mensen gevormd zou worden.

Aangaande deze verborgenheid sprak de apostel: "Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en wat in geen mensenhart is opgekomen, al wat God heeft bereid voor degenen die Hem liefhebben" (1 Cor. 2:9). Jezus zag dat het Koninkrijk Gods binnen in de mens is. Wanneer de geestelijke mens te voorschijn komt, wordt ook het Koninkrijk Gods geopenbaard. Het klimaat van dit Koninkrijk is: rechtvaardigheid, vrede en blijdschap door de Heilige Geest (Rom. 14:17).

Opgemerkt wordt dat de mens de schat vond en opnieuw verborg. Het Koninkrijk Gods is immers niet voor "onverstandigen en tragen van hart", maar "de verstandigen zullen het verstaan" (Luc. 24:25 en Dan. 12:10). "Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen" (vers 13).

Zo staat er: "Ik zal mijn mond opendoen met gelijkenissen, Ik zal verkondigen wat sinds de grondlegging der wereld verborgen gebleven is" (vers 35). Jezus verborg de gedachte Gods aangaande het Koninkrijk Gods en de kinderen des Koninkrijks in gelijkenissen. Slechts zij die deze beelden verstaan en deze weten te transponeren in de onzienlijke wereld van het Koninkrijk der hemelen, die gedoopt zijn met Gods Geest en door deze Geest wijsheid en kennis bezitten, hebben de sleutels van de hemelse schatkamer en begrijpen de mysteries van het rijk Gods.

 

De transactie 


Onze Heer kon het Koninkrijk Gods dat in de mensheid verborgen lag, er niet uithalen, indien de wereld niet zijn eigendom was. Hij moest de akker kopen van de overste dezer wereld die er heerschappij over voerde. In de onzienlijke wereld zijn vaste wetten en het gaat er rechtvaardig toe. Gods gerechtigheid eiste dat er niets toegeëigend zou worden, dat niet wettig in zijn bezit gekomen was. Er moest dus eerst een transactie plaatsvinden; er moest gekocht worden en betaald.

Jezus bezat geen aardse schatten, want Hij sprak: "De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen" (Matth. 8:20). Maar in de onzienlijke wereld was Hij rijk. Hij was niet alleen gaaf als vlekkeloos lam, maar hij was ook de enige die aan het doel Gods beantwoordde. Alles wat Hij bezat, was dit kostbare leven en Hij bood dit als koopprijs voor de wereld.

Het ligt niet in de aard en in het wezen van de boze dat hij zich de mogelijkheid kon voorstellen dat in de mensheid de schat van het Koninkrijk Gods verborgen kan zijn. Nog minder dat de kinderen des Koninkrijks tot de volmaaktheid en de onberispelijkheid zouden kunnen komen en waardige troonpretendenten zouden zijn. Wie kent niet zijn slogan die hij velen in de mond legt: "Wij zijn maar mensen?" En hoe zou hij inzicht kunnen hebben, wanneer zelfs van de heilige engelen Gods opgemerkt wordt, dat zij begeren een blik te slaan in de vervulling van de beloften aangaande de zaligheid der zielen (1 Petr. 1:9-12).

Ook deze dienaars van God en van de mensen kennen het plan Gods niet, maar volgen de ontwikkeling ervan met blijde interesse. Het is bekend dat zelfs vele christenen deze volle waarheid ook niet kunnen geloven, want zij leren dat zij zondaars blijven tot de dood, dus verbonden blijven met het rijk der duisternis.

Het was een grote som die aan de boze geboden werd en in zijn verblindheid aanvaardde hij de koop. Het kostbare leven van Jezus werd overgegeven aan de machten der duisternis, maar satan raakte de heerschappij over deze wereld kwijt. Zij viel ten deel aan Jezus bij zijn opstanding.

Nadat Hij de reiniging der zonde tot stand gebracht had, werd Jezus de rechtmatige eigenaar van de wereld. Hij kreeg op wettige wijze alle macht in hemel en op aarde. Hoewel de boze een wetteloze is, die zijn verkocht bezit niet uit handen wil geven, begon de Heer de schat te voorschijn te halen en Hij blijft daarmee doorgaan, totdat allen die het heil aanvaarden, tot de volmaaktheid zijn gekomen.

De zonen Gods zullen geopenbaard worden. Jezus kocht de wereld, om een verloste en geheiligde mensheid aan de Vader over te dragen, want er staat: "Gij zijt geslacht en Gij hebt hen voor God gekocht met uw bloed, uit elke stam en taal en volk en natie" (Openb. 5:9).

 
vorige pagina terug volgende pagina