Stichting Uitgeverij Rhemaprint

De volheid van de Geest
Door P. Bronsveld

 
vorige pagina volgende pagina

Doop: eenmalig gebeuren


 

Wie op zoek is naar een grotere volheid van de Heilige Geest, zal zich vroeg of laat rekenschap moeten geven van wat hij nu eigenlijk in dit opzicht van de Heer verwachten mag. Wie werkelijk gericht om Gods zegen bidden wil, zal op zijn minst moeten weten wat deze zegen inhoudt en op welke wijze God hem deze schenken wil. Mag degene, die zoekt naar een grotere volheid van Gods Geest, deze verwachten door een plotselinge ervaring? Door een alles-overweldigende ontmoeting met de Heer, waarin geheel nieuwe dimensies opengaan? Of zal hij uit moeten gaan van een meer geleidelijk proces van geestelijke groei en vervolmaking? Een proces waarin de Heilige Geest langzaam maar zeker in zijn leven tot zijn recht komt en hem met Zichzelf vervult? Bovendien: zijn er wel normen, zijn er wel bepaalde wegen aan te wijzen waarlangs de Heer zijn Geest in ons leven schenkt? Is het misschien zo dat de Geest zijn werk nu eens op deze, dan weer op gene wijze realiseert, zonder dat daar een bepaald patroon voor aan te wijzen valt? Wordt het werken van Gods Geest meer bepaald door een souvereine beschikking van Gods kant?

Er zijn uiteenlopende opvattingen over deze materie. Enerzijds zijn er die richtingen die het plotselinge van de vervulling met de Heilige Geest accentueren. Diametraal daartegenover staan zij, die menen, dat de vervulling met Gods Geest ook geleidelijk kan geschieden.

Het zijn de eersten - zij die geloven in een spontane vervulling met Gods Geest (en daaronder scharen wij ook onszelf) - die de term 'doop in de Heilige Geest' hanteren. Wat is de reden dat zij dit zo onbevangen doen? En wat is de betekenis?

 

Een bijbels begrip 


Men hoeft het Woord er maar op na te slaan om onmiddellijk te ontdekken dat uitdrukkingen als 'dopen in de Heilige Geest' of de passieve vorm 'gedoopt worden in de Heilige Geest' daar regelmatig in gebruikt worden. In Matteüs 3:11, Marcus 1:8, Lucas 3:16 en Johannes 1:33 vinden we de uitspraak van Johannes de Doper over Jezus: 'Deze is het, die doopt met (eigenlijk staat er : 'doopt ín) de Heilige Geest en met vuur!' Blijkbaar achtten de vier evangelisten deze uitspraak van Johannes de Doper zo belangrijk, dat zij hem alle vier registreerden.

Ook Jezus Zelf citeerde deze uitspraak van zijn voorloper. In Handelingen 1:5 zegt Hij: 'Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze'.

Als we dus spreken over de doop in de Heilige Geest, doen we dat heel bewust omdat het een bijbels gegeven is.

Als wij in het boek Handelingen verschillende malen lezen over mensen die gedoopt worden met de Geest van God, dan is dit op grond van de belofte die Jezus Zelf heeft uitgesproken.

Sommige christenen zijn terughoudend om gebeurtenissen die in de Handelingen beschreven staan, op eigen leven toe te passen. 'Wat God in zijn souvereiniteit doet, mag je niet op jezelf toepassen', zeggen zij. 'Op een boek als de Handelingen der apostelen mogen we geen geloofsovertuiging bouwen. Als iets dikwijls in de Bijbel gebeurt, is dat nog geen bewijs dat dit altijd zo gebeuren moet'.

Men ziet echter over het hoofd, dat wat Handelingen in verband met de Geestesdoop aan gebeurtenissen beschrijft, slechts een vervulling is van wat de Heer duidelijk gespróken heeft. Schrappen we wat Handelingen beschrijft als niet relevant, dan verliezen ook de woorden van de Heer elke reële zin. Wat Hij over deze 'doop' gesproken heeft, heeft in dit geval dan geen concrete betekenis.

Opmerkelijk is in dit verband dat de apostelen de woorden van de Heer blijkbaar wél serieus genomen hebben en hun ervaringen als vervulling van die woorden beschouwden. Petrus bijvoorbeeld verhaalt hoe tijdens zijn prediking de Heilige Geest over Cornelius en de zijnen werd uitgestort. Hij getuigt: 'En toen ik begonnen was te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals in het begin ook op ons' (Hand. 11:16). Had de apostel het bij deze opmerking gelaten, we zouden zijn ervaring naar het rijk der toevalligheden of naar de souvereine wilsbeschikking van God hebben kunnen verwijzen. Voor Petrus bestonden er echter geen toevalligheden. Hij rekende met goddelijke wetmatigheid, met de concrete vervulling van de belofte van zijn Meester. Ter verklaring voegt hij aan zijn opmerking toe: 'En ik herinnerde mij het woord des Heren hoe Hij zeide: Johannes doopte wel met water, maar gij zult met de Heilige Geest gedoopt worden'. Petrus herkende de vervulling van de woorden van de Heer. Hij herkende in die plotselinge uitstorting van de Geest in het huis van Cornelius de 'doop' waar Jezus over gesproken had.

In plaats van de term 'gedoopt worden in de Heilige Geest' gebruikt de Bijbel ook verschillende andere omschrijvingen. Met al die uitdrukkingen probeert de Schrift duidelijk te maken waar het nu eigenlijk om gaat.

In Handelingen 19 spreekt Paulus over het 'ontvangen van de Heilige Geest'. De apostel is aangekomen in Efeze en hij stelt de vraag: 'Hebt gij de Heilige Geest ontvangen, toen gij tot geloof kwaamt?'(Hand. 19:2).

Deze vraag werd gesteld aan de twaalf discipelen van Johannes de Doper. Er zijn mensen die zeggen: 'Hoe kan je zo'n vraag stellen aan gelóvigen? Als je gelovig bent héb je toch de Heilige Geest ontvangen?' De apostel probeert echter duidelijk te maken dat er een ervaring van de doop in Gods Geest bestaat, die je bewust meegemaakt kan hebben en die je je dan ook zeker zult kunnen herinneren.

Al eerder werd in Handelingen verteld over mensen in Samaria die de Heilige Geest ontvingen toen Petrus en Johannes voor hen baden. Dat waren gelovigen over wie de Heilige Geest 'nog niet gekomen' was. Ook deze uitdrukking gebruikt de Bijbel om de doop met de Heilige Geest duidelijk te maken.

In Handelingen 2 lezen we dat de discipelen op de pinksterdag 'vervuld werden' met de Heilige Geest. Als in Handelingen dan nog de uitdrukkingen 'de Heilige Geest viel op hen' en 'de Heilige Geest werd uitgestort' gebruikt worden, is er sprake van één en dezelfde ervaring die men heel bewust en heel intens onderging.

 

Doop en vervulling 


Wat is de doop in de Heilige Geest nu precies? Trekken we een vergelijking met de doop in water, dan zal er veel duidelijk worden. De vraag is natuurlijk of dit wel mag. Gaat zo'n vergelijking wel op? Johannes de Doper gaf het antwoord. 'Ik doop met water..... Hij zal u dopen met de heilige Geest' (Matt. 3:11). Deze uitspraak is beslissend. Tussen de ene en de andere doop moeten duidelijke overeenkomsten aan te wijzen zijn. Welke echter? Allereerst is in beide gevallen sprake van een 'doop' - van een 'ondergedompeld worden' dus, want dat is namelijk wat dopen in feite betekent.

Wordt men bij de ene doop in water ondergedompeld, bij de andere gebeurt dit in de Heilige Geest. De Geestesdoop is blijkbaar een ervaring waarbij men in de tegenwoordigheid van de Geest onder gaat en door zijn aanwezigheid wordt omspoeld. Of, om het eens vanuit ander perspectief te zien: men wordt opgenomen in de dimensie waarin Hij werkzaam is.

Verder wijst het begrip 'doop' op het eenmalige en tastbare van dit gegeven. Dit geldt voor de waterdoop, maar niet minder voor de Geestesdoop. Slechts éénmaal wordt men in water gedoopt. Twijfels over het al of niet gedoopt zijn, behoeven er niet te bestaan. Men is gedoopt of men is het niet. De doop in de Geest is al even concreet. Waar het om een doop gaat, handelt het per definitie om een zaak waar men zonder meer zeker van kan zijn. Men heeft deze doop ontvangen of men heeft hem nog niet. Een ander alternatief is niet denkbaar.

Hoe kan het dan toch mogelijk zijn, dat, als we er de Bijbel op na lezen, we tot de conclusie moeten komen dat van gelovigen die al eerder de doop in de Heilige Geest ontvangen hadden, later toch weer geschreven staat: 'zij werden vervuld met de Heilige Geest?

Zonder dogmatisch te willen zijn, kunnen we stellen dat we bij de doop in de Geest, in de tegenwoordigheid van de Geest worden ondergedompeld, dat de Geest óver ons komt. Bij de vervulling, die daarbij het onmiddellijke gevolg is, zien we dat Hij ook ín ons komt, bezit van ons neemt. In een eerste ervaring zijn die twee zaken niet van elkaar te scheiden. Heeft iemand echter eenmaal de Geestesdoop ontvangen en is daardoor voor hem een geheel nieuwe dimensie opengegaan, dan is dit onderscheid er wel. Zo lezen we van de eerste gemeente dat deze tijdens een bidstond werd vervuld met de Heilige Geest (Hand. 4:31). Onder hen bevonden zich de apostelen en de anderen die op de pinksterdag reeds de doop in de Geest ontvangen hadden. Er is hier dus sprake van een nieuwe vervulling, niet van een 'doop in de Geest', welks karakter eenmalig is. Dit geldt ook voor ons. Zijn wij reeds één maal gedoopt in de Heilige Geest, we mogen steeds weer opnieuw zijn volheid ervaren! Over de manier waarop dit gebeurt, wordt in de diverse volle-evangeliekringen verschillend gedacht. Sommigen menen dat hierbij slechts sprake is van het aanwakkeren van datgene wat bij de doop in de Heilige Geest in ons binnenste werd neergelegd. Anderen denken dat hierbij iedere keer weer sprake is van een nieuwe 'komst' van de Geest. Wie de Bijbel er nauwkeurig op naleest, komt echter tot de conclusie, dat de Heilige Geest op beide terreinen werkzaam is. Is er aan de ene kant sprake van een fontein van levend water, die opborrelt vanuit ons binnenste, en dat wij die kunnen laten stromen door in psalmen, in lofzangen en in geestelijke liederen te zingen (Ef. 5:18-20), anderzijds beantwoordt de Heer deze 'inzet' door met zijn Geest te komen en - zoals dat bijvoorbeeld bij de eerste christenen gebeurde - de plaats waar wij vergaderd zijn te 'bewegen'.

 
vorige pagina terug volgende pagina