Willen we de doop in de Heilige Geest recht doen, dan zullen we deze ervaring tegen de achtergrond van ons totale leven moeten zien. De vraag die zich dan aan ons opdringt is: wat wil God met mijn leven en hoe past 'pinksteren' in dit grote geheel? Volgens sommigen ligt het antwoord nogal voor de hand: God is er voor ons. Hij wil ons redden, ons naar de hemel brengen en ons voor eeuwig-verloren-zijn bewaren. Voor enkelen blijft het daarbij. Anderen steken echter naar diepere wateren af. Ook nú reeds, in dit leven, wil God ons iets van de hemel laten zien. Hij wil meer geven dan redding alleen: genezing, bevrijding, overwinning over de zonde. In het verlengde van die overtuiging ligt dan de pinksterervaring. Door de kracht van de Geest in ons zal dit alles gerealiseerd moeten worden.
Nu lijdt het geen twijfel of de Heer wil dit allemaal voor ons doen, maar toch wordt het tijd de zaken eens vanuit het grotere geheel te gaan zien. Neem de redding. 'Als de mens maar behouden wordt', is onze grootste zorg. Paulus zag dit probleem vanuit andere perspectieven: als God er maar voor gedankt wordt. In zijn prediking ging het niet om 'de redding van verloren zielen', maar 'dat de heidenen God ter wille van zijn ontferming gaan verheerlijken' (Rom. 15:9). Dat is de zaak vanuit Gods kant bezien. Niet wat de mens ontvangt, maar wat Gód ontvangt - aan dankbaarheid en lofprijzing - staat centraal.
Ook pinksteren zullen we vanuit dit perspectief moeten bezien. Doorgaans letten we slechts op wat pinksteren óns te bieden heeft: blijdschap, kracht, overwinning. In feite gaat het daar echter niet om. Het gaat er om wat Gód er aan heeft.
In dit verband bidt Paulus de gemeente toe dat ze zal gaan zien 'hoe rijk de heerlijkheid is zijner erfenis bij de heiligen, en hoe overweldigend groot zijn kracht is aan ons, die geloven, naar de werking van de sterkte zijner macht' (Ef. 1:19). Doorgaans betrekken we dit bijbelvers uitsluitend op onszelf, op Gods kracht in ons leven, op wat de pinksterervaring óns te bieden heeft. We konden de plank echter niet verder mis slaan. Paulus spreekt hier over wat de volheid van de Heilige Geest voor Gód te betekenen heeft. Dáár moeten onze ogen voor open gaan: voor de heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen. We moeten ontdekken wat God allemaal aan heerlijkheid in ons geïnvesteerd heeft met het verlangen daar Zélf het volle rendement van te genieten. Pinksteren is Góds erfenis, niet de onze. Het doel van de vervulling met de Heilige Geest is niet onze heerlijkheid, maar de Zijne.
Op dit punt gaan we gemakkelijk mank. De uitstorting en de werking van Gods Geest in ons leven worden zo gauw tot doel op zichzelf. Hoe gemakkelijk komen wij niet zelf in het middelpunt te staan, terwijl de Heer het toekijken heeft! Is het wonder dat het leeg in ons blijft en de kracht van de Geest ondanks alle 'ervaringen' in ons leven niet volledig kan doorwerken?
Wie zoekt naar de volheid van de Geest, zal zich daarom moeten afvragen waar het hem om te doen is. Wat zijn de drijfveren waarom hij zo intens naar Geesteskracht verlangt? Staat Gód en de voldoening die Híj door ons leven ontvangt, centraal? Of moet de kracht die we zoeken juist óns dienen en ons wat minder afhankelijk van Hem maken? Dit laatste is een heel reële mogelijkheid. Pinksteren belooft immers kracht, het belooft ons sterk te maken. En de sterkte die God in ons legt, impliceert - dat denken we tenminste - een zekere mate van onafhankelijkheid. Het is geen wonder dat we elkaar telkens weer toeroepen dat we vooral uit de kracht die God gegeven heeft, moeten leven. Als we pinksteren eenmaal doorleefd hebben in een machtige, eerste ervaring, moeten we er nodig iets mee doen. Vanaf dat moment is de Geest immers ín ons. En waar de Geest in ons is, beschikken we ook over alle gaven en krachten die deze werken wil. Deze gaven te gebruiken is een zaak van handelen in geloof, van werken met wat we hébben.
In feite laten we ons echter strikken door een fout die zo oud is als de zonde in het paradijs. God plantte daar namelijk twee bomen, die Adam - en daarmee de gehele mensheid - een belangrijke les wilden leren. De bomen vertegenwoordigden twee verschillende levensprincipes waar de mens voortdurend een keuze tussen moet doen. De boom van kennis van goed en kwaad sprak van de mogelijkheid zich van God los te maken, van onafhankelijk zijn en je kracht in jezelf te zoeken. Deze boom was 'begeerlijk om er verstandig door te worden'. En verstandige mensen weten waar het op aan komt. Verstandige mensen kunnen beslissingen nemen, zij kunnen onafhankelijk zijn.
De boom des levens leerde een andere les: die van afhankelijkheid aan het leven dat God te schenken heeft.
Adam is de fout in gegaan. Hij koos bewust voor de onafhankelijkheid door van de eerste boom te eten. Het komt ons voor dat velen die naar de kracht van Gods Geest zoeken (onbewust) vaak deze les ook nog niet geleerd hebben. Waar zij zich zo naar Gods kracht in hun leven uitstrekken, is het, doordat diep in hun hart de verwachting leeft dat ze daardoor sterker, krachtiger en daardoor minder afhankelijk zouden kunnen worden. We konden ons niet erger vergissen. De meest intense beleving van de Geestesdoop maakt ons niet tot geestelijke krachtpatsers, die het zelf wel kunnen klaren. De kracht die God geeft, is niet van ons, zij vertegenwoordigt geleend goed. Slechts zolang we in bewuste gemeenschap met onze Heer leven, zal zij werkzaam zijn. Langer niet. Laten we dit, bij ons zoeken naar kracht, voor ogen houden, opdat de volle zegen van pinksteren in ons leven door kan breken.