Stichting Uitgeverij Rhemaprint

de Olijfbergrede
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

2. Verbastering of volharding


 

Kerkgeschiedenis 


'Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu bier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn' (Matt.24:7)

In de wereldkerk zijn tal van nationale kerken, die genoemd zijn naar het land, waarin haar leden wonen; er zijn volkskerken en famillekerken. Bij de aangehaalde tekst denken wij aan de kloven die tussen deze kerken zijn ontstaan. Zo voltrok zich in 1054 het grote, oosterse schisma, waar de oosters-orthodoxe kerk gescheiden werd van de rooms-katholieke kerk, nadat de paus de patriarch van Constantinopel excommuniceerde. Deze scheuring bracht een verwijdering tussen miljoenen chnistenen. De vele splitsingen die daarna volgden, veroorzaakten telkens geestelijke ,aardbevingen'. Welk een geestelijke structuurverandering bracht niet de reformatie, waardoor in ons land bijvoorbeeld de Nederlandse Hervormde Kerk ontstond, in Engeland de Anglicaanse Kerk of Engelse Kerk, in Duitsland en NoordEuropa de Lutherse Kerk. In de Hervormde Kerkbrachten de Afscheiding en de Doleantie weer verdeling. Sommigen onder ons beleefden de zogenaamde 'Vrijmaking', waarbij zich een scheiding voltrok onder de gereformeerden. Ook toen werden gezinnen uit elkander gerukt, ouders vervreemdden van hun kinderen en mannen van hun vrouwen. Hoe zet de verdeeldheid zich ook in de pinksterbeweging voort! Ons land vormt helaas op de wereld geen uitzondering. Overal vertoont de kerkgeschiedenis hetzelfde patroon van losmaking en opstand tegen elkander.

Waar men het druk met twisten heeft, is er geen tijd meer om de hongerige zielen te voeden. Johannes zag in dit verband de ruiter op het zwarte paard uitrijden (Openb. 6:5,6). Deze schenkt geen leven, maar veroorzaakt de dood, omdat hij het Woord van God, het brood des levens, niet uitdeelt. Vele eeuwen lang heeft men de leken zelfs de bijbel onthouden, of heeft men een 'leer der vaderen' gebracht, die met de doelstelling van de leer van Jezus, namelijk die van de volkomenheid, in flagrante strijd was. Is het wonder dat de Heer profeteerde dat er hongersnoden zouden zijn? Door het karige voedsel dat gebracht werd, kon niemand 'de mannelijke rijpheid' waarover Eféziërs 4:13 spreekt, bereiken.

Zelfs ontstond in de laatste vijftig jaar onder hen die zeiden de Schrift lief te hebben en 'spijze te rechter tijd 'uit te delen, een dwaling over de toekomst, die de kinderen Gods belette de hoge weg door de hemelse gewesten te gaan, hoewel zij zich bezig hield met de laatste dingen. Deze leer werd vanuit Amerika en Engeland in ons land geïmporteerd. Haar aanhangers vullen hun tijdschriften met eindeloos variërende artikelen over het natuurlijke volk Israël, maar ontkennen tegelijkertijd dat de belofte van de late regen aan de gemeente Gods gegeven is. Zij moeten daarom wel de bedoeling van God met de gemeente loochenen en kunnen de belofte van God niet aanvaarden dat de 'vrouw des Lams' zich gereed zal maken om haar 'man' te ontmoeten. Zij geloven immers niet aan de geestelijke gaven als middel om dit doel te bereiken. De beweging die het gevolg was van deze leer, bouwde daarom geen gezonde gemeenten op, hoewel de apostel gezegd had dat 'door middel van de gemeente aan de overheden en de machten In de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden' (Ef. 3:10).

Ook ontneemt deze toekomstleer aan de christenen van de eindtijd juist het boek Openbaring, dat hun in het bijzonder tot onderwijzing en troost moet zijn. De hoofdinhoud ervan is volgens haar aanhangers niet voor de besnedenen van hart, maar alleen voor die naar het vlees, de joden. De uit spraak van de apostel: 'Want besneden zijn of niet besneden zijn betekent niets, maar of men een nieuwe schepping is' (Gal. 6:15), wordt dan vanzelfsprekend verdraaid. In deze toekomstbeweging ontstond de zogenaamde bedélingenleer, die het Nieuwe Testament in tweeën uiteen doet vallen. Het ene gedeelte is dan voor de christenen uit de heidenen en het andere voor het natuurlijke Joodse volk. De heerlijke voorzegging uit Handelingen 2:17 dat God in de laatste dagen nog van zijn Geest zal uitstorten, wordt als een zuiver joodse aangelegenheid gezien en dus aan de gemeente ontnomen. Zo aanvaardt deze beweging ook niet de eerste bergrede voor de christenen, maar verschuift deze naar een verre, vage toekomst, en de profetieën van onze Heer op de Olijfberg zouden ook grotendeels alleen voor de joden zijn bedoeld. Wat het modernisme onder Gods volk niet heeft kunnen bereiken, heeft deze leer gedaan, door grote gedeelten van de Schnft voor de kinderen Gods krachteloos te maken. Is het wonder dat de nood van de honger steeds groter wordt onder de christenen, doordat het ware brood des levens, waardoor de kinderen Gods moeten groeien, geheel of gedeeltelijk onthouden wordt. Het volle evangelie zoekt de volle waarheid met al haar rijkdom aan beloften weer terug te geven aan de gemeenten.

In Lucas 21:11 worden naast hongersnoden ook pestziekten genoemd. In Openbaring 6:8 is dan ook sprake van 'de zwarte dood'. Het woord voor pestziekte gebruikt, ziet op een kwaadaardige en besmettelijke ziekte, die dodelijk en vernietigend is. De bijbel spreekt over een 'zonde tot de dood': zij is de zwarte magie of het occultisme. In Babylon wordt iedere vorm van occultisme gevonden: spiritisme, waarzeggerij, astrologie, magnetisme, telepathie en hypnose. Er is een aanroepen van heiligen, dat wil zeggen een gemeenschap zoeken met doden, dus een vorm van spiritisme. Er is een contact onderhouden met het voorgeslacht door middel van het handhaven van voorvaderlijke instellingen en leringen.

Evenals bij de primitieve volkeren oefenen de geesten der voorvaderen hun invloed uit, terwijl de mens Gods geleid moet worden door de Heilige Geest. Inderdaad zijn in de voorbijgegane eeuwen al de voorzeggingen van Jezus aangaande verleidingen, opstanden, oorlogen, hongersnoden, aardbevingen en pestilentiën in de kerk in vervulling gegaan. De beschrijving van al deze euvelen noemt men kerkgeschiedenis, het verhaal van de destructie en misleiding der christenheid.

 

Drie vragen 


'Doch dat alles is het begin der weeën. Dan zullen zij u over leveren aan verdrukking en zij zullen u doden, en gij zult door alle volken gehaat worden om mijns naams wil. En dan zullen velen ten val komen en zij zullen elkander overleveren en elkander haten' (Matt. 24:8-10)

De gemeente van Jezus Christus eindigt niet met een neergang, maar met een opgang. Zij heeft alle eeuwen door in het geestelijke Babylon geleefd. Zij is als het trouwe overblijfsel in het oude verbond, dat met het ongehoorzame volk naar Babel gevoerd werd, maar dat hunkerend uitzag om terug te keren naar eigen land en bodem. Profeten als Daniël en Ezechiël verkeerden ook in ballingschap, evenals het dwalende volk, waartussen zij zich bevonden. De ware kerk leeft in het verborgene.

Wat men wel waarneemt, is voornamelijk de luister en de grootheid van de schijnkerk. Maar de Heer spreekt over weeën. De gemeente is als een kind dat nog in de schoot der moeder verborgen is. De weeën brengen het tevoorschijn in de zichtbare wereld. 'De vrouw was zwanger en schreeuwde in haar pijn om te baren' (Openb. 12:2). De eigenlijke weeën vangen aan bij de vijfde bazuin. Deze kondigt het eerste wee aan (Openb. 9:12). Bij de zesde bazuin begint het tweede wee (Openb. 11:14), terwijl het derde wee spoedigt volgt op het klinken van de laatste bazuin. Wanneer deze bazuin geblazen wordt, zal de wereld een volkomen herstelde gemeente aanschouwen, die naar geest, ziel en lichaam tot volmaaktheid gekomen is. Het derde of laatste wee brengt de nageboorte voort. Het wezen van de antichristelijke kerk wordt dan duidelijk zichtbaar, als de zeven schalen van Gods gramschap over haar uitgestort worden. In vers 8 is echter sprake van een 'begin der weeën', de eerste pijnen die de geboorte aankondigen. Hiervan lezen wij in Openbaring 6 bij de opening van de zes zegels. In Lucas 21:12 staat: 'Maar vóór dit alles zullen zij de handen aan u slaan en u vervolgen, door u over te leveren in de synagogen en gevangenissen, en u voor koningen en stadhouders te leiden om mijns naams wil'. Hier wordt evenals in onze tekst ook gesproken over de verdrukkingen, waaraan reeds de eerste christenen blootstonden en die de kinderen Gods al de eeuwen door van de valse kerk hebben ondergaan. De uitdrukking: 'Zij zullen u voor koningen en stadhouders leiden' wijst erop dat de valse kerk de wereldlijke overheid zou inschakelen om de kinderen Gods te vervolgen en te doden. De opening van het vijfde zegel in Openbaring 6 doet ons zien, dat de ontrouwe kerk wel de lichamen van de ware gelovigen kon doden, doch de zielen der martelaren, hun levens, werden bewaard 'onder het altaar'. In de hemel is dit altaar het beeld van de aarde, waarop de gelovigen immers gedood werden. Op dit altaar bracht ook Jezus het offer van zijn uitwendig leven. Ook zijn ziel werd uitgegoten in de dood (Jes. 53:12). Zoals de aarde het bloed opnam en bedekte, zo was het leven der martelaren voortaan alleen in de onzienlijke of verborgen wereld.

Er is sprake van 'elkander' haten, 'elkander' overleveren en 'elkander' slachten. De valse kerk duldt geen ware volgelingen van Jezus Christus in zich. Dezen worden door allen gehaat terwille van zijn naam. Zij zijn de outcasts die buitengeworpen worden en geëxcommuniceerd. Zij die ten onrechte de waarheid voor zich opeisen, behalen de overhand op aarde. De onomstotelijkheid van een ontzaglijke waarschuwing wordt hiermee ontsluierd: 'Gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen' (Ex. 23:2). Nimmer zijn de echte kinderen Gods in het grote Babylon geaccepteerd. Het bloed en het lijden van Donatisten, Katharen, Waldenzen, Hussieten, Lollarden, Dopersen, Mennonieten, reformatorische christenen, Hugenoten, Quakers, Stundisten, ketters, independenten en afgescheidenen met zovele andere vervolgden, getuigen van de vervulling van Jezus' woorden. Deze regel is nooit doorbroken, en wanneer wij als volle-evangelie christenen wel aansluiting zoeken bij de menigte, zullen ook wij met haar ondergaan. Paulus schreef. 'Trouwens, allen die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden door de verworden kerk' (2 Tim. 3:12). De grote revisie van de historische processen in de afgevallen kerk zal plaatsvinden als Babylon ondergaat en de schare bloedgetuigen met Christus als koning zal gaan heersen.

De haat der valse kerk wordt gewekt, doordat de gelovigen daadwerkelijk de naam van Jezus belijden, dit is dus toepassen. In deze naam worden de gelovigen gedoopt, drijven zij duivelen uit, doen zij krachten, leggen zij de zieken de handen op ter genezing, zegenen zij de kleine kinderen, en ontvangen zij vergeving van zonden. Zij bidden niet alleen: 'Uw naam worde geheiligd', maar zij heiligen metterdaad deze naam door in waarheid een woonstede Gods in de geest te zijn. Zij weigeren enige concessie te doen of een compromis te sluiten met de machten der duisternis. Wie de hoge weg gaat, wordt niet begrepen door hen die zich bezighouden met de dingen van de aarde: kleding, gewijde plaatsen, ceremoniën, voorvaderlijke gebruiken en leringen, een natuurlijk volk Israël. Een zendeling schreef laatst: 'Wij worden door de medezendelingen niet geaccepteerd, zelfs niet erkend als broeders met een andere mening. Wij worden volkomen geïsoleerd vanwege de boodschap van het Koninkrijk der hemelen'. Het is begrijpelijk dat velen onder zulk een pressie het niet kunnen bolwerken en 'ten val komen'.

 

Valse profeten 


'En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden' (Matt. 24:11)

Hier spreekt de Heer over vele valse profeten en velen die misleid worden. Deze valse dienstknechten leiden de christenen van de hoge weg af en beletten hen het voorgestelde doel te bereiken. Wij moeten daarbij niet alleen aan bepaalde groeperingen denken, die in de handboekjes aangeduid worden met 'sekten en sektenstromingen'. Het gaat hier over de massa, die altijd ongelijk heeft en over de enkelen, die door de enge poort de hoge weg opgaan en waarvan gezegd wordt: 'Weinigen zijn er, die hem vinden' (Matth. 7:14). Het gevaar ligt niet bij de zogenaamde extreme groepen, maar bij de vele christenen die massaal door verkeerde geesten geleid worden. Voor hen geldt evenals voor de Joden: 'Al was het getal der kinderen Israëls als het zand der zee, het overschot zal behouden worden' (Rom. 9:27). Jezus zelf had in eigen kring ook met verleidende geesten te maken gehad. Wij denken aan het voorval dat twee van zijn geliefde discipelen Johannes en Jacobus, gegriefd waren, omdat men in een gehucht van de Samaritanen weigerde Jezus onderdak te verlenen. Zij zeiden toen: 'Here, wilt Gij', dat wij zeggen, dat vuur van de hemel nederdale en dezen verslinde, gelijk ook Elia gedaan heeft?' Deze discipelen bezaten een groot geloof, daar zij wisten dat het hun mogelijk was dingen te doen, die Elia ook gedaan had. Zij hadden ook veel liefde tot hun Meester. Toch bestrafte de Heer hen met de woorden: 'Gij weet niet van hoedanige geest gij zijt' (Luc. 9:54,55 St. Vert.).

Geloof en liefde tot de Heer moeten gepaard gaan met het juiste inzicht, anders komt ook de discipel des Heren op dwaalwegen. Zo wist ook Petrus niet, 'van hoedanige geest hij was', toen de Heer tot hem sprak: 'Ga weg, achter Mij', satan; gij zijt Mij een aanstoot, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods, maar op die der mensen' (Matth. 16:23).

Het grote Babylon telt velen die geleid worden door een verkeerde geest. Johannes schreef hierover: 'Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan' (1 Joh. 4:1).

De apostelen hebben later reeds het begin van de vervulling dezer profetie gezien, wanneer Paulus, Petrus en Judas over de dwaalleraars schrijven. Het gaat dan steeds over mensen die wel de Christus prediken, maar met bijoogmerken, en die het doel van het evangelie niet voor ogen houden, noch ernaar jagen. De ware profeten hebben het doel Gods, de volkomenheid der gemeente, voor ogen. Door hen spreekt de Heilige Geest en zij verkondigen de gezonde leer.

 

Duisternis en  
licht 


Voor de kerk die zich naar Christus noemt, geldt:

'En omdat de wetsverachtzaming toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde, die zalbebouden worden'. (Matt.24:12,13)

In Openbaring 2:4 wordt van de gemeente te Eféze meegedeeld, dat zij haar liefdesgemeenschap in de hemelse gewesten kwijtgeraakt was. Haar leden waren van een hoogte neergestort, namelijk van de onzienlijke wereld in de zienlijke. Zij leefden niet meer vanuit de liefde en de kracht Gods, maar waren op aards niveau terechtgekomen. De mond der waarheid, Jezus, voorspelde een algemene teruggang, die in verband zou staan met de wetsverachting. Het christendom zou niet leven naar de wet des Geestes. Het zou wel veel spreken over liefde, doch slechts over die van de natuurlijke mens en niet over de liefde Gods, die met de Heilige Geest uitgestort is in onze harten. In het begin hadden de christenen, door de kracht van de Heilige Geest werken gedaan die gebaseerd waren op de liefde tot God en tot de naaste. Maar dit oorspronkelijke model dat de Heer door eigen leven bij de aanvang van het nieuwe verbond getoond had, werd spoedig losgelaten. De liefde en de gaven van de Heilige Geest vormen de weg' die nog veel verder omhoogvoert' (1 Cor. 12:31). Waar deze beide te zamen werkzaam zijn, wordt de gemeente werkelijk gediend en opgebouwd. Genoemde gaven openbaren zich alleen in Gods kinderen bij een wandel en bij een strijd in de hemelse gewesten. Alleen de wet van de Geest des levens maakt vrij (Rom. 8:2). Wanneer deze in de gemeente functioneert, worden de gebondenen bevrijd, de zieken genezen en wordt de mogelijkheid geopend het voorgestelde doel van de volkomenheid te bereiken. Wanneer men de naaste liefheeft, wil men hem in zijn nood helpen. Slechts door het bezit van de geestelijke gaven is men hiertoe in staat. Dan werpt men duivelen uit, zodat de ongerechtigheid gestuit wordt, en door de doop in de Heilige Geest kan zo'n bevrijde ook zelf een overwinningsleven leiden. Het woordje 'meesten' in deze tekst wijst er duidelijk op, dat het verbasteringsproces algemeen zou zijn. Het gaat hier niet over enkele extreme groepen en sekten die de geboden van Jezus zouden verachten, maar over de grote massa, die geen enkele notie meer zou hebben, wat eigenlijk de bedoeling van het evangelie van Jezus Christus is. Opgemerkt wordt dat alleen zij die het einddoel des geloofs onafgebroken zouden blijven nastreven, ' zalig' zouden worden, dus het volkomen herstel van lichaam, ziel en geest zouden ervaren. De apostel Paulus schreef vanuit zijn gevangenis naar de Filippenzen: 'Maar één ding doe ik'. Velen menen dat hierop volgen moet: ik jaag ernaar om uit 'een wereld in vlammen' zielen te winnen, om zendelingen uit te stoten en om mensen te bewegen alles op te offeren om eropuit te trekken. Maar in Filippenzen 3:14 drukt de apostel het allesbeheersende in zijn leven uit, met de woorden: 'Vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel (de volmaaktheid)'. Ondanks de voorzegde afval zal het plan Gods met de mens doorgaan. Er is immers ook een machtige pinksterbelofte, die het mogelijk maakt het voorgestelde doel te bereiken: 'Het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees'. Jesaia ontsluiert de toekomst van de ware kerk met: 'Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijkheid des Heren gaat over u op. Want zie, duisternis zal de aarde bedekken en donkerheid de natiën, maar over u zal de Heer opgaan en zijn heerlijkheid zal over u gezien worden. Volken zullen opgaan naar uw licht en koningen naar uw stralende opgang' (60:1-3). De Heer beloofde: 'En dit evangelie van bet Koninkrijk zal in de gehele wereld gepredikt worden tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde gekomen zijn' (Matt.5:14).

Het gaat hier om het 'evangelie van het Koninkrijk', zoals de Heer het zelf had gepredikt: 'En Hij trok rond in geheel Galiléa en leerde in hun synagogen en verkondigde het evangelie van het Koninkrijk en genas alle ziekte en alle kwaal onder het volk. En het gerucht van Hem drong door tot in geheel Syrië; en men bracht tot Hem allen die ernstig ongesteld waren, gekweld door allerlei ziekten en pijnen, bezetenen en maanzieken en verlamden, en Hij genas hen' (Matth. 24:23,24).

Is het niet treurig, dat degenen die zich in onze tijd bezighouden met de laatste dingen en met de toekomst des Heren, juist de grote vijanden zijn van het evangelie des Koninkrijks, door hun bewering, dat deze tekenen en wonderen tot herstel van de mens niet meer voor onze tijd zijn! Zij prediken een Jezus die anders is dan die uit de evangeliën.

De zonen Gods, die met de Heilige Geest verzegeld zijn, zullen het evangelie van het Koninkrijk prediken. Dit 'gerucht' zal tot in de verste wereld enden doordringen: Jezus redt, geneest, doopt met zijn Geest en Hij voert de mens tot de volkomenheid. Deze dienstknechten van God hebben de wetten des Geestes in hun verstand en in hun hart (Hebr. 8:10). Zij spreken zoals Jezus sprak en doen werken, die Hij deed en nog grotere (Joh. 14:12). Op de ganse aarde zal de vrucht van deze prediking geopenbaard worden. Dan zal het einde (einddoel) gekomen zijn' en zal blijken wat de kracht van de Heilige Geest in de mens bewerken kan. De beschadigden, de verminkten en de ontoerekenbaren zullen met dit evangelie van het Koninkrijk geconfronteerd worden en ook zij zullen binnengaan. Daarom schamen wij ons dit evangelie niet, 'want het is een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft' (Rom. 1:16).

 
vorige pagina terug volgende pagina