Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Het Fundament van het Geloof
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

Een leer van dopen


 

De Hebreeënschrijver noemt als derde deel van het christelijke fundament ‘een leer van dopen’. Het woord 'dopen' is hier geen werkwoord, maar het meervoud van het zelfstandige naamwoord 'doop'. Wij willen achtereenvolgens op twee dopen wijzen, namelijk op de doop in water en op de doop in de Heilige Geest.

 

De doop in water 


Wij schreven reeds over 'bekering van dode werken' en over 'geloof in God'. Wij zagen wat er in de geestelijke wereld bezig was zich te voltrekken bij de mens die God zoekt. Wij merkten op hoe de geest van de mens zich losmaakte van de beïnvloeding van de boze geesten, hoe hij brak met het oude, zondige leven en dit prijsgaf. Verder constateerden wij dat zijn geloof zich op God richtte en hij de woorden Gods met al de beloften aanvaardde. Door het geloof in het offer van Jezus werd hij gereinigd van zijn zondeschuld en kreeg hij macht om een kind van God te worden en op te staan tot een nieuw leven.

Deze overgang uit de duisternis naar het licht, dit overgeplaatst worden uit de macht van de satan tot God, noemt de bijbel de wedergeboorte van de mens. Zoals een kind bij zijn geboorte uit de verborgenheid tevoorschijn komt en een nieuwe levensfase begint, zo gaat de onzienlijke mens na zijn wedergeboorte zijn plaats innemen in de geestelijke wereld, het Koninkrijk der hemelen genoemd. Voortaan leeft hij als christen niet alleen in de natuurlijke of zichtbare wereld, maar hij functioneert allereerst in de lichtzijde van de geestelijke wereld, namelijk in het Koninkrijk Gods. Voor deze verplaatsing is het vanzelfsprekend nodig dat zijn denken, dat zich vroeger alleen bezighield met de dingen van deze aarde, zich nu ook gaat richten op de hemelse zaken. Dit eist een totale verandering of vernieuwing van gedachten. De bijbel spreekt in Romeinen 12:2 over een 'metamorfoseren' door de vernieuwing van het denken.

Dit veranderingsproces waardoor iemand als geestelijk mens geboren wordt, speelt zich af in de inwendige mens van de christen. Het vangt aan in zijn geest en werkt dar door in zijn ziel en zelfs in zijn lichaam. Hoewel dit alles zich niet plotseling in zijn totaliteit voltrekt, maar de vernieuwing van dag tot dag voortschrijdt, is het de bedoeling van God dat de christen reeds bij het begin getuigenis geeft van zijn geloof in deze gehele regeneratie of herschepping. Dit doet hij dan niet alleen met woorden, maar hij beeldt dit ook uit door zijn doop in water.

Jezus sprak in Marcus 16:16: 'Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden'. Met het woord 'behouden' wordt aangeduid dat iemand geheel beantwoorden gaat aan het doel van God met de mens, dus dat hij niet alleen gerechtvaardigd en wedergeboren is, maar ook voortgaande op de weg des heils, de heerlijkheid van het zoonschap deelachtig wordt. Dit behoud culmineert in de volkomenheid en volwassenheid van de christen. Hij is immers erfgenaam van God en mede-erfgenaam van Christus (Rom.8:17).

Hij krijgt deel aan de goddelijke natuur (2 Petr. 1:4) en hij is voorbestemd om op de troon van God mee te regeren over al de werken van diens handen (2 Tim.2:12 en Op. 5:10).

Jezus Christus is gekomen 'om vele zonen tot heerlijkheid te leiden' (Hebr.2:10).

Met zijn doop belijdt de gelovige dat hij ingegaan is door 'de enge poort', Jezus Christus, en dat hij de voeten gezet heeft op de weg die door het Koninkrijk Gods omhoog voert (Matth.7:13).

Een ieder begrijpt dat deze keuze bewust gedaan en deze stap zelfstandig genomen moet worden. Ook de uitbeelding ervan door de waterdoop is afhankelijk van de begeerte en de overtuiging van de dopeling en niet van die van zijn ouders of opvoeders, zoals bij de zuigelingenbesprenging, waarbij het kind onbewust en in afhankelijkheid, zonder enige inspraak zijnerzijds, de doophandeling ondergaat. De bijbelse volgorde is: wie gelooft en zich daarna laat dopen!

Het is ook duidelijk dat zulk een proces dat zo diep in iemands leven ingrijpt, waarbij de bijbel spreekt over dood, begrafenis en opstanding, niet uitgebeeld kan worden door het besprenkelen met enige druppels water. Zowel de zuigelingendoop als de besprenging zijn in strijd met de betekenis van de doop zoals deze door Gods Woord tot ons komt. Johannes dompelde Jezus onder in het water van de Jordaan, want er staat: 'Terstond nadat Jezus gedoopt was, steeg Hij op uit het water' (Matth.3:16). De Heer sprak in dit verband de woorden: 'Aldus betaamt het ons alle gerechtigheid te vervullen'. Hij werd in water gedoopt en na zijn doop steeg Hij op uit het water. Wanneer Jezus zegt ‘aldus’ bedoelt Hij dat dit de wijze is, waarop gedoopt moet worden. Luther zei eens: 'Wij dopen iets in water, opdat het geheel door water bedekt zal worden'. De bijbel spreekt verder over 'het bad der wedergeboorte, (Tit.3:5).

Hiermee wordt bedoeld dat het woord van God als een reinigend waterbad werkzaam is. Er wordt daarom gesproken van 'het waterbad met het woord' (Ef. 5:27). Zoals een mens in de natuurlijke wereld van vuil gereinigd wordt door het water, zo wordt de inwendige mens gereinigd of gewassen van zijn zondeschuld door zich geestelijk onder te dompelen in de woorden Gods. Deze reinigen hem en doen hem vernieuwd als een rechtvaardige opstaan.

Zo sprak de Heer tot zijn discipelen. 'Gij zijt nu rein, om het woord, dat Ik tot u gesproken heb' (Joh.15:3).

Wij weten door de woorden die God tot ons gericht heeft, dat Jezus Christus als lam van God voor de zonde van de gehele wereld gestorven is (Joh.1:29).

Wanneer men met de inwendige mens, dat is met ziel en geest, zich onder deze uitspraak stelt en haar aanvaard, heeft men deel aan deze reiniging en vangt er een nieuw leven aan. De waterdoop beeldt dit proces van 'het bad der wedergeboorte, uit.

De bijbel zegt ook, dat wij met Hem begraven zijn door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen (Rom. 6:4).

Ook hier wordt over een geestelijk gebeuren gesproken. Er is een 'doop-in-zijn-dood', een deel hebben aan het sterven van Christus voor onze zonden. Omdat Jezus gestorven is, rekent God dat wij met Hém gestorven zijn, dat wil zeggen dat er in ons bestaan een scheiding gekomen is tussen het leven zoals wij dit vroeger leidden, dat gedirigeerd en geïnspireerd werd door de dingen van deze aarde en door de machten van de duisternis, en het leven dat nu geleid en beïnvloed wordt door de woorden van God. De manier waarop de gelovige vroeger functioneerde en reageerde, was aards en soms duivels. Van deze wijze van leven maakt de gelovige zich los. Hij legt de oude mens af, die ten verderve gaat (Ef. 4:22) en gaat de aandacht richten op wat God gezegd heeft. Hij wil in gehoorzaamheid functioneren en reageren vanuit het Koninkrijk Gods. Hij doet de nieuwe mens aan, die naar de wil van God geschapen is (Ef. 4:24 ).

De 'majesteit des Vaders', dat is zijn kracht of zijn Heilige Geest, heeft Jezus uit de doden opgewekt.

Deze wekt ook de gelovige op tot een nieuw leven, waaraan zelfs zijn sterfelijk lichaam deel mag hebben, doordat dit ook de beïnvloeding van de helende en genezende kracht van God ervaart.

Het is wel duidelijk dat er tijd nodig is voor deze algehele omschakeling van de oude naar de nieuwe mens. In de waterdoop worden zowel het sterven van de oude als het opstaan van de nieuwe mens uitgebeeld. Wanneer de dopeling zich overgeeft om ondergedompeld te worden, geeft hij daarmee zijn oude mens in het watergraf prijs. Bij het oprijzen uit het water belijdt hij dat hij gerechtvaardigd is en dat het nieuwe gekomen is. Hij vergeet wat achter ligt en gaat zich uitstrekken naar hetgeen komen gaat, want 'niemand die de hand aan de ploeg slaat en ziet hetgeen achter ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods' (Luc. 9:62). En wat heerlijker is: ook God denkt niet meer aan wat vroeger gebeurd is, maar aanvaardt de dopeling als zijn gerechtvaardigd kind.

De afgelopen jaren emigreerden velen naar een ander land. Zij begonnen daar een geheel nieuw leven onder nieuwe wetten. Zo symboliseert ook de doop het uitgaan van de inwendige mens uit de wereld en zijn naturalisatie in de hemelse gewesten: de gelovige wordt hemelburger (Filip. 3:20). Een kinderbesprenging kan zoiets niet uitbeelden, want het is onmogelijk dat een ander zulke beslissingen voor ons neemt. De doop is een belijdenis. Jezus sprak: 'Een ieder dan, die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook Ik belijden voor mijn Vader, die in de hemelen is’ (Matth.10:32). Hij sprak ook: 'Gij zult mijn getuigen zijn' ( Hand. 1:8).

Bij, de doop belijdt men voor God en de mensen, voor heilige en gevallen engelen, dat men voor Jezus gekozen heeft. God heeft ons geroepen tot gehoorzaamheid aan de Zoon en vraagt van ons een duidelijk antwoord. Het massachristendom maakt deze keuze niet en houdt de fundamentele bijbelse volgorde niet aan. Het besprengt een kind, en dit doet op latere leeftijd belijdenis. De bijbel spreekt over zulke dingen niet en het zal menig christen strijd en moeite kosten de oude onschriftuurlijke tradities van nul en generlei waarde te achten en los te laten. God heeft evenwel door zijn woorden geroepen, en ook de weg aangewezen waarlangs wij tot Hem kunnen gaan.

Jezus doopte nooit kinderen, maar Hij legde hun de handen op en zegende hen. Hij sprak: 'Want voor zodanigen (ongedoopte kinderen) is het Koninkrijk Gods’ (Marc.10:13-16).

Uit het feit dat de discipelen wilden verhinderen dat de kleinen tot Jezus gebracht werden, blijkt, dat zij zeker niet gewend waren deze te dopen!

De kinderbesprenging is ontstaan, omdat men meende dat kleine kinderen ook in het verbond van God met zijn volk begrepen zijn. Zij werd in de loop der eeuwen in bijna alle kerken een traditie. Men leerde dat de doop in de plaats van de besnijdenis gekomen zou zijn, maar de besnijdenis was een teken dat men tot het natuurlijke geslacht van Abraham gerekend werd.

In het nieuwe verbond is echter geen natuurlijke lijn der geslachten. Door de kinderdoop stijgen de volks - en familiekerken dan ook niet uit boven het peil van het oude Israël. Zij blijven op hetzelfde niveau en er worden geen geestelijke mensen gevormd.

In het nieuwe verbond is er een teken aan het hart, dat is de inwendige mens, en een verbond in de geest, dat is in de onzienlijke wereld. In het oude verbond was alles afgestemd op de aarde en op de zintuiglijk waarneembare wereld. In het betere verbond dat op betere beloften berust, is alles op de hemel en op de geestelijke wereld gericht. Zo was er in het oude verbond een besnijdenis die met handen geschiedde en waardoor een uitwendig teken aangebracht werd. Maar het nieuwe verbond heeft een geestelijke besnijdenis, zoals er in Colossenzen 2:11 en 12 staat: 'In Hem zijt ook gij met een besnijdenis die geen werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop'.

Daarom is de geestelijke realiteit van de besnijdenis des harten na de wedergeboorte in de plaats van de natuurlijke besnijdenis gekomen. Zoals in het natuurlijke leven de navelstreng tussen moeder en kind na de geboorte doorgesneden wordt, zo wordt in de inwendige mens het oude leven van het nieuwe gescheiden door het zwaard des geestes, het Woord van God. De nieuwe mens komt los te staan van de oude. Dit is in de onzienlijke wereld een duidelijk teken dat iemand een kind van God geworden is. Daarom staat in 2 Tim. 2:19: 'En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen en: Een ieder, die de naam des Heren noemt breekt met de ongerechtigheid'.

De waterdoop beeldt deze besnijdenis des harten uit. Het oude leven wordt in het water achtergelaten om als een geestelijke nageboorte begraven te worden.

In het nieuwe verbond worden alleen de ware kinderen van de gelovige Abraham gedoopt, die niet uit vlees en bloed, maar die uit God geboren zijn. Daarom zou men kunnen zingen: ’t Verbond met Abraham zijn vrind, bevestigt Hij van (wedergeboren) kind tot (wedergeboren) kind"!

Bij de kinderbesprenging wordt van de dopeling geen geloof gevraagd en is er geen sprake van bekering. Ook kent zij geen wedergeboorte, maar moet hoogstens bouwen op een veronderstelling, dus niet op geloofszekerheid. Men denkt niet aan sterven en opstanding, noch aan de besnijdenis des harten. Men heeft dus de doop volkomen van zijn inhoud beroofd. De kinderbesprenging is een zaak van vlees en bloed, een zaak van ouders en natuurlijke afstammelingen. Zij is een verwerping van de doop van Jezus, die niet als zuigeling naar een doopvont gedragen werd, maar die Zelf tot Johannes aan de Jordaan ging met het verzoek om Hem te dopen.

Paulus schreef: ‘Want een ander fundament dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen’ (1 Cor.3:11).

Slechts de bijbelse doop door onderdompeling van de gelovige behoort tot het fundament van het christelijke leven.

Nooit kan de tempel Gods verrijzen op een schijnfundament. Daarom, 'wat aarzelt gij nog? Sta op, laat u dopen' (Hand.22:16).

 

De doop in de Heilige Geest 


Wanneer iemand zich in water heeft laten dopen, is dit een getuigenis van het feit dat hij het oude leven afgelegd heeft en een nieuw leven is begonnen. Hij zal in verwachting uitzien naar een leven in gemeenschap met zijn Heer. Zijn hart zal zich hiernaar uitstrekken en ook naar de kracht om het kwade te overwinnen en als een rechtvaardige te kunnen leven.

In 1 Petrus 3:21 staat: 'De doop is niet een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God'. De gelovige wil in het Koninkrijk Gods, waarin hij door de wedergeboorte overgeplaatst werd, bewust leven, wandelen, strijden en overwinnen. De toerusting om werkelijk als geestelijk mens te leven, ontvangt hij door de doop in de Heilige Geest. Hij moet bekleed worden met 'kracht uit de hoge' (Luc.24:49), ofwel kracht uit de onzienlijke wereld. Dan kunnen in hem de geestelijke gaven zich ontwikkelen, die onmisbaar zijn om de vrucht van de Heilige Geest voort te brengen en om de gemeente van Jezus Christus op te bouwen. Zonder deze hemelse kracht is het onmogelijk in de voetsporen van Jezus te wandelen.

Met zijn doop in de Heilige Geest was Jezus de eerste van vele broeders. Tezamen met Johannes de Doper vervulde Hij alle gerechtigheid, want de gehele weg des heils werd aan de Jordaan geopenbaard. In Lucas 3:21 staat dat Jezus in water gedoopt werd. Hij was daar met Johannes in de rivier. Het water droop nog van hoofd en handen.

Toen sloeg de Zoon des mensen de ogen naar de hemel en bad. Hij begeerde de 'kracht uit de hoge', de gave van de Heilige Geest'. ‘En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd, en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde’. Op zijn waterdoop volgde de doop in de Heilige Geest. Zowel Johannes als Jezus blikten in de onzichtbare wereld en beiden zagen hoe dit heilsfeit zich voltrok. Op dit ogenblik werd de menselijke geest van Jezus verbonden met de Heilige Geest. Jezus was in water gedoopt; daarmee getuigde Hij dat Hij ingegaan was in het Koninkrijk Gods. Door de doop in de Heilige Geest begon dit Koninkrijk zich in en door Hem te openbaren.

Toen begonnen de 'krachten van de toekomende eeuw' in Hem te werken, zodat Hij met kennis van zaken het evangelie van het Koninkrijk der hemelen kon verkondigen, demonen kon uitwerpen, zieken genezen en bezetenen bevrijden, teneinde zo de obstakels weg te nemen, die de mens beletten het Koninkrijk Gods binnen te gaan.

Er waren veel profeten en grote mannen Gods in het oude verbond geweest, maar niemand van hen ging rond om zieken de handen op te leggen en gebondenen te bevrijden. De verlossing van de mens staat in verband met de doop in de Heilige Geest, want door middel van de geestelijke gaven is het kind van God in staat zichzelf en zijn naaste op dezelfde wijze te helpen als Jezus dit deed. Onze Heer zei: 'Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen', dat wil zeggen: is binnen uw bereik gekomen (Matth. 12:28).

Indien u met uw gedachten bezig bent met de dingen die boven zijn, dus bezig bent met bidden, dan mag u allereerst om de Heilige Geest vragen. De verhoogde Meester is de Doper in de Heilige Geest, want er staat: 'Nu Hij dan door de rechterhand Gods (dat is de Heilige Geest) verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij ziet en hoort' (Hand. 2:33). In Lucas 11:13 staat: 'Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel temeer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?

Hier is dus sprake van kinderen Gods die om de Heilige Geest bidden. Zij zijn dus al wedergeboren en ingegaan in het Koninkrijk der hemelen. Zij moeten om de Heilige Geest bidden, omdat deze niet automatisch aan de christen ten deel valt, en ook niet zonder dat hij het wil, bezit van hem neemt. Hij moet erom vragen in het vaste geloof aan de belofte en in het vertrouwen dat God hem zeker de Heilige Geest zal schenken.

Het kind van God bidt een gebed des geloofs, wetende dat Jezus, die de Doper is met de Heilige Geest (Matth. 3:11) en 'die de belofte van de Vader ontvangen heeft' ook stellig het antwoord geven zal. De gelovige moet zich niet in spanning, maar vol blijde verwachting openstellen voor de Heilige Geest, die hem wil vervullen. Ook de discipelen ontvangen de Heilige Geest na gebed, want er staat: 'Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed' (Hand. 1:14). Zij wachtten op de realisering van de belofte des Vaders en hun geloof bleek uit de grote blijdschap, waarmee zij in de tempel voortdurend God loofden (Luc.24:53). Door de wedergeboorte hebt u ‘een plaats ontvangen in de hemelse gewesten’, de doop in de Heilige Geest maakt het mogelijk 'om de overweldigende rijkdom zijner genade in u te tonen' (Ef. 2:6,7).

De doop in de Heilige Geest is de heerlijkheid die op de doop in water volgt. De bijbel zegt: 'Doch allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden' (Joh.1:12). Dit is al een rijke genade. Maar daarop volgt, als een overweldigende rijkdom van genade, het heil en de heerlijkheid: 'Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade' (Joh.1:16).

Wanneer de onzienlijke wereld zich opent, wordt Jezus in de Heilige Geest gedoopt. Vanaf dat ogenblik begon zijn bediening. Hij werd aangedaan met 'kracht uit de hoge'. Toen klonk een stem uit de hemelen, zeggende: 'Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb' (Matth.3:17). Jezus was ons voorbeeld en wij willen in zijn voetsporen wandelen. Ook tot ons spreekt bij de doop in de Heilige Geest de stem uit de hemelen: ‘Gij zijt kinderen van het welbehagen en zonen Gods'. Vanaf dit ogenblik weten wij ons erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus.

De doop in water en de doop in de Heilige Geest behoren elkander op te volgen; dit is het fundament van het evangelie. Het komt in onze dagen menigmaal voor, dat iemand gedoopt wordt in de Heilige Geest, terwijl hij nog niet in water gedoopt is. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat een juist begrip inzake de waterdoop ontbreekt en het christenvolk door valse leringen op een dwaalspoor is gekomen. Door verkeerde inzichten geleid, durfde Petrus, Cornelius en de zijnen niet te dopen, maar toen de Heilige Geest op hen allen viel, sprak hij: 'Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen?' (Hand. 10:47).

Op de Pinksterdag noemde Petrus de bijbelse volgorde, toen hij sprak: 'Bekeert u en een ieder van u late zich dopen.... en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen' (Hand. 2:38). In Handelingen 8 zien wij deze volgorde ook zeer duidelijk toegepast bij de Samaritanen.

Eerst geloofden dezen wat Filippus predikte. Toen werden zij bevrijd van de onreine geesten. Daarna gaven deze 'mannen en vrouwen' getuigenis, door de waterdoop, dat zij veranderde mensen waren. Zij waren zich bewust rechtvaardigen te zijn met een goed geweten, omdat Jezus door zijn lijden en sterven hun zonden verzoend had. Zij wisten dat zij burgers waren van het Koninkrijk der hemelen.

Toen kwam de volgende stap op de geloofsweg. Zij strekten zich uit naar de doop in de Heilige Geest en zij ontvingen deze toen Petrus en Johannes hun de handen oplegden. Door deze doop in de Heilige Geest werden zij pas echte nieuwtestamentische christenen. Dezelfde volgorde vinden wij ook in Handelingen 19:1-7, waar Paulus ongeveer twaalf discipelen van Johannes de Doper eerst in de naam van de Here Jezus doopte en hen daarna de handen oplegde voor de doop in de Heilige Geest.

Het oude verbond kende geen voortbouw op de rechtvaardigheid. Men moest zich zijn gehele leven inspannen om een rechtvaardige naar de wet te worden. Men was hier nooit mee klaar.

In het nieuwe verbond is men een rechtvaardige, omdat men gelooft in de schuldvergeving door het bloed van Jezus Christus. Men is ingegaan door de enge poort en men is gekomen op de weg die naar de volkomenheid leidt. In de bergrede stelde Jezus dat wij volmaakt zouden zijn, zoals de hemelse Vader volmaakt is. Dit woord 'volmaaktheid' betekent ook 'volwassen zijn'.

In Efeziërs 4:13 spreekt de apostel over de mannelijke 'rijpheid' en gebruikt hier voor hetzelfde woord. In Hebreeën 5:14 komt dit woord voor als volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad'.

Paulus schreef in 2 Timotheüs 3:16 aangaande het doel van het evangelie, dat het de mens tot de volkomenheid voert, zodat hij tot alle goed werk volmaakt is toegerust. Jezus was geschikt tot goed werk en wij zullen dit ook zijn, indien wij in dezelfde Geest gedoopt zijn en werken met dezelfde begaafdheden en kracht.

Het oude verbond kende geen vervolg op de rechtvaardigheid. Men kon de geloofsweg dus niet tot het einde toe lopen. Van deze rechtvaardigen staat geschreven: 'Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde (de Heilige Geest) niet verkregen, daar God iets beters met óns voor had' (Hebr.11:39). Wij mogende beloften des Vaders wél in ontvangst nemen. De Vader en de Zoon willen in ons woning maken, door de Heilige Geest (Joh. 14:23). Het nieuwe verbond berust op betere beloften (Hebr. 8:6).

In het oude verbond kende men de inwoning van de Heilige Geest niet, 'want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was' (Joh. 7:39).

In Openbaring 3:20 staat deze heerlijke toezegging: ‘Zie Ik sta aan de deur en Ik klop, Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij’. Wel een duidelijk beeld van de doop in de Heilige Geest. Indien wij de deur van ons hart openzetten, komt de Heilige Geest in ons. Dan heeft onze geest gemeenschap met de Geest van Christus. Samen verzadigen zij zich aan het brood des levens, dat is het Woord van God.

Vele christenen leven nog op oudtestamentisch niveau. Zij komen niet verder dan de heiligen uit het oude verbond en dezen zijn hun vaak nog een voorbeeld van 'christelijke' levenswandel. Toch sprak Jezus, dat de kleinste in het Koninkrijk der hemelen groter is dan de godvruchtigste heilige uit de oude bedéling. Zo merken wij op, dat de gelovige Abraham 'de stad verwachtte met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is' (Hebr 11:10).

Vele christenen zoeken deze zelfde stad. Hun liederen spreken van de paarlen poorten en de gouden straten van het nieuwe Jeruzalem. Maar wie denkt er nog aan dat Christus zijn gemeente tot een meer 'eervolle bestemming' geroepen heeft ? Wij behoren méér te zijn dan toekomstige inwoners van de hemelstad. Wij zijn immers ‘een tempel Gods in de Geest’ en ‘een koninklijk priesterschap’. Om priester te zijn, moet men gezalfd worden. Van Jezus, onze Hogepriester, wordt meegedeeld ‘hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd’ (Hand.10:38). Zo zijn slechts die bewoners van het hemelse Jeruzalem gezalfd met de Heilige Geest, die deel uitmaken van de tempel Gods. De doop in de Heilige Geest is het kenmerkende teken van het nieuwe verbond.

Door de doop in de Heilige Geest is God niet alleen bij zijn volk, maar Hij is in hen. Dan vormt zijn Geest met de menselijke geest een eenheid of geestelijke huwelijksgemeenschap, want 'die zich aan de Heer hecht, is één geest met Hem' (1 Cor.6:17). Het is ook niet goed dat de menselijke geest alleen is! Zoals in het natuurlijke leven in een goed huwelijk man en vrouw één zijn en tezamen één huis bewonen, zo vormen in de onzienlijke wereld Gods Geest en de menselijke geest één geheel. Zij bewonen de tempel Gods, dat is het menselijke lichaam.

Men komt niet automatisch in het nieuwe verbond, doordat men tweeduizend jaar na de geboorte van Christus leeft, maar men krijgt deel aan dit verbond, doordat men zijn 'Pinksteren' beleefde. De bijbel spreekt over het oude verbond als het verdwijnende, maar men moet het dan ook willen laten verdwijnen.

Vraag uzelf eens af: wat bezit ik nu eigenlijk meer dan de gelovigen in het oude verbond? Wat heb ik meer dan de vergeving van de zonden en de rechtvaardigheid ? Indien u daar althans geloofszekerheid van hebt. Is in u werkelijk dat goddelijke vermogen om te spreken zoals Jezus sprak en te denken en te handelen zoals Hij? Jezus verwacht van zijn volk, dat het nog grotere werken zal doen dan Hij gedaan heeft (Joh. 4:12), maar dit kan alleen wanneer het aangedaan is met de 'kracht uit de hoge'. Slechts door de doop in de Heilige Geest ontvangt de christen de mogelijkheid om de schepping te bevrijden, te genezen en te herstellen op dezelfde wijze als de Heer dit deed. Hij sprak van de gelovigen van het nieuwe verbond, dat zij boze geesten zouden uitdrijven, op zieken de handen zouden leggen tot genezing en dat zij in nieuwe tongen zouden spreken (Marc.16:17).

Bij de doop in de Heilige Geest behoort ook als eerste teken van nieuw geestelijk leven het spreken in tongen. Het pinksterteken is: 'Er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op een ieder van hen' (Hand.2:3). Deze tongen waren niet van vuur, maar 'als van vuur', dat wil zeggen, dat dit een teken was in de onzienlijke, onstoffelijke wereld. Niet de toeschouwers, maar de discipelen zagen dit teken van het nieuwe verbond.

Zoals Johannes de Doper en Jezus de Heilige Geest 'als een duif' zagen neerdalen, zo aanschouwden de gelovigen in de opperzaal vurige tongen, die zich verdeelden. Het was geen vuur dat verschroeide of verteerde, maar een geestelijk vuur zoals Mozes dit zag in het brandende braambos. Het spreken in tongen is immers niet voor de aarde, maar voor de geestelijke wereld, zoals ook de doop in de Heilige Geest een gebeuren is in de hemelse gewesten. Daar heeft het spreken in tongen zijn functie, hoewel het op aarde wordt gemanifesteerd. ‘Zij werden allen vervuld in de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken’.

Wanneer een kind in de natuurlijke wereld geboren wordt, begint het ogenblikkelijk geluiden te geven en al spoedig neemt het de klanken over die het van zijn moeder hoort. Natuurlijk begrijpt het de betekenis er niet van, maar naarmate zijn geest ontwikkelt, begint het meer over te nemen en tenslotte ook te begrijpen wat het zegt. Ieder normaal mens spreekt een taal. Zijn geest vormt gedachten en zijn verstand de woorden en zinnen. Veel mensen spreken verscheidene talen en kunnen zich daar meer of minder goed in uitdrukken.

De Heilige Geest heeft kennis van alle dingen (1 Joh.3:20) in de zienlijke en in de onzienlijke wereld. Hij kent 'de tongen der mensen en der engelen' (1Cor.13:1). Is het nu zo wonderlijk, dat waar Gods Geest in een mens woont, Hij de christen doet spreken in talen die hij nimmer leerde? 'En begonnen met andere tongen (talen) te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken'.

Op de Pinksterdag waren de vreemdelingen 'buiten zichzelf van verwondering en zeiden: 'Zie, zijn niet al dezen die daar spreken, Gallileeërs ? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?' (Hand. 2:4-8).

Paulus erkende: 'Indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel (door de woorden over te nemen van de Heilige Geest), maar mijn verstand blijft onvruchtbaar' (1 Cor. 4:14).

Gods Geest inspireert de woorden, die anders door de menselijke geest worden gevormd en door het verstand worden gereguleerd en gecontroleerd. Door deze gave 'spreekt men geheimenissen (1 Cor.14:2).

Deze basisgave van de Heilige Geest vraagt een gericht en afgestemd zijn van onze geest op de Heilige Geest. Als een kind niet afgestemd is op de moeder, spreekt het haar ook niet na. Deze eerste geestelijke gave, dit spreken in nieuwe tongen, is wel een steen des aanstoots voor de natuurlijke christenen, maar het is een middel tot opbouw van het leven van de geestelijke mens en een bewijs 'niet voor hen die geloven, maar voor de ongelovigen' (1 Cor.14:4 en 22).

Zo moest Petrus erkennen dat de Heilige Geest aan de heiden Cornelius met zijn gezin geschonken was, wat hij eigenlijk niet voor mogelijk had gehouden.

Hij en de omstanders waren verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken' (Hand.10:45,46).

De apostel Paulus verheugde zich erover, dat hij meer dan andere medechristenen in nieuwe tongen sprak (1 Cor.14:18).

Van de doop in de Heilige Geest zei de Heer tot de Samaritaanse vrouw: 'Maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven' (Joh.4:14). Deze springende fontein zal het leven van de christen groen en fris en vruchtbaar maken, maar het zal ook herstel en leven brengen aan een beschadigde en zuchtende schepping, want nogmaals sprak de Heer: 'Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden' (Joh. 7:38, 39). Lezer, de doop in de Heilige Geest is een bijbelse werkelijkheid. Jezus sprak over deze doop, en de apostelen en eerste christenen ontvingen hem.

Paulus sprak in tongen en dankte God voor deze gave (1 Cor.14:18). Johannes, Petrus en al de nieuwtestamentische heiligen ervoeren de 'kracht uit de hoge' en werden erdoor gesterkt en verblijd. Hij is ook voor u, indien u de woorden van de Heer serieus aanvaardt. Jezus is ook nu nog en voor u de doper in de Heilige Geest. God is bezig zich een legerschare te vormen die geestelijk weerbaar is en bestand tegen de opkomende vloed van demonie in onze tijd. Wie deze doop ontvangen heeft en blijft streven naar zijn begaafdheden en krachten, behoeft niet verontrust te zijn, want in hem zullen de genadegaven zich dermate ontplooien, dat het rijk der duisternis moet zwichten. In de eindtijd zal de werking van de Heilige Geest zo krachtig zijn, dat de Geestvervulde christen een volledige overwinning zal behalen op de boze geesten in de hemelse gewesten.

 
vorige pagina terug volgende pagina