Wanneer iemand zich in water heeft laten dopen, is dit een getuigenis van het feit dat hij het oude leven afgelegd heeft en een nieuw leven is begonnen. Hij zal in verwachting uitzien naar een leven in gemeenschap met zijn Heer. Zijn hart zal zich hiernaar uitstrekken en ook naar de kracht om het kwade te overwinnen en als een rechtvaardige te kunnen leven.
In 1 Petrus 3:21 staat: 'De doop is niet een afleggen van lichamelijke onreinheid, maar een bede van een goed geweten tot God'. De gelovige wil in het Koninkrijk Gods, waarin hij door de wedergeboorte overgeplaatst werd, bewust leven, wandelen, strijden en overwinnen. De toerusting om werkelijk als geestelijk mens te leven, ontvangt hij door de doop in de Heilige Geest. Hij moet bekleed worden met 'kracht uit de hoge' (Luc.24:49), ofwel kracht uit de onzienlijke wereld. Dan kunnen in hem de geestelijke gaven zich ontwikkelen, die onmisbaar zijn om de vrucht van de Heilige Geest voort te brengen en om de gemeente van Jezus Christus op te bouwen. Zonder deze hemelse kracht is het onmogelijk in de voetsporen van Jezus te wandelen.
Met zijn doop in de Heilige Geest was Jezus de eerste van vele broeders. Tezamen met Johannes de Doper vervulde Hij alle gerechtigheid, want de gehele weg des heils werd aan de Jordaan geopenbaard. In Lucas 3:21 staat dat Jezus in water gedoopt werd. Hij was daar met Johannes in de rivier. Het water droop nog van hoofd en handen.
Toen sloeg de Zoon des mensen de ogen naar de hemel en bad. Hij begeerde de 'kracht uit de hoge', de gave van de Heilige Geest'. ‘En het geschiedde, terwijl al het volk gedoopt werd, dat, toen ook Jezus gedoopt werd, en in gebed was, de hemel zich opende, en de Heilige Geest in lichamelijke gedaante als een duif op Hem neerdaalde’. Op zijn waterdoop volgde de doop in de Heilige Geest. Zowel Johannes als Jezus blikten in de onzichtbare wereld en beiden zagen hoe dit heilsfeit zich voltrok. Op dit ogenblik werd de menselijke geest van Jezus verbonden met de Heilige Geest. Jezus was in water gedoopt; daarmee getuigde Hij dat Hij ingegaan was in het Koninkrijk Gods. Door de doop in de Heilige Geest begon dit Koninkrijk zich in en door Hem te openbaren.
Toen begonnen de 'krachten van de toekomende eeuw' in Hem te werken, zodat Hij met kennis van zaken het evangelie van het Koninkrijk der hemelen kon verkondigen, demonen kon uitwerpen, zieken genezen en bezetenen bevrijden, teneinde zo de obstakels weg te nemen, die de mens beletten het Koninkrijk Gods binnen te gaan.
Er waren veel profeten en grote mannen Gods in het oude verbond geweest, maar niemand van hen ging rond om zieken de handen op te leggen en gebondenen te bevrijden. De verlossing van de mens staat in verband met de doop in de Heilige Geest, want door middel van de geestelijke gaven is het kind van God in staat zichzelf en zijn naaste op dezelfde wijze te helpen als Jezus dit deed. Onze Heer zei: 'Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen', dat wil zeggen: is binnen uw bereik gekomen (Matth. 12:28).
Indien u met uw gedachten bezig bent met de dingen die boven zijn, dus bezig bent met bidden, dan mag u allereerst om de Heilige Geest vragen. De verhoogde Meester is de Doper in de Heilige Geest, want er staat: 'Nu Hij dan door de rechterhand Gods (dat is de Heilige Geest) verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gij ziet en hoort' (Hand. 2:33). In Lucas 11:13 staat: 'Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel temeer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?
Hier is dus sprake van kinderen Gods die om de Heilige Geest bidden. Zij zijn dus al wedergeboren en ingegaan in het Koninkrijk der hemelen. Zij moeten om de Heilige Geest bidden, omdat deze niet automatisch aan de christen ten deel valt, en ook niet zonder dat hij het wil, bezit van hem neemt. Hij moet erom vragen in het vaste geloof aan de belofte en in het vertrouwen dat God hem zeker de Heilige Geest zal schenken.
Het kind van God bidt een gebed des geloofs, wetende dat Jezus, die de Doper is met de Heilige Geest (Matth. 3:11) en 'die de belofte van de Vader ontvangen heeft' ook stellig het antwoord geven zal. De gelovige moet zich niet in spanning, maar vol blijde verwachting openstellen voor de Heilige Geest, die hem wil vervullen. Ook de discipelen ontvangen de Heilige Geest na gebed, want er staat: 'Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed' (Hand. 1:14). Zij wachtten op de realisering van de belofte des Vaders en hun geloof bleek uit de grote blijdschap, waarmee zij in de tempel voortdurend God loofden (Luc.24:53). Door de wedergeboorte hebt u ‘een plaats ontvangen in de hemelse gewesten’, de doop in de Heilige Geest maakt het mogelijk 'om de overweldigende rijkdom zijner genade in u te tonen' (Ef. 2:6,7).
De doop in de Heilige Geest is de heerlijkheid die op de doop in water volgt. De bijbel zegt: 'Doch allen die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden' (Joh.1:12). Dit is al een rijke genade. Maar daarop volgt, als een overweldigende rijkdom van genade, het heil en de heerlijkheid: 'Immers uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen zelfs genade op genade' (Joh.1:16).
Wanneer de onzienlijke wereld zich opent, wordt Jezus in de Heilige Geest gedoopt. Vanaf dat ogenblik begon zijn bediening. Hij werd aangedaan met 'kracht uit de hoge'. Toen klonk een stem uit de hemelen, zeggende: 'Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb' (Matth.3:17). Jezus was ons voorbeeld en wij willen in zijn voetsporen wandelen. Ook tot ons spreekt bij de doop in de Heilige Geest de stem uit de hemelen: ‘Gij zijt kinderen van het welbehagen en zonen Gods'. Vanaf dit ogenblik weten wij ons erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Jezus Christus.
De doop in water en de doop in de Heilige Geest behoren elkander op te volgen; dit is het fundament van het evangelie. Het komt in onze dagen menigmaal voor, dat iemand gedoopt wordt in de Heilige Geest, terwijl hij nog niet in water gedoopt is. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat een juist begrip inzake de waterdoop ontbreekt en het christenvolk door valse leringen op een dwaalspoor is gekomen. Door verkeerde inzichten geleid, durfde Petrus, Cornelius en de zijnen niet te dopen, maar toen de Heilige Geest op hen allen viel, sprak hij: 'Zou iemand het water kunnen weren, om dezen te dopen die evenals wij de Heilige Geest hebben ontvangen?' (Hand. 10:47).
Op de Pinksterdag noemde Petrus de bijbelse volgorde, toen hij sprak: 'Bekeert u en een ieder van u late zich dopen.... en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen' (Hand. 2:38). In Handelingen 8 zien wij deze volgorde ook zeer duidelijk toegepast bij de Samaritanen.
Eerst geloofden dezen wat Filippus predikte. Toen werden zij bevrijd van de onreine geesten. Daarna gaven deze 'mannen en vrouwen' getuigenis, door de waterdoop, dat zij veranderde mensen waren. Zij waren zich bewust rechtvaardigen te zijn met een goed geweten, omdat Jezus door zijn lijden en sterven hun zonden verzoend had. Zij wisten dat zij burgers waren van het Koninkrijk der hemelen.
Toen kwam de volgende stap op de geloofsweg. Zij strekten zich uit naar de doop in de Heilige Geest en zij ontvingen deze toen Petrus en Johannes hun de handen oplegden. Door deze doop in de Heilige Geest werden zij pas echte nieuwtestamentische christenen. Dezelfde volgorde vinden wij ook in Handelingen 19:1-7, waar Paulus ongeveer twaalf discipelen van Johannes de Doper eerst in de naam van de Here Jezus doopte en hen daarna de handen oplegde voor de doop in de Heilige Geest.
Het oude verbond kende geen voortbouw op de rechtvaardigheid. Men moest zich zijn gehele leven inspannen om een rechtvaardige naar de wet te worden. Men was hier nooit mee klaar.
In het nieuwe verbond is men een rechtvaardige, omdat men gelooft in de schuldvergeving door het bloed van Jezus Christus. Men is ingegaan door de enge poort en men is gekomen op de weg die naar de volkomenheid leidt. In de bergrede stelde Jezus dat wij volmaakt zouden zijn, zoals de hemelse Vader volmaakt is. Dit woord 'volmaaktheid' betekent ook 'volwassen zijn'.
In Efeziërs 4:13 spreekt de apostel over de mannelijke 'rijpheid' en gebruikt hier voor hetzelfde woord. In Hebreeën 5:14 komt dit woord voor als volwassenen, die door het gebruik hun zinnen geoefend hebben in het onderscheiden van goed en kwaad'.
Paulus schreef in 2 Timotheüs 3:16 aangaande het doel van het evangelie, dat het de mens tot de volkomenheid voert, zodat hij tot alle goed werk volmaakt is toegerust. Jezus was geschikt tot goed werk en wij zullen dit ook zijn, indien wij in dezelfde Geest gedoopt zijn en werken met dezelfde begaafdheden en kracht.
Het oude verbond kende geen vervolg op de rechtvaardigheid. Men kon de geloofsweg dus niet tot het einde toe lopen. Van deze rechtvaardigen staat geschreven: 'Ook deze allen, hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben het beloofde (de Heilige Geest) niet verkregen, daar God iets beters met óns voor had' (Hebr.11:39). Wij mogende beloften des Vaders wél in ontvangst nemen. De Vader en de Zoon willen in ons woning maken, door de Heilige Geest (Joh. 14:23). Het nieuwe verbond berust op betere beloften (Hebr. 8:6).
In het oude verbond kende men de inwoning van de Heilige Geest niet, 'want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was' (Joh. 7:39).
In Openbaring 3:20 staat deze heerlijke toezegging: ‘Zie Ik sta aan de deur en Ik klop, Indien iemand naar mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij’. Wel een duidelijk beeld van de doop in de Heilige Geest. Indien wij de deur van ons hart openzetten, komt de Heilige Geest in ons. Dan heeft onze geest gemeenschap met de Geest van Christus. Samen verzadigen zij zich aan het brood des levens, dat is het Woord van God.
Vele christenen leven nog op oudtestamentisch niveau. Zij komen niet verder dan de heiligen uit het oude verbond en dezen zijn hun vaak nog een voorbeeld van 'christelijke' levenswandel. Toch sprak Jezus, dat de kleinste in het Koninkrijk der hemelen groter is dan de godvruchtigste heilige uit de oude bedéling. Zo merken wij op, dat de gelovige Abraham 'de stad verwachtte met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is' (Hebr 11:10).
Vele christenen zoeken deze zelfde stad. Hun liederen spreken van de paarlen poorten en de gouden straten van het nieuwe Jeruzalem. Maar wie denkt er nog aan dat Christus zijn gemeente tot een meer 'eervolle bestemming' geroepen heeft ? Wij behoren méér te zijn dan toekomstige inwoners van de hemelstad. Wij zijn immers ‘een tempel Gods in de Geest’ en ‘een koninklijk priesterschap’. Om priester te zijn, moet men gezalfd worden. Van Jezus, onze Hogepriester, wordt meegedeeld ‘hoe God Hem met de Heilige Geest en met kracht heeft gezalfd’ (Hand.10:38). Zo zijn slechts die bewoners van het hemelse Jeruzalem gezalfd met de Heilige Geest, die deel uitmaken van de tempel Gods. De doop in de Heilige Geest is het kenmerkende teken van het nieuwe verbond.
Door de doop in de Heilige Geest is God niet alleen bij zijn volk, maar Hij is in hen. Dan vormt zijn Geest met de menselijke geest een eenheid of geestelijke huwelijksgemeenschap, want 'die zich aan de Heer hecht, is één geest met Hem' (1 Cor.6:17). Het is ook niet goed dat de menselijke geest alleen is! Zoals in het natuurlijke leven in een goed huwelijk man en vrouw één zijn en tezamen één huis bewonen, zo vormen in de onzienlijke wereld Gods Geest en de menselijke geest één geheel. Zij bewonen de tempel Gods, dat is het menselijke lichaam.
Men komt niet automatisch in het nieuwe verbond, doordat men tweeduizend jaar na de geboorte van Christus leeft, maar men krijgt deel aan dit verbond, doordat men zijn 'Pinksteren' beleefde. De bijbel spreekt over het oude verbond als het verdwijnende, maar men moet het dan ook willen laten verdwijnen.
Vraag uzelf eens af: wat bezit ik nu eigenlijk meer dan de gelovigen in het oude verbond? Wat heb ik meer dan de vergeving van de zonden en de rechtvaardigheid ? Indien u daar althans geloofszekerheid van hebt. Is in u werkelijk dat goddelijke vermogen om te spreken zoals Jezus sprak en te denken en te handelen zoals Hij? Jezus verwacht van zijn volk, dat het nog grotere werken zal doen dan Hij gedaan heeft (Joh. 4:12), maar dit kan alleen wanneer het aangedaan is met de 'kracht uit de hoge'. Slechts door de doop in de Heilige Geest ontvangt de christen de mogelijkheid om de schepping te bevrijden, te genezen en te herstellen op dezelfde wijze als de Heer dit deed. Hij sprak van de gelovigen van het nieuwe verbond, dat zij boze geesten zouden uitdrijven, op zieken de handen zouden leggen tot genezing en dat zij in nieuwe tongen zouden spreken (Marc.16:17).
Bij de doop in de Heilige Geest behoort ook als eerste teken van nieuw geestelijk leven het spreken in tongen. Het pinksterteken is: 'Er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op een ieder van hen' (Hand.2:3). Deze tongen waren niet van vuur, maar 'als van vuur', dat wil zeggen, dat dit een teken was in de onzienlijke, onstoffelijke wereld. Niet de toeschouwers, maar de discipelen zagen dit teken van het nieuwe verbond.
Zoals Johannes de Doper en Jezus de Heilige Geest 'als een duif' zagen neerdalen, zo aanschouwden de gelovigen in de opperzaal vurige tongen, die zich verdeelden. Het was geen vuur dat verschroeide of verteerde, maar een geestelijk vuur zoals Mozes dit zag in het brandende braambos. Het spreken in tongen is immers niet voor de aarde, maar voor de geestelijke wereld, zoals ook de doop in de Heilige Geest een gebeuren is in de hemelse gewesten. Daar heeft het spreken in tongen zijn functie, hoewel het op aarde wordt gemanifesteerd. ‘Zij werden allen vervuld in de Heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken’.
Wanneer een kind in de natuurlijke wereld geboren wordt, begint het ogenblikkelijk geluiden te geven en al spoedig neemt het de klanken over die het van zijn moeder hoort. Natuurlijk begrijpt het de betekenis er niet van, maar naarmate zijn geest ontwikkelt, begint het meer over te nemen en tenslotte ook te begrijpen wat het zegt. Ieder normaal mens spreekt een taal. Zijn geest vormt gedachten en zijn verstand de woorden en zinnen. Veel mensen spreken verscheidene talen en kunnen zich daar meer of minder goed in uitdrukken.
De Heilige Geest heeft kennis van alle dingen (1 Joh.3:20) in de zienlijke en in de onzienlijke wereld. Hij kent 'de tongen der mensen en der engelen' (1Cor.13:1). Is het nu zo wonderlijk, dat waar Gods Geest in een mens woont, Hij de christen doet spreken in talen die hij nimmer leerde? 'En begonnen met andere tongen (talen) te spreken, zoals de Geest hun gaf uit te spreken'.
Op de Pinksterdag waren de vreemdelingen 'buiten zichzelf van verwondering en zeiden: 'Zie, zijn niet al dezen die daar spreken, Gallileeërs ? En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn?' (Hand. 2:4-8).
Paulus erkende: 'Indien ik bid in een tong, bidt mijn geest wel (door de woorden over te nemen van de Heilige Geest), maar mijn verstand blijft onvruchtbaar' (1 Cor. 4:14).
Gods Geest inspireert de woorden, die anders door de menselijke geest worden gevormd en door het verstand worden gereguleerd en gecontroleerd. Door deze gave 'spreekt men geheimenissen (1 Cor.14:2).
Deze basisgave van de Heilige Geest vraagt een gericht en afgestemd zijn van onze geest op de Heilige Geest. Als een kind niet afgestemd is op de moeder, spreekt het haar ook niet na. Deze eerste geestelijke gave, dit spreken in nieuwe tongen, is wel een steen des aanstoots voor de natuurlijke christenen, maar het is een middel tot opbouw van het leven van de geestelijke mens en een bewijs 'niet voor hen die geloven, maar voor de ongelovigen' (1 Cor.14:4 en 22).
Zo moest Petrus erkennen dat de Heilige Geest aan de heiden Cornelius met zijn gezin geschonken was, wat hij eigenlijk niet voor mogelijk had gehouden.
Hij en de omstanders waren verbaasd, dat de gave van de Heilige Geest ook over de heidenen was uitgestort, want zij hoorden hen spreken in tongen en God grootmaken' (Hand.10:45,46).
De apostel Paulus verheugde zich erover, dat hij meer dan andere medechristenen in nieuwe tongen sprak (1 Cor.14:18).
Van de doop in de Heilige Geest zei de Heer tot de Samaritaanse vrouw: 'Maar wie gedronken heeft van het water, dat Ik hem zal geven, zal geen dorst krijgen in eeuwigheid, maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden tot een fontein van water, dat springt ten eeuwigen leven' (Joh.4:14). Deze springende fontein zal het leven van de christen groen en fris en vruchtbaar maken, maar het zal ook herstel en leven brengen aan een beschadigde en zuchtende schepping, want nogmaals sprak de Heer: 'Wie in Mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien. Dit zeide Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in Hem kwamen, ontvangen zouden' (Joh. 7:38, 39). Lezer, de doop in de Heilige Geest is een bijbelse werkelijkheid. Jezus sprak over deze doop, en de apostelen en eerste christenen ontvingen hem.
Paulus sprak in tongen en dankte God voor deze gave (1 Cor.14:18). Johannes, Petrus en al de nieuwtestamentische heiligen ervoeren de 'kracht uit de hoge' en werden erdoor gesterkt en verblijd. Hij is ook voor u, indien u de woorden van de Heer serieus aanvaardt. Jezus is ook nu nog en voor u de doper in de Heilige Geest. God is bezig zich een legerschare te vormen die geestelijk weerbaar is en bestand tegen de opkomende vloed van demonie in onze tijd. Wie deze doop ontvangen heeft en blijft streven naar zijn begaafdheden en krachten, behoeft niet verontrust te zijn, want in hem zullen de genadegaven zich dermate ontplooien, dat het rijk der duisternis moet zwichten. In de eindtijd zal de werking van de Heilige Geest zo krachtig zijn, dat de Geestvervulde christen een volledige overwinning zal behalen op de boze geesten in de hemelse gewesten.