Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Het Fundament van het Geloof
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

Bekering


 

De eerste stap die u moet doen om op de weg van het ware leven te komen is uw bekering. Het evangelie van Jezus Christus begint met de oproep: 'Bekeert u, want het Koninkrijk der hemelen is nabijgekomen' (Matth. 4:17). Er is dus een verandering van het hart nodig; dat betekent een totale vernieuwing van uw onzichtbare, inwendige mens. Dan alleen kunt u het Koninkrijk Gods binnengaan, waar u 'rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de Heilige Geest' vindt (Rom. 14:17). In uw oude, onbekeerde toestand bent u voor God dood vanwege uw zonden. Niemand kan twee heren dienen. Niemand kan met de boze contact hebben, en echt leven, want leven is uit God.

'Dood zijn' betekent gemeenschap hebben met het rijk der duisternis en in dienst staan van de demonen. Wanneer u deze slechte geesten gehoorzaamt, belonen zij u met de dood, dat is met vervreemding van God. In Romeinen 6: 23 staat: 'Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood' en in Jesaja 59:2 lezen we: 'Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God'. Wanneer u zich bekeert, maakt u zich los van de vijand. U zegt hem de gehoorzaamheid op en u wendt zich af van deze overweldiger door wie u naar de dood gevoerd wordt. Innerlijk scheurt u zich los van uw begeleiders en onderdrukkers en luistert niet langer meer naar de leugens van deze boze machten. U maakt uw vermoeide, en met zondeschuld beladen menselijke geest los van de duisternis en richt deze op Jezus Christus, de heil-brenger en de vernieuwen van uw leven.

Bekering betekent voor u tevens toevlucht nemen tot God (Hebr.6:18). Waarom hebben alle eeuwen door mensen zich bekeerd? Het antwoord luidt: omdat zij het evangelie beluisterden of lazen. Hierdoor werd in hen het verlangen geboren een andere, geestelijke weg in te slaan. Zij maakten hun blik los van dit tijdelijke leven en richtten die op God. Zij hoorden van de rijkdommen van het Koninkrijk der hemelen, dat is de geestelijke of onzienlijke wereld. Daar is God, die geest is, de schepper van hemel en aarde; daar leeft Jezus Christus, de verlosser der mensen; daar zijn de heilige engelen, die uitgezonden zijn om de mens te dienen en daar worden de overwinningen behaald op het rijk van satan, die de overste der wereld genoemd wordt. Zij vernamen wat God door het evangelie van Jezus Christus van een gebonden en onderdrukt mens kan en wil maken.

Er worden een volkomen vrijheid en herstel in het vooruitzicht gesteld en de mogelijkheid voorgehouden, een volwaardig zoon van de hemelse Vader te worden. De apostel sprak eens: 'Die ons geroepen heeft door zijn heerlijkheid en macht, door deze zijn wij met kostbare en zeer grote beloften begiftigd, opdat gij daardoor deel zoudt hebben aan de goddelijke natuur' (2 Petr.1:4).

De mens bekeert zich meestal niet, omdat hij in nood geraakt, maar omdat hij de rijkdommen van Gods beloften opmerkt. Evangelieverkondiging is het brengen van een goede tijding. In Amos 4 staat, dat de Heer zijn oordelen onder het volk zond, maar vele malen wordt daar herhaald: 'Toch hebt gij u niet bekeerd'. Ook in het boek Openbaring lezen we, dat God de schalen van zijn gramschap over de aarde uitgiet, maar dat de mensen zich niet bekeerden van hun boze werken. Prediking van hel en verdoemenis brengt de hoorders wel in angst en nood, maar bewerkt geen bekering. Is het dan niet waar dat sommige mensen die in moeilijke situaties verkeren of die ziek zijn, tot bekering komen? Natuurlijk, maar ze zullen zich alleen veranderen wanneer ze horen van de beloften van redding en heil. Niet de nood of de ziekte vormt de aanleiding van zulke bekeringen, maar het aanbod van genade en ontferming. In het nieuwe verbond wordt 'een hoorn des heils opgericht' (Luc.1:69). Het evangelie is aantrekkelijk voor ieder die leven wil en voor altijd gelukkig wil zijn. De blijde boodschap lokt, en de mens kiest wie hij voortaan volgen gaat.

Vele mensen hebben alleen oog voor wat het tijdelijke leven biedt. Zij verlangen te eten, te drinken; ze zoeken naar genot, rijkdom en aardse eer. Om van deze zaken steeds meer te ontvangen, nemen zij contact op met de zonde; zij hebben de duisternis liever dan het licht. Hoogstens willen zij door de kerkgang en het onderhouden van uitwendige vormen, ceremonieën en wetten, trachten de eeuwige dingen in het voorbijgaan mee te nemen. Zij weigeren echter de beslissende stap te doen, door eerst en bovenal het onzichtbare Koninkrijk Gods te zoeken en de hemelse gewesten binnen te gaan. Zij kiezen de aarde die voorbijgaat en niet de hemel met het onzienlijke dat blijft. Hun wil bepaalt deze keuze, want de wil richt het leven op hetgeen lokt. Jezus sprak daarom van zulke dwazen: 'Ik heb u willen bijeenvergaderen, maar gij hebt niet gewild' (Matth. 23:37).

Er zijn mensen die beweren dat een zondaar niet voor Christus kiezen kan. Zij zeggen dat een mens zich niet bekeren kan, maar dat hij wachten moet tot God dit doet. Maar Jezus sprak: 'Bekeert u en gelooft het evangelie' (Marc.1:15). Ook Petrus gaf op de pinksterdag op de vraag: ‘Wat moeten wij doen, mannen broeders?’, als eerste antwoord: 'Bekeert u!' Wanneer nu de Here God zegt dat de mens zich bekeren moet, maakt men Hem tot een leugenaar en een redeloze, indien men deze eis als onwaarachtig, ongemotiveerd en onuitvoerbaar voorstelt. Maar is een mens niet dood door misdaden en zonden? Hoe kan een dode zich dan bekeren? Dit dood zijn betekent dat de mens naar geest en ziel geen gemeenschap met God heeft, die leven is. Al is de mens geestelijk dood, dan is hij toch nog in staat te wandelen, te eten, te horen, te denken, te voelen en door geloof kennis te verzamelen. Hij kan zelfs met zijn geest invloed uitoefenen op andere personen. De geest van de mens is bovendien onsterfelijk. Jezus sprak, dat geestelijk dode mensen de stem van de Zoon van God zouden horen en die ernaar luisterden, zouden leven, dat is gemeenschap met God krijgen (Joh.5:25).

Toch zijn er inderdaad mensen die zich niet kunnen bekeren, doordat zij niet bij machte zijn zich los te maken uit de greep van de boze, en daarom hun geloof niet kunnen richten op Gods Woord en op Jezus. Hun wil is gebonden en onderworpen aan de machten der duisternis. Hun is zo vaak voorgehouden, dat zij zich niet bekeren kunnen, en het begrip bekering werd hun zo verdraaid voorgesteld, dat leugengeesten hun wil volkomen blokkeren. 'Vrome' geesten houden hun wil gebonden, zodat zij alleen nog gered kunnen worden, indien deze demonen in de naam van Jezus verdreven worden en de mens weer vrij zijn keuze kan maken.

Ook komt het voor dat er mensen zijn, die zich wel willen bekeren en zich losmaken van hun contacten met het rijk der duisternis, maar die daarna in een gevaarlijke dwaling terechtkomen. Zij zien niet in, dat het Koninkrijk der hemelen dat zij binnen moeten gaan, een zuiver geestelijke wereld is. De bekeerde Joden liepen dit gevaar zeer sterk. Het is dan ook tot hen, dat de schrijver van de Hebreeënbrief spreekt over 'bekering van dode werken'. Vele Joden hadden zich tot Jezus gewend, maar zij bleven bovendien vasthouden aan allerlei oudtestamentische ceremonieën, wetten en inzettingen, die in het nieuwe verbond hun betekenis verloren hadden en daarom 'dood' genoemd worden.

Ook nu nog zijn er mensen die menen door prestaties in de zichtbare wereld iets te bereiken. Zij menen door inspanningen het Koninkrijk Gods binnen te gaan of contact met God te krijgen.

Daarom bidden zij lang, misschien wel een gehele nacht door, en onthouden zich van spijzen. Dan zijn er nog die denken, dat het kloosterleven en het dragen van een habijt hen dichter bij God brengt. Zij aanvaarden een bepaalde organisatorische vorm of kerkformatie, omdat zij menen dat het heil daar ingekapseld is. Verder richten zij hun aandacht op een natuurlijk volk Israël, op het vieren van een sabbat of van een zondag, op het dragen van een hoed tijdens de samenkomsten, op het afleggen van sieraden en op het dragen van ouderwetse kleding, dit alles om God te zoeken en Hem te behagen.

Doch het zijn slechts 'dode werken', waarin God geen welbehagen heeft, want deze mensen blijven, ondanks vele veranderingen in hun doen en laten, zich toch oriënteren op de zichtbare wereld in plaats van op de onzichtbare. Op de pinksterdag stond de apostel Petrus onder dit soort 'vrome' mannen uit alle volken onder de hemel. Zij hoorden de prediking van het Koninkrijk Gods, waarbij de krachtige werking van de Heilige Geest vanuit de onzienlijke wereld gemanifesteerd werd door profetie, gezichten, spreken in tongen, tekenen en wonderen.

Ook tot hen sprak de apostel: 'Bekeert u.... laat u behouden uit dit verkeerde geslacht' (Hand.2:38-40). Zij moesten al hun inspanningen loslaten en Jezus, die in de onzienlijke wereld is, in het geloof aanvaarden en volgen om vernieuwd te worden in hun denken. Zij moesten geestelijke mensen worden.

 
vorige pagina terug volgende pagina