Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Tongentaal
Door P. Bronsveld

 
vorige pagina volgende pagina

Tongentaal in de gemeente


 

In de voorgaande hoofdstukken hebben we gezien hoe belangrijk het spreken in tongen is. Echter in de eerste plaats voor het persoonlijke leven met de Heer. Voor de gemeente geldt eerder: 'Indien gij een zegen uitspreekt met uw geest, hoe zal iemand, die als toehoorder aanwezig is, op uw dankzeggen zijn amen spreken? Hij weet immers niet, wat gij zegt. Want gij dankt wel goed, doch de ander wordt er niet door gesticht. Ik dank God dat ik meer dan gij allen in tongen spreek; maar in de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken, om ook anderen te onderwijzen, dan duizenden woorden in een tong' (1 Cor. 14:16-18). Dat wil echter niet zeggen dat er voor het spreken in tongen in het geheel geen plaats zou zijn in de gemeente. En helaas lijkt dat in veel gemeenten zo te zijn. Zijn er veel pinkster- of volle-evangeliegelovigen die in hun particuliere devoties veel (of minder veel) in tongen spreken, in een openbare samenkomst hebben slechts heel weinigen zich daaraan gewaagd. Waarom? Waarschijnlijk omdat men zich niet bewust is van het feit dat het spreken in tongen in de gemeente een volkomen bijbels gegeven is, en het dus ook van groot nut kan zijn voor de gelovigen die samenkomen.

Wanneer Paulus in 1 Corintiërs 12 een aantal geestelijke gaven opnoemt, dan heeft hij het ook over het spreken in tongen. 'Want aan de een wordt door de Geest gegeven....... het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen' (vers 8-10).

Wanneer Paulus ons in 1 Corintiërs 14 dan ook oproept te streven naar de geestelijke gaven, dan behoort daar ook het spreken in tongen bij. Daarom willen wij niet alleen gehoorzaam zijn in het streven naar allerlei andere gaven, maar ook naar het spreken in tongen in de gemeente, en zullen wij deze gave ook tot ontplooiing brengen. Parallel daaraan zullen we ons uit moeten strekken naar de gave der vertolking. Want dat is wel een voorwaarde voor het spreken in vreemde talen binnen de gemeente, dat het gesprokene 'vertaald' wordt. 'Indien er in tongen spreken...... laat één uitleg geven. Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken' (1 Cor. 14:27, 28).

Zo zullen ook in deze dingen onze gemeenten zich steeds bewuster moeten oriënteren op hetgeen de Schrift zegt en op het model van de eerste christengemeenten, die door de arbeid der apostelen ontstonden. Met Paulus danken wij God dat wij in tongen spreken en door middel van de vertolking van tongen kan de gehele gemeente deel hebben aan deze bijzondere gemeenschap met onze Heer en worden onze bijeenkomsten ook hierdoor 'feestelijke vergaderingen'.

In veel samenkomsten waar tongentaal vertolkt wordt, blijkt deze uit profetie te bestaan. In het tongenspreken blijkt een profetisch element te zitten. Dat is bijbels. De Joëlsbelofte zegt: 'En zij zullen profeteren'. Lucas beschrijft de vervulling van deze belofte als: 'En zij begonnen met andere tongen te spreken'. Naar het besef van de apostelen spraken zij op de Pinksterdag in vreemde talen, maar voor degenen die deze talen verstonden, was het een boodschap van God.

Tongentaal kan profetisch zijn. Zij is echter ook vaak gebed. 'Want wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God' (1 Cor. 14:2). Vertolking zal daarom ook gebed kunnen zijn. Dit laatste wordt nogal eens over het hoofd gezien. Men laat zich alleen maar tot het spreken in tongen verleiden, als men weet dat er profetische inspiratie aanwezig is. Wanneer de Geest dringt tot aanbidding in tongen, geeft men daar niet licht aan toe. Men kent de mogelijkheid niet, en biedt er dientengevolge onbewust weerstand aan.

Dan zegt de apostel nog: 'Indien er in tongen spreken, laten het er twee, ten hoogste drie zijn' (1Cor. 14:27). Paulus doelt hier onmiskenbaar op tongentaal als aanbidding. Bereikt het spreken in vreemde talen het niveau van profetie of openbaring, dan geldt: 'Gij kunt allen één voor één profeteren' (1 Cor. 14:31). Als Paulus het aantal tongensprekers regelt, houdt dit blijkbaar in, dat de gelovige zelf bepalen kan, of hij al of niet in tongen zal bidden; hij is daar vrij in. Zo ligt het initiatief van het tongengebed en de vertolking ervan blijkbaar niet bij de Heer, maar bij de gelovige.

Bij het profeteren dringt de Heilige Geest tot spreken, hoewel in verband met de goede gang van zaken 'de geesten der profeten aan de profeten onderworpen blijven'. Wie er aanleiding toe voelt, kan, gedreven door de zalving van de Heilige Geest tot het spreken in tongen overgaan en in het gebed dat daarop volgt, de uitleg van zijn tong geven. Het is ook duidelijk waarom het voldoende moet zijn dat twee of drie tongengebeden in één samenkomst kunnen worden uitgesproken. Immers, reeds enkele door de Geest geleide gebeden moeten voldoende zijn om de gehele gemeente in het besef van Gods tegenwoordigheid te brengen.

Bij de vraag wie vertolken moet, denken sommigen aan een 'uitlegger', iemand die een speciale bediening heeft om tongen te vertolken. We zagen reeds dat Paulus een lijst van ambten geeft, waarvoor de Heer er slechts sommigen in de gemeente heeft aangesteld (1 Cor. 12:28). Naast het ambt van bijvoorbeeld leraar en bestuurder noemt hij ook dat van vertolken van tongen. De apostel zegt echter ook: 'Derhalve moet hij, die in een tong spreekt, ook bidden dat hij het uit moge leggen' (1 Cor. 14:13).

Blijkbaar kan degene die in een tong bidt, de verantwoordelijkheid voor de vertolking niet op de 'uitlegger' afschuiven. Hij moet zelf bidden om de uitlegging van zijn tongengebed. Waarschijnlijk moeten wij het zoeken in een combinatie van deze twee. Wie in het publiek in tongen bidt, moet dit doen vanuit het geloof, dat de Heer hem op zijn verzoek ook de vertolking van zijn tongentaal zal geven. Maar hij behoeft er zich niet over te verwonderen, wanneer een ander lid van het lichaam van Christus wordt ingeschakeld om de(-zelfde) vertolking te geven. Er mogen ook geen twee vertolkingen zijn, want er staat: 'En laat één de uitleg geven' (1 Cor. 14:27).

'Belemmert het spreken in tongen niet', adviseert de bijbel in 1 Corintiërs 14:39. Waar men verwacht dat op tongentaal altijd profetie volgt, zal men er niet gemakkelijk toe overgaan om spontaan in tongen te aanbidden. Volgt op een tong een gebed, dan zal de gemeente dit niet als een vertaling van de tongentaal onderkennen en men zal vragen waar de uitleg bleef. Zo werkt de verwachting in de gemeente onbewust belemmerend op het spreken in tongen.

Verder moet een gemeentelid persoonlijk naar deze beide gaven streven. Dit kan hij doen door in zijn geestelijke leven naar de basis te zoeken waarop deze gaven werken kunnen. Het is de Heilige Geest die de gaven schenkt, maar het is de gelovige die zich moet toebereiden om de gaven te ontvangen. Dit betekent wat de tongentaal betreft, dat de gelovige zich innerlijk erop moet instellen in een geest van aanbidding te leven. Wanneer deze aanwezig is, zal hij op een gegeven ogenblik in geloofsvertrouwen tot het in het openbaar spreken in tongen en het vertolken ervan moeten komen.

Gebed is een tere zaak. Je kunt het niet zelf maken. Het moet in een gemeente-samenkomst spontaan uit de gelovige opwellen. Tongentaal en vertolking kunnen daarom niet geforceerd worden. Er behoeft niet per se in elke samenkomst van de gemeente in tongen gesproken te worden, wil het goed zijn. Paulus vond het zelfs niet vreemd als in een bepaalde dienst helemaal niet in tongen gesproken werd: 'Is er echter geen uitlegger, dan moet men zwijgen in de gemeente, maar tot zichzelf en tot God spreken' (1 Cor. 14:28).

De zegen van het publieke gebed in tongen ligt in de zalving waarmee het gepaard gaat. Mechanisch bidden in tongen is verstoken van het zegel van de Heilige Geest en bouwt niet op. Maar een ziel die werkelijk overvloeit van aanbidding en dankzegging, zal in het spreken in tongen en het vertolken daarvan, een gezegend middel vinden om een gehele gemeente tot grotere geestelijke hoogten te voeren.

 
vorige pagina terug volgende pagina