Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Tongentaal
Door P. Bronsveld

 
vorige pagina volgende pagina

De zegen!


 

Rust en verademing 


In hoofdstuk I hebben we al iets gezien van de waarde van de glossolalie. In dit hoofdstuk willen we daar op grond van bijbelse gegevens nog dieper op in gaan.

Van Paulus lezen wij dat hij God dankt dat hij meer dan al de Corintiërs in tongen spreekt (1 Cor. 14:18) en dat hij zijn lezers aanmoedigt het eveneens te doen: 'Ik wil dat gij allen in tongen spreekt....' (1 Cor.14:3). Zwakken onze eigen bijbelvertalers deze Paulinische vermaning wat af door er de aanvoegende wijs van te maken: 'Ik wilde wel dat gij allen in tongen spraakt...', de apostel sprak wel dégelijk uit, dat het spreken in tongen voor de gelovige een bevel is. Het is zowel een uitdaging als een opdracht.

Waarom nu dit grote accent op het spreken in tongen? Veelzeggend is, dat de apostel in dit verband een profetie uit het Oude Testament citeert, die op het spreken in tongen betrekking zou hebben. Nu heeft het er veel van weg dat de apostel hier niet een exacte exegese van die oudtestamentische tekst wilde geven, maar dat het hem eerder om een praktische toepassing te doen was. Het ging hem om de gelijkenis die het woord van de profeet met het spreken in tongen heeft. En deze is bijzonder treffend: 'Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken, en toch zullen zij naar Mij niet luisteren, zegt de Here' (1 Cor. 14:21 en Jes. 28:11).

Het moet duidelijk zijn dat de toehoorders niet alleen de inhoud van het gesprokene volkomen ontgaat, maar ook de betekenis van het gebeuren zelf. In het volgende vers geeft de profeet nog eens ten overvloede aan wat de betekenis van dat vreemde spreken in niet te verstane talen wel is, en welke boodschap de Heer door dit gebeuren over wil brengen: 'Dit is de rust, geeft de vermoeide rust, dit is de verademing....' (Jes. 28:12).

Beter zou de zin van het spreken in tongen niet getekend kunnen worden: het is het middel waardoor de Heer zijn volk rust en verademing brengen wil. Zou het daardoor komen dat dr. Kildahl tot de conclusie moet komen dat bij Geestvervulde christenen minder depressies voorkomen dat bij de doorsnee Amerikaan?

 

Jezelf opbouwen 


Veel mensen denken dat tongentaal eigenlijk een van de lagere, zoniet de laagste gave van de Geest is. Immers, de andere gaven zijn tot nut van de hele gemeente, of in elk geval van anderen. Maar de tongentaal bouwt 'alleen' jezelf op. Er staat immers geschreven: 'Wie in een tong spreekt sticht zichzelf, maar wie profeteert, sticht de gemeente' (1 Cor. 14:4). De grote vraag is echter: Wie is in staat de gemeente te bouwen? Het spreekt vanzelf dat je eerst zélf opgebouwd moet zijn, voor je anderen tot zegen kunt zijn. En hoe bereik je dat? Door de tongentaal! Daarom mogen we ook niet concluderen dat de tongentaal een lagere gave zou zijn. Die uitspraak is ook nergens in de bijbel te vinden.

Nee, we zouden zelfs kunnen zeggen dat iedere gelovige het nodig heeft om opgebouwd te worden. Het is ook duidelijk dat dit vooraf zal moeten gaan aan de opbouw van anderen. Dit is een belangrijk punt, want het zou betekenen dat iedere gelovige, die in de Heilige Geest gedoopt wordt, als eerste gave het spreken in tongen ontvangt. Immers, hoe kunnen we anderen opbouwen zonder zelf opgebouwd te zijn? Tongentaal zou dus de basis moeten vormen vóór de manifestatie van de andere gaven. Is het een wonder dat Paulus verzucht: 'Ik wilde wel, dat gij allen in tongen spraakt'?

Tongentaal maakt ons innerlijk sterk, bouwt ons op en vervult ons met kracht en goddelijke dynamiek. Jezus moet ook hieraan gedacht hebben, toen Hij sprak: 'Gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt' (Handelingen 1:8). Het ligt immers voor de hand dat er verband bestaat tussen de kracht die de doop in de Heilige Geest belooft en de 'stichting' die we ontvangen door het spreken in tongen.

Niet alleen voor het bouwen van de gemeente, vooral ook voor het uitvoeren van De Grote Opdracht hebben wij de stichting die de tongentaal ons geeft, broodnodig. De Heer wilde dan ook niet dat zijn discipelen de wereld in zouden gaan zonder de kracht van de Heilige Geest.(Hand. 1:4). Deze tekenen zouden de discipelen volgen: In zijn naam zouden zij boze geesten uitwerpen, zieken genezen en in nieuwe tongen spreken (Marc. 16:17, 18). Boze geesten uitwerpen en zieken genezen zouden tekenen zijn waarmee zij de wereld konden intrekken. Het spreken in tongen echter zou hun de opbouw geven, waarmee ze dit ook daadwerkelijk zouden kunnen. Het spreken in tongen zou echter zélf ook een teken zijn voor de ongelovigen, hoe vreemd dat misschien ook mag klinken.

In 1 Corintiërs 14:22 zegt Paulus: 'Derhalve zijn de tongen een teken niet voor hen, die geloven, maar voor de ongelovigen'. Hij verwijst daarbij naar Jesaja, die zegt: 'Door lieden van een andere taal en door lippen van vreemden zal Ik tot dit volk spreken' (1 Cor. 14:21). Hoevelen verzamelden zich niet , toen zij op de Pinksterdag de discipelen in tongen hoorden spreken. Hoe verlangde Simon de tovenaar er niet naar anderen de Heilige Geest toe te kunnen delen. Voor hem was naar alle waarschijnlijkheid het spreken in tongen het begerenswaardige teken van de doop in de Geest.

 

Geïnspireerd gebed 


We hebben nu gezien dat tongentaal volgt op de doop in de Heilige Geest. We weten ook waarom: het is onontbeerlijk bij de opbouw van onszelf. Maar wat is dan het geheim waardoor we opgebouwd worden wanneer we in tongen spreken? Om dit te ontdekken, moeten we afleren om 'het spreken in tongen' als een op zichzelf staande handeling te zien. Dat is het niet. Het is een communiceren mét! Met wie?

We lezen in 1 Corintiërs 14:2: 'Wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God....; door de Geest spreekt hij geheimenissen'.

We treden door het spreken in tongen dus in contact met God. En zoals men zich in het gesprek met een vriend op die vriend richt, naar hem luistert en niet achteloos een woordenstroom over hem uitstort, zo doen we dat natuurlijk zeker bij God. We richten ons op Hem, stellen ons gevoelig in op zijn leiding, de beweging van zijn Geest en storten ons hart voor Hem uit.

Wat is het goed om ons te realiseren dat tijdens dit contact de Heilige Geest precies vertolkt wat er diep in ons hart leeft. Hij doet dit door de woorden die Hij ons laat uitspreken. De Bijbel zegt dat we van nature niet weten wat we bidden zullen, maar dat de Geest Zelf voor ons pleit met onuitsprekelijke verzuchtingen. Wie in een tong bidt, mag daardoor ook weten dat zijn gebed God welgevallig is. We mogen leren te aanvaarden dat de woorden die we spreken, uiting geven aan zaken die nodig tot de Heer moeten worden gebracht. We zullen daarbij soms ervaren dat we ook in gedachten met bepaalde zaken bezig zijn, en dat we daarin verlichting ervaren na gebed in tongen.

We mogen trouwens ook best beginnen met iets in gedachten te nemen en daarvoor gericht in tongen te bidden. We zullen dan ervaren dat de Heer de leiding neemt van dat gebed, onze gedachten na verloop van tijd weer op iets anders richt en daarbij soms ook weer andere klanken geeft uit te spreken.

Het komt er op neer dat we bewuster met de tongentaal moeten leren omgaan. Het functioneert nog te vaak als een automatisme, een op zichzelf staande handeling die een geïsoleerd plekje inneemt in ons geloofsleven. Ook al is het spreken in tongen een spreken van 'geheimenissen tot God', wil dat nog niet zeggen dat de Heer ons geen inzicht wil geven in die geheimenissen. We gaan er vaak vanuit dat degene die in een tong spreekt niet weet of hoeft te weten waar hij precies voor bidt. Maar het kan een geweldige stimulans zijn om het wél (ongeveer) te weten. Om er ook met ons bewuste gedachtenleven bij betrokken te zijn. En waarschijnlijk moeten we de opmerking van Paulus - dat de gelovige zichzelf door het spreken in tongen 'sticht' - ook juist in dit licht zien. Want gesticht worden betekent: goddelijke gedachten ontvangen. Gedachten die ons uitdagen, troosten, opbeuren en vermanen.

We lezen in dit verband nog een uitspraak van Paulus: 'Ik zal bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand' (1 Cor. 14:15). Meestal gaan we er van uit dat de apostel hier twee alternatieven noemt, die eigenlijk los van elkaar staan. Veel meer voor de hand liggend is dat Paulus niet uitging van 'of...of', maar van 'en...en'. Terwijl hij in tongen bad, bad hij gelijktijdig ook - voor zover mogelijk - met zijn verstand. Het spreken in tongen mag geen aanleiding zijn om het bewuste gebedsleven onontgonnen te laten. Het wil er juist een flinke impuls aan geven en ons helpen om ook bewust de dingen van boven te bedenken.

Als we met onze gedachten niet voldoende bij het spreken in tongen zijn, missen we de inspiratie die de Geest tijdens het bidden geven wil. Zodra we leren geconcentreerd in tongen te bidden en onze gedachten daarbij intensief op de Heer te richten, ervaren we Gods aanwijzingen in het gebed. Immers, de gebeden in tongen geven uiting aan Gods wil. Als we ons nu bewust worden van de gebeden die de Geest in ons legt, dan ontvangen we daardoor inzicht in de wil van God.

Het zal dan ook duidelijk zijn waarom tongen plus vertolking gelijk staat aan profetie. Want als een gebed direct door de Geest wordt geïnspireerd is het in feite een profetische boodschap. Als bijvoorbeeld een gelovige door de Geest wordt aangemoedigd om concreet voor een bepaalde genezing te bidden, dan is dit gebed op zichzelf al een openbaring van Gods wil. Dus profetie.

Zo is ons bidden in tongen ook profetisch. Als we ons dan bij dit bidden heel bewust instellen op het spreken van de Heer, zullen wij de vertolking ook aan de gemeente kunnen doorgeven. Daarbij is deze vertolking geen letterlijke vertaling van het gesprokene, maar een weergave van de inhoud, zoals de Heer die aan de gelovige openbaart.

De komst van de Geest voegt dus duidelijk een nieuwe dimensie toe aan het gebedsleven van de gelovige. 'Te dien dage zult gij mij niets vragen....', had Jezus gezegd tot hen die op de Pinksterdag de Geest zouden ontvangen. 'Tot nog toe hebt gij niet om iets gebeden in mijn naam..... Te dien dage zult gij in mijn naam bidden.....' (Joh. 16:24-26). De komst van de Geest zou het mogelijk maken op geheel nieuwe wijze te bidden: te bidden 'in Zijn naam'. Niet slechts vanuit een nieuwe formule of nieuw verkregen rechtspositie, maar vanuit nieuwe kracht door de Geest verleend. Vandaar dat ook Paulus schrijft: 'Wij weten niet wat wij bidden zullen naar behoren, maar de Geest Zelf pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij, die de harten doorzoekt, weet de bedoeling des Geestes, dat Hij namelijk naar de wil van God voor heiligen pleit' (Rom. 8:26).

Hiermee is het doel van de komst van de Geest gekarakteriseerd: Hij komt vóór alles om in en door ons te bidden. Dit nu is precies wat zich bij het spreken in tongen voordoet: 'Wie in een tong spreekt, spreekt niet tot mensen, maar tot God, want niemand verstaat het; door de Geest spreekt hij geheimenissen' (1 Cor. 14:2).

Vragen rondom Geestesdoop en tongentaal worden hiermee tot twee kernpunten teruggebracht: Als de Geest komt, om in en door ons heen te bidden, zullen we dan nog een éxtra bekwaamheid (door diezelfde Geest gewerkt) moeten ontvangen, opdat dit gebed ook in vreemde talen verricht zal kunnen worden? En: Komt de Geest om ons gebedsleven nieuwe vitaliteit te geven, zal Hij dan sommigen een bijzondere vorm van gebed, zoals het spreken in tongen, weigeren? Het antwoord op beide vragen zal duidelijk ontkennend moeten zijn. Neemt de Geest bezit van ons, dan doet Hij dit, opdat Hij Zich door ons in gebed zal kunnen uiten en er is geen enkele reden waarom Hij dit niet in door Hem geïnspireerde talen zou willen doen.

In dit licht wordt veel van de ervaring van de eerste christenen duidelijk. Waar Lucas beschrijft hoe állen bij de komst van de Geest in tongen spraken, vermeldt hij dit niet alsof het hier om een uitzondering zou handelen. Allen spraken in tongen, omdat de Geest Zich door allen op dezelfde wijze wenst te uiten: in gebed!

 

Lofprijs en aanbidding 


De toehoorders op de Pinksterdag constateren dat ze de discipelen in tongen 'van de grote daden Gods horen spreken' (Handelingen 2:11). En bij Cornelius komt het spreken in tongen als 'God groot maken' over (Handelingen 10:46). In beide gevallen herkent men in tongentaal lofprijzing en aanbidding. Dat is trouwens niet verwonderlijk. Het ligt voor de hand dat men bij het ontvangen van zulk een ingrijpende ervaring als de doop in de Heilige Geest er een intense behoefte aan heeft de Heer daarvoor te verheerlijken. Is dat dan ook niet de reden waarom God de beperkingen van onze menselijke woorden doorbreekt door ons een geheel

nieuwe taal te geven, waarin we Hem aanbidden kunnen?

Als een bijzondere vorm van lofprijzing noemt de bijbel dan nog het zingen in tongen. In Efeziërs 5:19 spreekt Paulus over het zingen van geestelijke liederen. En in 1 Corinthiërs 14:15 zegt dezelfde apostel: 'Ik zal lofzingen met mijn geest, maar ook lofzingen met mijn verstand'. Is lofzingen in de bekende taal reeds een weg tot grote zegeningen (zegt de Psalmdichter niet: 'Wie lof offert, eert Mij, en baant de weg, dat Ik hem Gods heil doe zien'?), wanneer wij de Heer loven in een taal die Hij ons Zelf in de mond heeft gelegd, en die rechtstreeks gericht is tot de Heer, zullen we zeker Gods nabijheid en Gods heil ondervinden. Dan zal ook de Heer Zelf door ons gezegend worden.

 
vorige pagina terug volgende pagina