Stichting Uitgeverij Rhemaprint

Tongentaal
Door P. Bronsveld

 
vorige pagina volgende pagina

Het 'hoe' van het spreken in tongen


 

De vraag dringt zich aan ons op: hoe functioneert nu dat spreken in tongen in de praktijk van ons (geestelijk) leven? Als eerste punt willen wij opmerken, dat ieder die in de Heilige Geest gedoopt wordt, niet automatisch in tongen spreekt. Tussen het een en het ander bevindt zich namelijk een schakel die een beslissende faktor vormt: de gelovige zélf. Ook al hebben wij de doop in de Geest ontvangen, dan nog zal het de vraag zijn wat wíj met deze gave doen: zijn wíj bereid door de Geest 'geheimenissen met God' te spreken en tot het spreken in tongen over te gaan? We zijn daar namelijk heel aktief bij betrokken. En daar is een duidelijke reden voor te noemen: Gods Geest is niet geïnteresseerd in willoze marionetten, maar in médewerkers. Een van de meest kenmerkende kwaliteiten die de Geest in ons werken wil, is immers zelfbeheersing, en als Hij bezit van ons neemt, zal dit ertoe leiden dat we niet minder, maar juist meer heerschappij over onszelf verkrijgen.

De menselijke persoonlijkheid hoeft zich niet - zoals wel verondersteld wordt - terug te trekken. De wil, het verstand en het gevoel doen mee en hoeven niet aan de Geest overgeleverd te worden, zodat men tot het spreken in tongen gedreven wordt zonder daar zelf een actief aandeel in te hebben. Zo zegt Paulus: 'In de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken om ook anderen te onderwijzen dan duizenden woorden in een tong' (1 Cor. 14:19). De apostel beslist dus wanneer en in welke mate hij in tongen zal spreken. Hij zegt dan ook: 'Ik zal' - in de zin van 'ik besluit', 'ik wil' - 'bidden met mijn geest (in tongen), maar ook met mijn verstand' (vers 15). Het aandeel van de Geest bestaat in het schenken van de juiste woorden die bij het spreken in tongen worden geuit. Daarom staat er: 'Zij (de discipelen) begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken' (Hand 2:4). Het besluit om in tongen te spreken - uiteraard door de aanwezigheid van de Geest - werd door de discipelen genomen. De wóórden werden daarop door de Géést geschonken.

Het is nu juist op dit vlak dat rondom het spreken in tongen de grootste misverstanden bestaan. Men veronderstelt dat de menselijke persoonlijkheid zich terug moet trekken om tot de manifestatie van dit talenwonder te komen. De wil, het verstand en het gevoelsleven zouden zo volkomen aan de Geest moeten worden overgeleverd, dat men als het ware tot het spreken in tongen gedreven wordt zonder dat men daar in feite enig regulerend aandeel in heeft. Niets echter is minder waar. Niets minder bijbels!!

Allereerst de gedachte dat het spreken in tongen alleen mogelijk zou zijn door een bovenmenselijke drang van de Geest die ons aan onze eigen wilsbeslissing onttrekken zou. Paulus zegt in dit verband: 'In de gemeente wil ik liever vijf woorden met mijn verstand spreken om ook anderen te onderwijzen dan duizenden woorden in een tong' (1 Cor. 14:19). Hier is het de apostel zelf die beslist wanneer en in welke mate hij in tongen spreken zal. Hij zegt dan ook: 'Ik zal' - in de zin van 'ik besluit', 'ik wil' - bidden met mijn geest (in tongen), maar ook met mijn verstand (vers 15).

Spreken wij in tongen, dan is dit omdat wíj ruimte voor de Geest geven, niet omdat wij door Hem overweldigd worden. De Geest laat de beslissing of we met zijn medewerking al of niet in tongen spreken, aan óns. Hij respecteert immers onze wil en zal ons nimmer tot robotten of levenloze luidsprekers maken. Zijn aandeel beperkt zich tot het schenken van de juiste wóórden die bij het spreken in tongen worden geuit. Vandaar dat het ook heet: 'Zij (de discipelen) begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken' (Hand. 2:4). Het besluit om in tongen te spreken - uiteraard door de aanwezigheid van de Geest - werd door de discipelen genomen, de wóórden werden daarop echter door de Géést geschonken.

Een ander misverstand rondom het spreken in tongen is de gedachte dat het 'verstand' dit alles in de weg zou staan. Bij het spreken in tongen zou men in een soort schemertoestand moeten komen, waarbij men niet meer helder denken kan, overweldigd als men is door deze geestelijke ervaring. Men gaat er daarbij vanuit dat het 'verstand' het spreken in tongen 'in de weg zou staan'. Er is evenwel geen enkele aanleiding voor deze gedachte - of het moet zijn dat men het verstand niet in de zin van het 'intellect' maar in de zin van 'menselijke betweterij' wil verstaan. Als iemand in z'n quasi intellectuele zelfoverschatting deze door de Geest gewerkte talen zinloos meent te vinden, doet hij er inderdaad goed aan dit (on)verstand opzij te zetten. Het verstand echter in de zin van ons 'bewuste denken' behoeft geen enkele rem op het spreken in tongen te betekenen: waar Paulus toch zinvolle en verstandelijk volkomen acceptabele aanwijzingen voor het spreken in tongen geeft, kán het toch niet anders of dit alles behoort onder de bewuste controle van onze wil, maar ook van ons verstand te staan.

Mogelijk is dit misverstand gebaseerd op de uitspraak van de apostel dat het verstand bij het spreken in tongen 'onvruchtbaar' blijft. Uit het verband blijkt echter duidelijk dat de apostel het hier in zeer beperkte zin over de functie van het verstand heeft. Dit wordt niet 'uitgeschakeld' zoals men wel wil, maar het heeft eenvoudig geen aandeel in het produceren en het kiezen van de juiste wóórden.

Wie in een tong spreekt, behoeft niet zélf de woorden te verzinnen waarmee hij uiting geeft aan zijn innerlijke gevoelens. Hij opent eenvoudig zijn mond en spreekt, zonder te overleggen wàt hij precies zeggen zal, woorden en klanken 'zoals de Géést het hem geeft uit te spreken'.

Dit alles heeft echter in geen enkel opzicht met een soort bewustzijnsvernauwing te doen: ook al kiest hij niet zélf de juiste woorden, voor het verdere is de gelovige zich heel goed bewust van wat hij aan het doen is en heeft hij volkomen controle over zijn eigen gedachtenleven.

Dan is daar nog de veronderstelling dat voor het spreken in tongen een bepaalde gemoedstoestand vereist zou zijn. Nu wil het geval dat ons gevoelsleven voor God niet maatgevend is. Wat voor de Heer telt, is onze ínstelling, niet wat we daarbij ervaren. Gevoelens zijn namelijk het produkt van bepaalde eerste oorzaken. Zijn we bedroefd of blij, dan heeft dat altijd een bepaalde oorzaak. Gevoelens zijn bovendien sterk persoonlijk gekleurd. De gevoelsreaktie van de één zal volkomen verschillen van die van de ander. Het is duidelijk dat God dan ook nimmer zijn werk in ons zal doen op grond van bepaalde gevoelens. Hij vraagt daarom ook geen gevoel, maar: geloof. Hij verlangt die hartegesteldheid waarbij wij besluiten ons in zijn armen te werpen en het volkomen met Hem te wagen. Wat wij daarbij in ons gevoelsleven ervaren, is verder volkomen secundair.

Wie in tongen wil spreken, zal dit moeten doen vanuit het gelóóf dat de Geest in zijn leven is binnengekomen, en niet omdat hij dit op zo'n bijzondere wijze voelt. Spreken wij eenmaal in tongen, dan zal dit uiteraard ook niet aan ons gevoelsleven voorbijgaan. Deze gevoelens zijn echter niet de basis, maar hoogstens het gevolg van het spreken in tongen.

Wie dus in geloof aanvaard heeft dat God hem zijn Geest schonk, zal zonder meer tot deze wondermooie vorm van gebed en aanbidding over mogen gaan. De Geest wíl immers wel. Hij kwam om Zich door ons in gebed te uiten en ons daarin bij te staan. De vraag is of wíj willen. Of wíj bereid zijn onze mond open te doen en de woorden te spreken die Hij ons geeft. Wij behoeven ons daarbij niet op te werken tot een geestesgesteldheid waarbij ons nuchtere denken door allerlei emoties overweldigd wordt. God vraagt slechts eenvoudige, kinderlijke geloofsovergave. Wanneer we ons aan de Heer uitleveren, onze mond openen in de bereidheid klanken uit te spreken die volkomen nieuw voor ons zijn, zal de Geest ons die zeker geven. Zo zullen we dan in nieuwe tongen God groot mogen maken en Hem de aanbidding brengen die Hem toekomt!

Het spreken in tongen mag veelvuldig gebeuren. Paulus sprak meer dan alle leden van de gemeente in Corinte samen, in tongen. En daar dankte hij God voor. Voor ons valt daar dus nog heel wat van te leren. Maar waarom is een overvloed aan tongentaal nu zo nodig? Hebben we dan zoveel woorden nodig om de Heer duidelijk te maken wat er in ons leeft?

Het antwoord is waarschijnlijk, dat niet de Héér door dat vele bidden van gedachten veranderen zal, maar wíj. We hebben gewoon tijd nodig om in die geesteshouding te komen, waarbij de Heer in ons kan werken.

Paulus gaf de Corintiërs in verband met het spreken in tongen deze raad: 'Broeders, wordt in het verstand volwassen' (1 Cor. 14:20). Uiteraard bedoelde hij daarmee niet dat het spreken in tongen kinderachtig zou zijn. Dan zou hij zijn eigen veelvuldig spreken niet naar voren gebracht hebben. Maar hij wilde dat ze zouden leren om op de juiste wijze met deze gave om te gaan. Dat ze tot een gezond, rationeel en daarom constructief gebruik ervan zouden komen.

Diezelfde raad geeft de Heer door het woord van zijn apostel ook aan ons. Hij verwacht dat wij deze gave niet zullen verachten, maar dat we er verstandig mee leren omgaan. Dan pas kan de zegen die er in verborgen ligt goed tot zijn recht komen. Laten we gaan ontdekken wat dit goddelijke geschenk van het spreken in geheimenissen kan doen.

Het is daarbij belangrijk dat wij het spreken in tongen niet als 'de laagste gave' zien. Eerder als de hoogste.En dit niet vanuit gemeentelijk, maar vanuit goddelijk perspectief gezien. Wanneer Paulus in 1 Corintiërs 14 enkele uitspraken doet waarbij hij het spreken in tongen op een minder belangrijke plaats schijnt te zetten, dan is dit altijd in verband met de andere leden van de gemeente van Jezus Christus. Dienen namelijk alle andere gaven om onze medegelovigen te sterken, met het spreken in tongen dient men God en bovendien zichzelf. Hem wordt immers in het bidden in tongen alle lof, eer en aanbidding gebracht. Het spreken in tongen is het brengen van nieuwtestamentische lofoffers. Het is de vrucht onzer lippen, die zijn Naam belijden (Hebr. 13:15). Ligt het niet voor de hand dat God de gave de Hém verheerlijkt vóór alle andere gaven schenken zal?

We zagen reeds dat het spreken in tongen bij uitnemendheid een middel is voor de opbouw van ons eigen geestelijk leven en dat het een prachtig middel is om op een heerlijke wijze met God te communiceren. Wanneer we dit nu koppelen aan de geweldige mogelijkheid die men er door heeft tot het brengen van lof en aanbidding, dan kunnen we wel stellen dat - van God uit gezien - het spreken in tongen de hoogste gave is!

 
vorige pagina terug volgende pagina