Stichting Uitgeverij Rhemaprint

De Pinksterboodschap van Joël
Door J.E. van den Brink

 
vorige pagina volgende pagina

Inleiding


 

Wanneer we enkele gedachten aangaande de profetieën van Joël doorgeven, is ons diepste verlangen om door de Geest die deze profeet inspireerde, zo geleid te worden, dat we kunnen doordringen tot de geestelijke en wezenlijke betekenis van zijn godsspraken. We stellen ons dan naast de apostel op, die bij de aankondiging van het ontzagwekkende pinkstergebeuren, zich beroept op deze profeet. Petrus ondersteunt later deze manier van schriftverklaring met de opmerking, dat de oudtestamentische profeten over de voor ons bestemde genade profeteerden. Toen zij hun eigen uitspraken overdachten, kwamen zij tot de ontdekking dat zij niet zichzelf of hun tijdgenoten hadden gediend, maar dat zij door de Geest gedreven, bezig waren geweest met het heil, dat aan ons is verkondigd (1 Petrus 1:10-12). We mogen ons dus de woorden van Joël toeëigenen en voor ons geldt dan zoveel eeuwen na hem: 'voorzeker, de Here Here doet geen ding, of Hij openbaart zijn raad aan zijn knechten, de profeten'(Amos 3:7).

Ook in het oude verbond was de geest der profetie, dus de Heilige Geest, het getuigenis van Jezus (Openb. 19: 10). Het is dan wel duidelijk dat zij, die gedoopt zijn in de Heilige Geest, op wie deze is uitgestort, meer licht hebben op de profetische uitspraken dan de profeten zelf. Wanneer de Heer in onze tijd de Joëlprofetieën in vervulling doet gaan, zullen wij door de geest der profetie vooraf hiervan op de hoogte zijn. Zo wist de oude Simeon dat de messiaanse profetieën in zijn dagen zich begonnen te vervullen.

Evenals de Openbaring was ook het boek Joël voor de christenheid eeuwenlang gesloten. De discussies over zijn profetieën en de commentaren erop, kunnen nergens de ziel verheffen tot het niveau van de hemelse gewesten. Men houdt zich dan bezig met de natuurlijke voorstellingen, waardoor de geestelijke christen niet wordt opgebouwd en die hem niet kunnen voeren naar de voorgestelde volkomenheid.

Niemand weet wanneer deze profeet heeft geleefd. Sommige uitleggers plaatsen hem ongeveer in 800 v. C., in de tijd van Hosea en Amos, omdat zijn boek tussen deze twee profeten gevoegd is. Anderen menen dat hij de laatste profeet is van de oude bedeling en stellen hem na de Babylonische ballingschap. Niemand heeft ook van de sprinkhanenplaag gehoord, die door Joël wordt beschreven, terwijl deze toch als een onvergelijkelijke catastrofe wordt geschilderd.

Wel weten we wat de naam Joël betekent, namelijk de Here is God. Die naam is de grondslag van het geloof en schenkt de zekerheid dat wat geprofeteerd is, ook zal gebeuren. Wanneer op de Karmel het volk door de profeet Elia geconfronteerd wordt met de majesteit van de Allerhoogste, wanneer het vuur des Heren het offer verteert, roept het verbijsterde volk uit: 'De Here is God, de Here is God!' Zo spreekt de Here Here nog duizenden jaren later van een ons onbekende profeet Joël: 'De leeuw heeft gebruld, wie zou niet vrezen? De Here Here heeft gesproken, wie zou niet profeteren?' (Amos 3:8). Het gebrul van de leeuw is een signaal van naderend gevaar. De Joëlsprofetie voorspelt dat er in de laatste dagen tekenen zullen zijn op de aarde: bloed, vuur en rookwalm. Maar ook zal Gods Geest uitgestort worden op al wat leeft. Wel een reden voor de demonen om grote vrees te hebben voor de komende tijden.

 
vorige pagina terug volgende pagina